Hij loopt voor me uit, de steriele gangen door, een loopbrug over en wijst trots naar de vele laadplatforms, de vrachtwagens, de geautomatiseerde systemen. Dan betreden we een koelcel ter grootte van een voetbalveld. Steekwagens, kratten, de geur van een supermarktmagazijn. ‘Kou is goed voor de lijn,’ zeg ik. Hij legt een hand op zijn buikje en lacht. ‘O ja? Moet je hier kijken.’

Yahya Mokhtari. Foto: Ivo van der Bent (voor De Correspondent)

En het is waar: hij is nu wat voller dan op het kickboksgala vier jaar geleden. Toen ik hem drie van de vier jongens die voor hem vochten naar de overwinning zag coachen. Toen hij met zijn eenentwintig jaar de jongste trainer van Nederland was. Toen zijn droom nog springlevend was.

Nu is Yahya Mokhtari humanrelationsmanager in een Delfgauws distributiecentrum van Albert Heijn. Hij draagt een spijkerbroek en een blauwe trui met een kraagje. Oogt energiek maar ingetogen, klinkt licht Rotterdams, is geboren en getogen in het Rotterdamse Crooswijk. Ging daar naar een zwarte school, werd thuis islamitisch opgevoed.

Maar die droom dus. In 2012 ging ik voor Volkskrant Magazine met een club jonge kickboksers uit Rotterdam naar een vechtgala in Groningen. In het busje werd ik geraakt door de diepe verbondenheid die ik zag: hoe ze elkaar aanraakten, zachtjes in de nek knepen, elkaar bemoedigende woorden toefluisterden. Door de overgave: dopjes met muziek in de oren, in zichzelf gekeerd op het houten bankje van de Spartaanse kleedkamer. Door de humor: Mokhtari die de benen van een van zijn vechters masseerde en zei: ‘Jij bent wel heel behaard voor een Marokkaan; weet je echt zeker dat je geen Turk bent?’ Jonger dan sommige van zijn vechters maar niettemin een natuurlijk overwicht. ‘Hé riep een van de jongens lachend vanaf de gang. ‘Ik heb je tegenstander gezien. Een Nederlander. Hij is scheel!’ Mokhtari hoefde die jongen alleen maar een blik toe te werpen en hij bond direct in.

‘Van zachte armen blijkt niemand gecharmeerd op straat,’ zei deze maand. ‘Daar heb je niet genoeg aan de formele autoriteit van agent of jongerenwerker, nee het moeten stévige agenten zijn en stévige jongerenwerkers. Ze moeten een beetje uit hetzelfde hout gesneden zijn als de informele leiders onder de jongeren.’

Iemand als Yahya Moktari dus. Twee maanden geleden mailde hij. Hij had gezien dat mijn roman was verschenen. Een deel van die roman gaat over Farid, een Marokkaans-Nederlandse jongen uit een probleemwijk. Voor die verhaallijn heb ik me mede laten inspireren door die dag met Mokhtari en zijn jongens. Ik vroeg hoe het met hém was, met zijn sportschool en met zijn jongens. Hij vertelde dat hij ermee was gestopt. Hij had de huur niet meer kunnen betalen en de jongens konden niet voldoende contributie ophoesten. Tevergeefs had hij pogingen gedaan geld los te krijgen bij de gemeente. Inmiddels, vertelde hij, maakte hij carrière bij een distributiecentrum van Albert Heijn. Het speet hem te moeten zeggen dat een paar van zijn jongens in de criminaliteit waren beland.

Het was deze mailcorrespondentie die me op het idee bracht om dit verhaal te schrijven. Over Mokhtari. Over het verband - mocht dat bestaan - tussen kickboksscholen in probleemwijken en criminaliteit. Over hoe daar als maatschappij en gemeente mee om te gaan.

Yahya Mokhtari geeft aanwijzingen aan zijn leerling tijdens een wedstrijd op het kickboksgala in 2012. Foto: Isabella Rozendaal

Het begin van de sportschool

Koffie uit een wit plastic bekertje. Mokhtari doet zijn verhaal in een simpel kantoor met systeemplafond, gelegen aan de balustrade die over de gehele lengte van de koelhal loopt.

Dertig mensen stuurt hij aan. Hij begon hier in 2013, als uitzendkracht in het magazijn, helemaal onderaan de ladder. Zijn energie, punctualiteit en natuurlijke gevoel voor leidinggeven werden al snel opgemerkt. Hij werd vast in dienst genomen en volgde interne cursussen. In zekere zin doet hij nu wat hij toen ook al deed: leiden, begeleiden, luisteren, aansturen, motiveren. Met een schuchter lachje: ‘Ik kom van de straat en heb altijd moeten knokken. Er is geen conflict dat ik uit de weg ga. Binnen een organisatie als deze moet je mensen soms toch net wat subtieler benaderen.’

Waar ze voorheen ’s avonds op straat hingen, wiet rookten en niet zelden voor overlast zorgden, liepen ze nu stipt op tijd de sportzaal binnen

De sportschool. Zijn blik wordt doffer als ik ernaar vraag. Op zijn negentiende had Mokhtari zijn laatste serieuze partij gevochten. Een liesblessure maakte een einde aan zijn kickbokscarrière. ‘Dat was heel pijnlijk. Dat ik moest stoppen, dat ik niet meer de ring in kon. Het is een van de pijnlijkste dingen die ik ooit heb doorstaan.’ Hij wilde wel recreatief blijven trainen en hoorde van een paar jongens die een zaaltje huurden in Hoogvliet. Gewoon wat aankloten, een beetje sparren. ‘Maar degene die dat zo’n beetje organiseerde, hield ermee op. De anderen keken ineens naar mij. Ik heb die rol toen maar op me genomen.’

Er kwamen steeds meer jongens bij. Al snel verhuisden ze naar een leegstaande hal aan de Vredehofweg. Een sportschool kon je het niet noemen. Het was niet meer dan een industriële hal met een ring en een paar bokszakken erin. Een grote kast werd als kleedkamer gebruikt, douches waren er niet. Mokhtari betaalde bijna alles uit eigen zak. Omdat hij nog thuis woonde kon hij het missen. ‘Ik had een iets te groot hart, denk ik nu. Ik was jong. Iedereen was enthousiast.’

Mokhtari was blij met iedere jongen die binnenkwam. Als ze de contributie niet konden betalen zei hij: ‘Geen probleem. En neem de volgende keer je broertje ook mee!’ Hij beulde ze af, de jongens uit de buurt, bijna allemaal Marokkaans-Nederlands, van vijftien tot vijfentwintig jaar oud. Maar ook zijn boezemvriend, de Turks-Nederlandse Hakan, liet zich door Mokhtari leiden. De vreemdste eend in de bijt was waarschijnlijk de witte ambtenaar van het ministerie van Binnenlandse Zaken, een jood ook nog eens, die helemaal uit een ander deel van Rotterdam kwam om met de jongens mee te trainen. Mokhtari, het plezier fonkelend in zijn ogen: ‘Die zat dan de volgende dag in pak op kantoor met een blauw oog. Hij had een horloge van een paar duizend euro dat hij open en bloot in de kleedkamer liet liggen. Dat kon bij ons gewoon.’

De groep werd groter en de jongens almaar gedrevener. Waar ze voorheen ’s avonds op straat hingen, wiet rookten en niet zelden voor overlast zorgden, liepen ze nu stipt op tijd de sportzaal binnen. Mokhtari liet shirts bedrukken en begon sommige van zijn jongens in te schrijven voor gala’s. Op wedstrijddagen zaten ze met zijn vijven of zessen in een busje, kriskras door heel Nederland. Zijn jongens wonnen, gingen in steeds hogere klassen vechten. Aan tafel zwijgt Mokhtari even en zegt dan, met spijt in zijn stem: ‘Maar door die ambitie en focus op het winnen van partijen ben ik wel een paar jongens uit het oog verloren. Dat zou ik nu anders hebben aangepakt.’

Want met een aantal van die jongens ging het mis.

Twee jongens in de ring tijdens het kickboksgala in 2012. Foto’s: Isabella Rozendaal

Toen het misging

Af en toe loopt er over de metalen balustrade een collega voorbij. Ze spieken door het raam naar binnen, zien Mokhtari en mij zitten, knikken en lopen door. ‘Kijk, in de kleedkamer werd er heus weleens over foute dingen gepraat. Het hoort er ook gewoon bij op straat. Maar zodra het te concreet werd riep ik het een halt toe. Ook wilde ik geen gevloek in de school. Als jongens zich niet aan de regels hielden kon ik echt hard tegen ze uitvallen. Sommigen zitten nu diep in de criminaliteit. Op straat had ik nooit zo tegen ze kunnen schreeuwen. Nu zeker niet meer. Een paar van hen zit vast.’

Foto: Isabella Rozendaal

Het waren die jongens voor wie Mokhtari op een zeker moment minder oog had. Jongens die op een zeker moment niet meer iedere training kwamen opdagen. Mokhtari wilde ze in het begin nog weleens bellen. ‘Waarom kom je niet meer?’ Het antwoord kon zijn: ‘Flikker op met die sport. Ik verdien er geen geld mee.’ Mokhtari probeerde ze dan nog met een grapje alsnog zo ver te krijgen. Bijvoorbeeld: ‘Maar als je straks moet vechten tegen de politie is het beter als je in vorm bent, man.’ Ze lieten zich zelden overtuigen. En omdat Mokhtari’s andere jongens zoveel partijen wonnen, richtte hij zich vooral op hen. Misschien had hij hen vaker moeten bellen, denkt hij nu. Misschien had hij hen op andere gedachten kunnen brengen. ‘Ik voel me daar rot over.’

Ik herinner me een van die jongens. Hij was ook mee, die dag in 2012, in Groningen. Ook hij moest vechten. Een gezette jongen; minder afgetraind dan de anderen maar oersterk. Hij won. Zijn vrienden waren hem met een overvolle Peugeot 205 achterna komen rijden om hem aan te moedigen. Jongens die voor de ingang van het gebouw wiet stonden te roken, hun capuchons gevoerd met bont.

Mokhtari: ‘Hij was vatbaar voor dat wereldje. En heel opvliegerig. Ik heb hem meerdere keren op straat van iemand af moeten trekken, bijvoorbeeld alleen maar omdat een kerel aan hem had gevraagd of hij niet zo naar zijn vriendin wilde loeren.’ Hem raakte Mokhtari kwijt. ‘Ik vrees het telefoontje dat me meer nieuws over hem brengt.’

En toen er geldzorgen waren

Er ging nog meer mis. ‘Er kwam een punt waarop ik het niet meer kon betalen. De jongens zagen het aankomen. Ik heb toen contact opgenomen met de gemeente. Ik heb met heel veel mensen gesproken en gebeld. Ik weet al hun namen niet meer. Ik had het allemaal moeten documenteren, maar dat wist ik toen nog niet. Ik zat aan vergadertafels, werd aan de telefoon in de wacht gezet. Iedereen die wilde luisteren vertelde ik over mijn plannen.’

Mokhtari had namelijk een goedkoper pand gespot en was bereid de maandelijkse kosten van vijfhonderdvijftig euro zelf op te hoesten. Hij vroeg een startkapitaal van 8.000 euro aan om de boel op te knappen, een ring neer te zetten en zakken op te hangen. Hij kreeg het niet voor elkaar. Zijn sportschool ging dicht. De meeste van zijn jongens gingen niet op zoek naar een nieuwe sportschool en stopten helemaal met trainen.

‘Die grootschalige kickboksgala’s riepen op een gegeven moment nogal wat weerstand op. Daar werd gegokt, er kwamen criminelen op af. Dus dat moedigen we sindsdien niet meer aan’

Waarom Mokhtari geen geld kreeg? In 2012 stond de gemeente Rotterdam voor een grootscheepse reorganisatie. De deelgemeenten moesten opgaan in grotere clusters, legt gemeentelijk wijkveiligheidsexpert Paul Brinkman aan de telefoon uit. Brinkman was niet direct betrokken bij de aanvraag van Mokhtari, maar weet wel dat er destijds meerdere, soortgelijke projecten liepen. Zo was er sportschool Schuttersveld, waar ook werd gekickbokst. Gestart op initiatief van jongens uit de buurt. En ook nu nog staat de gemeente niet onwelwillend tegenover projecten waarbij vechtsporten worden aangeboden, zegt hij. ‘Maar die grootschalige kickboksgala’s riepen op een gegeven moment nogal wat weerstand op. Daar werd gegokt, er kwamen criminelen op af. Dus dat moedigen we sindsdien niet meer aan. Maar voor kleinere initiatieven op buurtniveau staat de deur gewoon nog open, mits het professioneel wordt begeleid en maatschappelijk nut heeft.’

Precies wat Mokhtari voor ogen had. Het lijkt erop dat hij zijn aanvraag deed in een tijd waarin de budgetten klein waren en zijn stem in het tumult van de reorganisaties niet werd gehoord. Bovendien was hij jong, had hij geen ervaring met ambtenarij en wist hij dus eigenlijk niet waar en hoe aan te kloppen. Spijtig voor Mokhtari, maar vooral spijtig voor zijn jongens.


Hoe het nu met de jongens gaat

Op een straathoek staan we te wachten. Het is avond en donker. Marokkaanse en Turkse winkels. Cafeetjes en shishalounges. Groepjes jongeren. Ouderen met roltassen achter zich aan. ‘Dit [de Gerdesiaweg, HvS] is zo’n beetje de hoofdstraat,’ zegt Mokhtari. ‘Een probleemstraat. Er is hier heel veel overlast. Het is een centrale plek voor de jeugd en heel veel bewoners eromheen.’

Meteen ziet hij een groepje jongens dat hij kent. ‘Kijk!’ zegt hij. ‘Zij trainden bij mij. Waren een paar koppen kleiner toen. Voeren nu niks meer uit. Rondhangen bij de cafeetjes, kloten, van shishalounge naar shishalounge.’

Als eerste verschijnt Nahim, achttien. Nog even mager en tenger, maar nu met wat baardgroei, een sjaal en een herenpet. Mokhtari en hij omhelzen elkaar; Nahim woont tegenwoordig in Marokko, vandaar. Dan komt ook Hakan de hoek om, Yahya’s boezemvriend en leeftijdgenoot. Stil, ingetogen, ogen die snel wegkijken. Recent heeft Mokhtari hem aan een baantje in het distributiecentrum geholpen.

We drinken thee in het witte café De Dijk. ‘Wolla, ik ben hier nog nooit geweest, man,’ zegt Nahim. Hakan begon met trainen toen Mokhtari ermee begon. Veertien, vijftien jaar oud, zegt Hakan. ‘Kickboksen was helemaal niet populair toen. Je zag het nooit op tv. We wisten niet waar we naartoe moesten.’ Mokhtari: ‘We kwamen binnen bij de enige kickboksschool in de buurt. Wedstrijdvechters. De eigenaar zei: ‘Je gaat je wel gedragen hè?’ Toen wilde ik me eigenlijk meteen alweer omdraaien.’

Toch gingen ze naar binnen, en ze bleven komen. Nahim, die jonger is en pas later begon, ging kickboksen omdat zijn grotere broer het deed. ‘Mensen zeiden dat ik wel een beetje kon vechten, dus dat vond ik leuk. Toen kwam ik bij Mokhtari terecht. Eerlijk is eerlijk: ik heb nog nooit zo hard getraind als bij hem. Ik heb me nooit zo sterk gevoeld als bij Mokhtari. Ik dacht soms: waar haal ik het vandaan? We trainden soms zo hard dat je moest kotsen.’

Hakan: ‘Zelfvertrouwen, dat leerden we vooral. Als ik de ring instapte was er geen enkele angst. Door Mokhtari. Ik vertrouwde hem helemaal. Bij die andere gyms twijfelde ik aan mezelf of zo.’

Yahya Mokhtari (rechts) in de kleedkamer met zijn leerlingen, tijdens het kickboksgala in 2012. Foto’s: Isabella Rozendaal

Terwijl de jongens vol lof over hem vertellen probeert Mokhtari zo nuchter en beheerst als hij kan zijn thee te drinken. Hij staart naar het tafelblad, maar de ontroering staat onmiskenbaar in zijn ogen. Nahim vertelt over die eerste keer in de ring, met Mokhtari aan zijn zijde. ‘Als Yahya nu aan mij vraagt: ga je morgen de ring in? Ik zweer het, ik ga zonder training de ring in.’ Mokhtari lacht bescheiden, de stille Hakan nu eindelijk eens voluit.

Dat gevoel. In de ring. Nahim blikt erop terug. ‘Jongens uit de buurt zagen ons vechten. Ze gaven ons complimentjes. Dat gaf je meer motivatie om te willen winnen, om hard te willen trainen.’ Voordat ze begonnen met trainen rookte hij nog. Sigaretten, wiet. ‘Ik ben heel eerlijk nu hè. Zeker. Maar daar ben ik toen gewoon mee gekapt. Ik wilde een goede conditie hebben.’ En Hakan? ‘Hakan was een lijk,’ zegt Mokhtari, lachend. Hakan grijnst. ‘Ja, blowen, roken, drinken. Maar vanaf toen ging ik iedere dag sporten. Ik ben nu nog steeds actief met sporten. Fitness. Ik kan niet meer zonder. Dat heb ik eraan overgehouden.’

Het moment was daar. Mokhtari’s sportschool ging dicht. De groep, en de droom, spatte uiteen. Nahim: ‘Ik heb nog wel andere sportscholen geprobeerd, maar daar was het niet hetzelfde. Ze trainden daar gewoon niet zo hard, het was geen team. Ik vond ze zwak. Bij Mokhtari ging je naar binnen met het idee: ik ga nu gewoon alles geven, tot ik niks meer heb. Het was bij Mokhtari heel anders, al meteen vanaf het moment dat je binnenkwam.’ Dus stopte Nahim met trainen. En daarna? ‘Beetje werken, andere dingen doen. Mijn broer zei: waarom kom je niet naar Marokko? Dus toen heb ik dat gedaan.’

Later, als ik bij Mokhtari in de auto zit en hij me naar het station brengt, hoor ik een ander verhaal. ‘Het ging in die tijd niet helemaal goed met Nahim. Veel gokken, blowen, schulden. Het ging de verkeerde kant op. Daarom moest hij naar Marokko. Veel families hopen de problemen op die manier op te lossen. Gaat het niet goed? Hup, naar Marokko. Alsof daar geen problemen zijn. Er wordt heel veel hasj gerookt. Ik geloof hier niet zo in. Je verplaatst het probleem, maar je trekt het probleem er niet uit bij de wortels.’ En na een stilte: ‘Nahim heeft heel veel talent. Hij had pro kunnen gaan.’

Twee jongens tijdens een match op het kickboksgala in 2012. Foto: Isabella Rozendaal

Wat kickboksen en criminaliteit met elkaar te maken hebben

Kickboksen en criminaliteit. Denken Nahim en Hakan dat die twee dingen met elkaar te maken hebben? Hakan zwijgt, kijkt naar de jonge Nahim. Die zegt: ‘Het is de groep waarin je zit. Daar ligt het aan. Of je kickbokst of niet heeft daar weinig mee te maken. Als je begint met trainen ga je heus niet ineens tasjes trekken, snap je? Tuurlijk, als je A-klasse gaat vechten en je wint partijen, dan val je op. Dan zijn er misschien wel mannetjes die naar jou toekomen en zeggen: kun jij niet eens voor ons ergens aan de deur staan, of bij die en die wat geld gaan ophalen, snap je? Maar je kan ook dan nog steeds ja of nee zeggen. En op straat heb je dezelfde verleidingen.’

Dat mensen die kickboksen vaker in aanraking komen met politie, daar heeft criminoloog Joni Reef wel wat over te zeggen. In een achterstandswijk met een overwegend ‘allochtone’ samenstelling heb je sowieso een hoger percentage criminaliteit dan in de rest van het land, zegt ze. En het zijn juist die wijken waarin veel jongeren zich aangetrokken voelen tot vechtsport. Als je het hebt over vechtsportgala’s, ja, daar komen bepaalde schimmige types op af. Dus er is absoluut een verband, maar dat betekent niet dat kickboksen ook crimineel gedrag veróórzaakt. ‘Het verschil tussen die correlatie en causaliteit wordt door beleidsmakers nogal eens genegeerd, maar juist dat onderscheid is bij onderzoek ontzettend belangrijk.’

‘Je moet die jongens iets aanbieden wat dicht bij hen staat. Vanuit daar kun je goed gedrag stimuleren’

Ik vertel Reef over Mokhtari en over zijn jongens. Over zijn rol als coach maar ook als mentor. Ik vertel haar dat er voor die jongens na het dichtgaan van Mokhtari’s sportschool naar hun idee eigenlijk geen alternatief meer was, en dat veel van hen weer op straat gingen hangen.

‘Je kunt ze wel ballet- en tennisles aanbieden, maar dat vinden ze toch niet interessant,’ antwoordt Reef. ‘En als je ze het oplegt, dan werkt het niet. Dat is in gevangenissen allang uitgeprobeerd. Mensen moeten intrinsiek gemotiveerd zijn. Je moet die jongens iets aanbieden wat dicht bij hen staat. Vanuit daar kun je goed gedrag stimuleren.’ Met een kickboksschool zou dat moeten kunnen, denkt ze. Mits trainers dat goede gedrag hoog in het vaandel hebben staan. Mits de cultuur binnen zo’n school vruchtbaar is en dus geen overdreven stoer of zelfs crimineel gedrag stimuleert, want die scholen zijn er ook. Jongens uit onveilige of onverschillige thuissituaties zoeken een veilig gevoel bij rolfiguren, vaak oudere jongens op straat, maar dat zou dus ook in een kickboksschool kunnen zijn, met een trainer die de rol van mentor op zich kan nemen.’ Het moeten in ieder geval geen ‘zachte armen’ zijn, zoals De Jong ze noemt.

Want ze zijn vatbaar voor verleidingen, Mokhtari’s jongens. Ze komen uit een moeilijke buurt. Nee, driepunters oefenen zullen ze niet snel doen. Zelfs een door de gemeente gesteunde boksschool lokt hen niet de straat af. Mokhtari’s jongens willen elkaar slopen, kapot gaan, zichzelf bewijzen in de ring voor het oog van hun vrienden en binnen hun eigen cultuur. Ze willen worden getraind door een van hen, door iemand die zo is als zij. Zo iemand als Yahya Mokhtari dus. Maar Yahya Mokhtari geeft geen kickboksles meer.

Zijn jongens zullen elkaar op straat moeten slopen, in plaats van binnen, onder zijn begeleiding. Toch heeft hij misschien laten zien dat het kan, een echte kickboksschool met echte vechters én met maatschappelijk nut.

Mokhtari brengt me naar het station. Als ik uitstap krijg ik een stevige hand en reikt hij me een flesje water aan. ‘Nee, dank je,’ zeg ik. ‘Ik heb een buik vol thee.’ Maar hij staat erop dat ik het flesje aanpak. ‘Je weet niet of je straks dorst krijgt, man. Misschien is er een storing en staat je trein stil. Dan wil je iets te drinken hebben.’ Ik stem in. Ik luister naar de trainer.

Een bokser na de wedstrijd tijdens het kickboksgala in 2012. Foto: Isabella Rozendaal

Verder lezen?

Loop met rapper Massih mee door het Nederland van nu Hij werd geboren in Afghanistan, maar kwam thuis in Amsterdam-Noord: Massih Hutak (1992). Tot voor kort gaf hij maatschappijleer op een vmbo-school. Nu probeert hij het te maken als rapper en schrijver. Hij laat als geen ander het Nederland van nu zien - een land vol vooroordelen en tegenstrijdigheden. Maar: ‘Faka. Twee dingen werken overal: hiphop en liefde.’ Lees het verhaal van Vera Mulder hier terug Het voordeel van vooroordelen (en hoe ze ongelijkheid helpen bestrijden) Het hebben van vooroordelen wordt vaak gezien als iets negatiefs: ze zouden het vermogen om helder te kunnen denken en eerlijk te kunnen oordelen vertroebelen. Maar is dat altijd zo? Ik sprak Harvardprofessor Adam Sandel, die pleit voor een nieuwe rol van het vooroordeel in het publieke debat. Lees het verhaal hier terug Podcast: Voor Typhoon is rap een spons waarmee je het leven opzuigt Op twintigjarige leeftijd, in 2004, won hij al de Grote Prijs van Nederland, in de categorie r&b/hiphop. Nu, tien jaar later, is pas zijn tweede album in de maak. Maar rapper Typhoon heeft zeker niet stil gezeten: hij reisde de hele wereld over en werd ook nog privacy-activist. Een gesprek over stotteren, zwart-zijn en de flow van het leven. Luister het interview hier terug