In deel één van dit drieluik over burn-outs vertelde ik hoe ik erin slaagde om op mijn vierentwintigste opgebrand te raken. Een burn-out geldt als mentale aandoening met mentale oorzaken, maar ik vroeg me af of mijn lichaam niet óók een rol gespeeld had bij mijn instorting. Dat had ik immers jarenlang genegeerd. Ik besloot er beter op te

Foto: Juuke Schoorl (voor De Correspondent)

Helaas bleek mijn aanpak geen deel van de oplossing, maar van het probleem. Daarover gaat dit tweede deel, waarin ik vertel hoe hypergezond eten en yoga onbedoeld een stoplap werden om, heel mindful, nét iets langer door te werken. Oftewel: hoe onze obsessie met welzijn een geraffineerde versie kan opleveren van de aloude scheiding tussen lichaam en geest.

Voor de goede orde: ik beweer noch geloof dat mijn stress puur fysieke oorzaken of remedies had. In dit drieluik focus ik eenzijdig op lichamelijke aspecten omdat ik ze aanvankelijk zelf over het hoofd zag, maar ervan overtuigd raakte dat ze toch van belang zijn.

Ook de persoonlijke insteek van het drieluik is weloverwogen. Iedereen schrijft altijd vanuit een bepaalde achtergrond; interesse in een onderwerp komt zelden uit de lucht vallen. Door mijn eigen ervaring te gebruiken, maak ik dat perspectief expliciet.

Bovendien schrijf ik in dit drieluik over het belichaamde karakter van de geest - het feit dat perceptie, emotie, handelen en denken nooit los van een lichaam plaatsvinden. Het leek me zinnig om mijn denken hierover dan ook zichtbaar te verbinden met de ervaringen van mijn lichaam. Die ervaringen zullen niet een op een door ieder ander mens - met een andere achtergrond en een ander lichaam - gedeeld worden.

De obsessie begint

Maar die obsessie met welzijn dus. En de aloude scheiding tussen lichaam en geest.

Toen ik eenmaal had begrepen dat ik ook fysiek wat beter voor mezelf moest zorgen, ging ik aan de slag met het fanatisme van een bekeerling. Ik las van alles over gezonde voeding, beweging en ontspanningstechnieken, informeerde me bij zorgverleners en paste de opgedane kennis trouwhartig toe.

Mijn dag hing al snel aan elkaar van de gezonde rituelen:

  • Hij begon met een minuut koud afdouchen.
  • Alles wat ik at, was vers of volkoren.
  • Ik ging elke dag een stukje wandelen.
  • Koffie en thee zwoer ik af en ik had, omdat slaaphygiëne zo belangrijk is, vaste tijdstippen voor het dimmen van de lichten, het kopje warme melk en het slapengaan.
  • Na tienen bekeek ik geen lichtgevende schermen meer.
  • Ik lette erop hoeveel ik sliep en of mijn hartslag niet te hoog lag.
  • Ik liet me masseren.

Ik herstelde en na verloop van tijd kon ik weer werken. Maar op een bepaald moment kwam er een knak in de stijgende lijn.

Ik bleef last hebben van de dingen die me tijdens de burn-out overvielen: dan lag ik wakker met een roffelend hart of een piep in mijn oren. Ik beleefde met enige regelmaat miniatuurversies van mijn instorting, en moest dan opnieuw een paar dagen of zelfs weken stoppen met werken.

Foto: Juuke Schoorl (voor De Correspondent)

Herstellen van een burn-out kan jaren duren en gaat, vertelde mijn hulpverlener me destijds, zelden zonder horten en stoten. Het gaat nu eens een paar dagen voor de wind, dan keren de symptomen hevig terug. Dat betekent niet dat je je herstel niet in de hand hebt: je aanpak is belangrijk. In mijn geval zat ik er behoorlijk naast.

Een vriend zei schertsend dat het gezonder zou zijn als ik wat meer wijn en spareribs zou consumeren en af en toe een nachtje door zou halen, maar het duurde een tijd voor ik begreep waarom hij gelijk had. Al bestond mijn nieuwe routine uit dingen die stuk voor stuk heel goed voor je zijn, ze was tegelijkertijd een signaal dat ik mijn lichaam niet vertrouwde. Ik geloofde dat het alleen goed zou blijven functioneren als ik het tot in de kleinste details monitorde, verzorgde, begeleidde. Mijn aandacht voor mijn lichaam werd een bron van stress op zich: wanneer ik nerveus ging liggen luisteren of mijn hart niet te snel sloeg, begon het juist te roffelen.

Ik kon wandelen, avocado’s eten en lavendelolie snuffelen tot ik een ons woog, echt goed voelde ik me niet.

En: er zijn meer mensen met die obsessie

Nu ik dit zo opschrijf, lijkt het nogal voor de hand te liggen: ik overdreef. Dat ik dat zelf aanvankelijk niet zo ervoer, heeft er wellicht mee te maken dat zeer nauwgezet letten op voeding en fysieke gezondheid leeft. Die ontwikkeling staat los van burn-out, maar omdat ik mij in mijn poging te herstellen van mijn klachten als vanzelfsprekend bij haar aansloot, wil ik haar hier toch onder de aandacht brengen.

In mijn neiging om zó gezond te leven dat het niet gezond meer is, sta ik namelijk niet alleen.

De Volkskrant 2015 uit tot het jaar waarin de voedselstress zijn hoogtepunt bereikte. We maken ons volgens die krant zorgen over zuivel, gluten en bewerkt voedsel, suiker is het nieuwe roken en er lijkt haast geen voedingsmiddel meer te zijn dat niet in verband is gebracht met kanker. Ik heb vrienden die alleen nog in kokosvet willen bakken of het liefst enkel rauw voedsel eten. Dat is allang niet extreem meer: ook de Allerhande kookt met quinoa.

Die zorg over gezondheid heeft onbedoelde gevolgen. Soms mondt de gezondheidsrage zelfs uit in een eetstoornis die is: een obsessie met gezonde voeding en sport.

Gerelateerd aan de rage voor gezond voedsel is Quantified Self: de trend om jezelf doorlopend te monitoren door middel van je smartphone of een zogeheten wearable, de slimme nakomeling van de stappenteller. Dit heet self-tracking en de meeste van deze metingen gaan over gezondheid. Het bijhouden van je slaappatroon, calorie-inname, lichaamsbeweging, hartslag, bloeddruk en zelfs hersengolven is kortom allang niet meer enkel iets voor

Het doel van al die data is om de gemeten aspecten te kunnen bijsturen. ‘Er zijn weinig of geen voorbeelden van lifeloggingapps die niet gericht zijn op zelfverbetering en rationaliseren,’ de cultuurtheoreticus Jill Walker Rettberg hierover. De bedoeling is dat ze je helpen om patronen te ontdekken: misschien blijk je beter te slapen nadat je hebt gesport. Dan kun je je gedrag daarop aanpassen.

De voorspelling is dat dit soort zelfmeting een belangrijke rol gaat spelen in gezondheidszorg; in Nederland biedt in elk geval al kortingen aan bij het gebruik van gezondheidsapps zoals RunKeeper of het uploaden van

Kortom: hypernauwkeurig letten op je lichaam lijkt steeds meer een norm en zelfs een verplichting te worden. In deze context viel het me aanvankelijk niet op dat ik er zelf wellicht in overdreef.

Foto: Juuke Schoorl (voor De Correspondent)


Maar wat zit hier nu eigenlijk achter?

Niet alleen in ons dagelijks leven, ook in onze filosofie krijgt het lichaam steeds meer nadruk. Cognitie is eeuwenlang beschouwd als iets geestelijks, de afgelopen decennia werd het ook iets lichamelijks. Het idee van ‘belichaamde cognitie’ deed opgang.

Kort gezegd komt dat erop neer dat denken altijd aan een lichaam gebonden is. Het bevindt zich er niet alleen in, de eigenschappen van dat lichaam zijn ook voor het

Dit idee heeft maar ook de moderne wetenschap levert steeds meer voorbeelden van de vervlechting tussen lichaam en geest. Voor de zekerheid: hoewel ik sinds mijn burn-out geneigd ben om deze zienswijze te delen, wil ik geen oordeel vellen over de details van haar onderbouwing. Het gaat me meer om de invloed die dit idee heeft op ons gedrag.

Zo is er Dick Swaabs bestseller over de dwingende rol van de fysieke eigenschappen van het brein (Wij zijn ons brein), tussen al die andere populairwetenschappelijke boeken die de afgelopen jaren hameren op de stevige greep die ons lichaam heeft op onze geest. Met varianten voor allerlei lichaamsdelen; denk aan titels als De darm denkt mee of Het brein in je buik.

Als we aannemen dat het denken belichaamd is, kunnen we proberen te bepalen hoe ons lichaam óns bepaalt

Gerelateerd hieraan is het idee dat we door bewuste ingrepen ons lichaam kunnen helpen vormen - niet alleen onze biceps, maar ook ons brein. Wetenschappers schrijven dat ons brein plastisch is en zich blijft ontwikkelen, afhankelijk van hoe we het gebruiken. Meestal gaat dat onbewust, maar steeds vaker lees ik aansporingen om dit proces bewust te sturen. Wil je een dikkere cortex of een welgevormde insula?

Het idee dat ons brein plastisch is, biedt een uitweg uit deterministisch denken. Want als we aannemen dat het denken belichaamd is en het lichaam kneedbaar, dan kunnen we - met superfoods, self-tracking, en gerichte oefeningen - proberen te bepalen hoe het lichaam óns bepaalt.

Hoe we ons lichaam disciplineren

Wie ‘kneedbaar lichaam’ zegt, zegt Michel Foucault.

In zijn bekendste boek, beschrijft deze Franse filosoof het ontstaan van de ‘disciplinemaatschappij.’ Sinds de negentiende eeuw gebruikt de overheid niet langer lijfstraffen, maar een subtielere manier om haar burgers eronder te houden: toezicht en discipline. Ze traint haar burgers om bepaald gedrag wel of niet te vertonen.

Daarbij kun je denken aan het feit dat vrouwen leren om niet wijdbeens te zitten, aan de drills van soldaten, maar ook aan het afnemen van examens of het becijferen van de schoolprestaties van (steeds jongere) kinderen.

Zulke discipline dringt volgens Foucault steeds verder door in alle domeinen van het leven. Tijd en activiteit worden opgedeeld in steeds kleinere eenheden, opdat elke eenheid kan worden gecontroleerd en nuttig kan worden

Foto: Juuke Schoorl (voor De Correspondent)

Bovendien is het een cruciaal element van de disciplinemaatschappij dat de controle weliswaar door machthebbers (Foucault noemt instituties zoals een fabriek, school, leger of ziekenhuis) gewenst wordt, maar dat mensen die discipline op zichzelf toepassen zodra ze weten dat ze bekeken en becijferd worden. Zonder dat hij of zij zich daarvan bewust is, houdt het gedisciplineerde individu zichzelf onder controle. Daarbij vervaagt de grens tussen wat we willen omdat het de norm is, en wat we ‘zelf’ ‘echt’ willen.

De ontwikkeling van Quantified Self die ik hierboven beschreef, past goed in dit Hoe kleiner de details die we meten, hoe groter de controle; hoe groter de controle, hoe groter het rendement. We gaan niet zomaar een uurtje wandelen, we tellen stappen - zodat ook het tochtje naar de koffiemachine zichtbaar ‘nuttig’ is.

Het lichaam wordt dus nuttiger naarmate het gehoorzamer wordt, en

Oké. Maar wat is precies het probleem? We willen toch allemaal graag nuttig en productief zijn?

Wat heeft dat met de burn-out te maken?

Ik haal Foucault aan om te laten zien dat wat begint als een poging om beter voor je lichaam te zorgen, al snel een poging wordt om dat lichaam gehoorzamer te maken. Die gehoorzaamheid gaat volgens Foucault ten koste van iets: ze maakt het lichaam zowel krachtiger als zwakker, doordat ze de energie die het lichaam eigen is, kanaliseert en

Gaandeweg ging ik me afvragen of ik - met al mijn aandacht en oefeningen en al mijn nieuwe weetjes over gezonde eet- en leefpatronen - er niet vooral handiger in werd mijn lichaam nog geraffineerder in dienst te stellen van mijn hoofd (of nauwkeuriger: mijn

Ik was René Descartes in een yogalegging, lekker mindful aan het overwerken

Bijvoorbeeld: ik ontdekte dat ik, als ik me heel moe voelde, opknapte van bepaalde yogaposes. Dan ging ik even tien minuten op de grond liggen in zogenoemde savasana en kon ik weer even

En dat ik me inschreef voor een cursus zenmeditatie was toch vooral omdat de lerares me tijdens de introductieavond verzekerde dat zij dankzij meditatie toekon met slechts vijf uur slaap. Cursisten werden bovendien gelukkiger, sliepen beter en hun concentratie nam toe. Dat toonde de lerares aan met grafieken en ze gaf ons, toen de cursus eenmaal begon, schriftjes waarin we week voor week onze eigen voortgang op die gebieden konden becijferen.

Kortom: sport, vitamines en meditatie kregen dezelfde rol die chocola en koffie doorgaans spelen, maar dan zogenaamd heel gezond. Ik was in een yogalegging, lekker mindful aan het overwerken.

Dus?

Burn-outwetenschappers stellen vast dat met name werknemers in rijke, geliberaliseerde landen last hebben van burn-out. Ze verklaren dit met een langdurige disbalans tussen vraag en aanbod op individueel niveau en gebruiken termen als ‘self-economisation.’

Als de energie die je op kunt brengen systematisch tekortschiet om te doen wat er van je gevraagd wordt, gaat het mis.

Foto: Juuke Schoorl (voor De Correspondent)

Het gevaar is dat we de fysieke welzijnsrage - yoga, superfoods, RunKeeper enzovoorts - inzetten om het aanbod te verhogen, zonder de vraag omlaag te brengen. Zelf leerde ik nog efficiënter roofbouw plegen op mijn lichaam - om het nog dienstbaarder te maken aan de mentale arbeid die ik wilde verrichten. Op die manier droeg ‘aandacht voor mijn lijf’ niets bij aan een betere balans tussen lichaam en geest, maar hielp ze me vooral om dieper in te teren op mijn fysieke reserves. Ik was onbewust bezig met het intensiveren van mijn éénpersoonseconomie, en niet op een duurzame manier. Zeker voor wie herstelt van burn-out is dat geen wijze aanpak.

De voordelen die aandacht voor ons welzijn over het algemeen heeft, wil ik niet in twijfel trekken. Maar ik wil wel wijzen op het risico van een wederzijdse houdgreep van lichaam en geest. De focus op het lichaam zoals ik die na mijn burn-out toepaste, en zoals ik die bij sommige gezondheidsjunkies en self-trackers om me heen zie, komt niet neer op een harmonischer verband tussen lichaam en geest, maar op een dualisme 2.0: een verkrampte poging om ons lichaam nog vollediger in dienst te stellen van ons hoofd. Die welzijnsrage gaat niet over welzijn, maar over presteren.

In het laatste deel van dit drieluik buig ik me daarom over de vraag: werkt je lichaam, en dus je geest, uiteindelijk beter met een beetje deregulatie? Hoeveel aandacht is genoeg? En welke vorm moet die aandacht hebben?

Meer over dit onderwerp?

Wat er met je hoofd gebeurt als je het lichaam vergeet Steeds meer mensen kampen met een burn-out. Een verklaring daarvoor vond ik in de vervreemding van ons lichaam. Hoe zorgen we er dan voor dat ons lichaam geen hoofdpijndossier meer wordt? Lees mijn vorige verhaal hier terug Een dag uit het leven van een man die alles kwantificeert (maar dan ook echt alles) Met behulp van apps en apparaten kunnen we onszelf verbeteren. Althans, dat is de heilige overtuiging van de Quantified Self-beweging, een groep toegewijde self-trackers die allerlei data over hun lichaamsfuncties en levensstijl verzamelen om tot zelfinzicht te komen. Hebben de self-trackers gelijk? Ik besluit een dagje mee te lopen. Lees het verhaal van Jeroen van Raalte hier terug In onze prestatiemaatschappij is iedereen een marathonloper (maar waar rennen we heen?) Van Oscargenomineerden tot de marathon-manie en de afrekening met de zesjescultuur: onze tijd heeft ambitie en toewijding hoog in het vaandel staan. Dat is aanstekelijk, maar ook doodvermoeiend – we vieren rennen om het rennen, en komen intussen nergens echt terecht. Lees het verhaal van Lynn Berger hier terug