Vorige week vierde de Partij van de Arbeid haar zeventigste verjaardag. Aanleiding voor De Wereld Draait Door om partijleider Diederik Samsom aan tafel te vragen. ‘We gaan het hebben over de partij, over zeventig jaar, over leiderschap,’ introduceerde Matthijs van Nieuwkerk het gesprek.

Het werd een gesprek over peilingen, peilingen en nog eens peilingen. Peilingen die zelfs daalden tijdens het gesprek.

  • Matthijs, na zeven seconden: ‘[...] niet meer dan tien zetels in de peilingen [...].’
  • Matthijs, na negen minuten: ‘[...] u staat nu op negen [...]’
  • Matthijs, na elf minuten: ‘[...] u staat op acht [...].’

Nu kun je wel raden waar deze insteek uit voortkomt: de VARA, met DWDD als vlaggenschip, wordt uit rechterhoek vaak verweten een PvdA-bolwerk te zijn. Dus als je dan de partijleider aan tafel hebt, moet je natuurlijk wel ‘kritisch’ zijn.

En zo geschiedde: werkelijk alles wat Samsom zei, werd teruggekegeld naar de dagkoers van Maurice de Hond. Wat gaat u eraan doen? Maakt u zich er zorgen over? Overweegt u op te stappen?

Zeventig jaar sociaaldemocratie gereduceerd tot de hypothetische uitslag van een verkiezing die over 57 weken plaatsvindt.

Wat gaat u eraan doen? Overweegt u op te stappen? Zeventig jaar sociaaldemocratie gereduceerd tot de uitslag van een verkiezing die over 57 weken plaatsvindt

Het probleem is vooral dat het kritisch lijkt.Het is het soort ‘kritisch’ waar je als journalist niks inhoudelijks voor hoeft te weten om het te zijn. Het is tegen de kok zeggen dat ze haar vak niet verstaat omdat jij haar gerecht Dat kan iedereen - of je nu verstand van koken hebt of niet.

Voor de goede orde: hoe iets smaakt, doet er natuurlijk toe. Een partij die het belabberd doet in de peilingen doet heus iets fout. Maar het zegt niets over wát ze fout doet als je geen idee hebt van de inhoud: de opvattingen, de onderhandelingen, de compromissen, het beleid, de effecten van het beleid, de factoren waar ze geen invloed op heeft, de grotere ontwikkelingen die eraan ten grondslag liggen.

Ziedaar de vicieuze cirkel van de schijnkritische scorebordjournalistiek. Aan de ene kant hou je je publiek ongeïnformeerd over de inhoud, aan de andere kant is de mening van datzelfde ongeïnformeerde publiek dé reden om het alleen maar over de vorm te hebben.

Niet: óf je kritisch kunt zijn. Maar: wat is kritisch eigenlijk?

Vorige week, het kan je moeilijk zijn ontgaan, was de eerste Nederlandse editie van het uit Amerika geïmporteerde Correspondents’ Dinner, waar premier Mark Rutte de parlementaire pers op de hak mocht nemen. Aanleiding voor diezelfde pers om de vraag te bediscussiëren of dat wel kan, zo’n gezellig dinertje voor twee tussen macht en controleur van de macht. Is dat niet te innig? NRC Handelsblad besloot demonstratief een ‘lichte’ afvaardiging te sturen, anderen bleven nadrukkelijk zitten toen de rest van de zaal een staande ovatie gaf. Want je zult maar ‘te aardig’ lijken voor de powers that be.

Deze hele discussie was een perfecte illustratie hoezeer het vooral de schijn van kritisch-zijn is die telt. Alsof je opeens niet kritisch kunt zijn als je een keer hebt gelachen om de grappen van de speechwriter van de premier. Of geloofwaardiger bent als je niet bij het diner bent aangeschoven.

Het probleem is niet zozeer: hoe kritisch kan de pers zijn? Maar eerder: wat verstaan we eigenlijk onder kritisch?

Is kritisch: politicus X (zeg, Hans Spekman) naar politicus Y (zeg, Geert Wilders), dat op de voorpagina zetten, zodat EenVandaag wat politicus Y eigenlijk vindt van de kritiek van politicus X? Want dan kun je gerust nog nooit met elkaar in een zaal hebben gezeten: kritisch wordt het niet.

Of is kritisch: dat je uitzoekt welke consequenties beslissingen van machthebbers hebben, doorgrondt welk licht er tussen hun woorden en daden zit, de vinger legt op het al dan niet politieke gekonkel dat daarachter schuilgaat - en politici dáárnaar vraagt? Want dan kun je elke dag met elkaar uit eten gaan: kritisch blijft het.

Wie o wie weigert door het hoepeltje te springen?

Nu heb ik al wel vaker in columns geklaagd over het vormfetisjisme in de media - en meestal werd die klacht dan gevolgd door een vraag richting mijn collega’s: waarom doen we dit? Maar laat ik mij nu eens tot de politici richten: wáárom blijven jullie hier zo gewillig aan meedoen? Wanneer komt het moment dat een van jullie zegt:

‘Luister, ik snap dat jullie een formatje hebben dat gevuld moet worden. Dat het interessant is om ruzietjes uit te vergroten en peilinkjes uit te melken. Dat wij soms te veel naar spindoctors luisteren. Niet echt zeggen wat we denken. Vervallen in clichés. Maar als er van de twaalf minuten consequent elf opgaan aan alles behalve inhoudelijke vragen, vind je het gek dat de kiezer denkt: zak er maar in? Vind je het gek dat we muren van woordvoerders optrekken om van jullie weg te blijven? Dat we spindoctors inhuren om in de beeldvorming overeind te blijven staan? Ik pas. Volgende vraag graag.’

Heel eventjes hoopte ik: hij staat op en loopt weg. Maar dan toch weer: die glimlach, geleend van de premier. Blijven watertrappelen in het tv-moeras

Een verademing zou dat zijn. Een politicus die, al is het maar één keer, weigert door het hoepeltje te springen. De vicieuze cirkel doorbreekt. Want dat is het: een selffulfilling prophecy. Politici zijn zelden de interessantste geïnterviewden in talkshows of kranten; met hun oneliners, algemeenheden en meel in de mond. Maar een suf antwoord is in negen van de tien gevallen het resultaat van een slechte vraag. We verwijten politici vaak geen visie te hebben, of om de hete brij heen te draaien. Maar hoe kunnen ze ooit inhoudelijk worden als ze er zo zelden naar worden gevraagd?

Toegegeven, Diederik Samsom deed een paar keer een dappere poging. ‘Waarom vraag je een politicus alleen maar om die peiling op te krikken?’ vroeg hij duidelijk gefrustreerd. ‘Omdat die peiling toch een vorm van jurering en waardering is,’ antwoordde Van Nieuwkerk. ‘Ja,’ zei Samsom, ‘en ook eentje waar we elkaar he-le-maal gek mee maken.’

Heel eventjes hoopte ik: hij houdt nu zijn poot stijf. Maar dan toch weer: die glimlach, geleend van de premier. Blijven watertrappelen in het tv-moeras.

Dat kan Sanders

Dat kan anders. Of moet ik zeggen: dat kan Sanders?

Wat zie eens hoe de Amerikaanse presidentskandidaat de van journalisten pareert: ‘De commerciële media praten over allerlei zaken, behalve de belangrijkste zaken. Voortdurend wordt mij gevraagd om Hillary Clinton aan te vallen. Dat is wat jullie graag willen. Maar de reden dat deze campagne zo aanslaat, is dat we praten over de zaken die de Amerikaanse burger raken. [...] Ik ga geen spelletjes spelen. [...]

YouTube
Bernie Sanders wijst journalisten terecht die niet over de inhoud willen spreken

Of zie eens hoe de (inmiddels voormalig) Griekse minister van Financiën reageert als er feitelijke onjuistheden ter sprake worden gebracht op de BBC: ‘Pardon. Even wachten. [...] Je onderbreekt me. Ik weet dat er tijdgebrek is in jullie programma. Maar als je mij de gelegenheid geeft ons voorstel uit de doeken te doen, zie je dat het juist niet dubbelzinnig is. Misschien dat jullie verslaggevers het hadden over de dubbelzinnigheid die ze

YouTube
Bekijk hier hoe Yannis Varoufakis reageert op onheuse insinuatie van de BBC (vanaf minuut 11:10)

Vroeger was ‘Excellentie, heeft u een leuke dag gehad?’ zo ongeveer de meest kritische vraag die een minister kon verwachten van een journalist. Goddank vervlogen tijden.

Maar tegenwoordig is het eerder andersom: ‘Excellentie, heeft u een leuk formatje bedacht?,’ aldus de volksvertegenwoordiger tegen de journalist.

Tijd om ook die vriendelijkheid eens te doorbreken.