Al een uur staan we in de file die deze stad dagelijks lamlegt. Tijd genoeg dus om op weg naar een uitgaanscentrum in Zuid-Jakarta een gesprekje aan te knopen met taxichauffeur Adi Sutarno.

Ruim een jaar geleden schafte president Joko Widodo hier de subsidie op de populaire Premiumbenzine af. Sinds 1 januari 2015 betaalt iedereen aan de pomp de marktprijs. Met de Indonesische journalist Basri Sumitro ben ik daarom op zoek naar verhalen over de onlangs afgeschafte energiesubsidies.

Sutarno heeft er in ieder geval een hekel aan. ‘Sinds de subsidie is afgeschaft, is de prijs veranderlijk. Wanneer die stijgt, verlies ik klanten. Het duurt minstens twee tot drie maanden voordat ze zijn gewend aan de nieuwe prijzen. Ik wil zekerheid, dus vaste prijzen.’

Het is een bekend geluid. Het loslaten van subsidies leidt in Indonesië bijna onvermijdelijk tot protesten. Een vergelijkbare maatregel van de voormalige Indonesische president Soeharto in 1998 luidde het begin in van zijn autoritaire regime. En onder de voormalige president Susilo Bambang Yudhoyono gingen taxichauffeurs en anderen boos de straat op toen de prijs van benzine in één klap met 44 procent werd verhoogd.

Naar Indonesische begrippen speelde Widodo dus met vuur. Maar taxichauffeurs zoals Sutarno reden ondanks hun geklaag door, heethoofdige studenten gingen gewoon naar college, forenzen sloten zoals altijd aan in de files.

Hoe dat kon?

Simpel: de literprijs zákte van 8.500 rupiah (56 cent) naar 7.600 rupiah. Drie weken later ging er nog eens 1.000 rupiah vanaf. Nu, een jaar later, is de prijs 7.050 rupiah (47 cent). Nog een reden waarom er geen grootschalige protesten kwamen, is dat de maatregel goed werd gecommuniceerd en gepaard ging met compenserende maatregelen als een zorgverzekering, infrastructurele werken en een onvoorwaardelijk basisinkomen voor de armste Indonesiërs.

Jakarta, Indonesië. Uit het fotoboek ‘Metropolis’. Foto: Martin Roemers / HH

Maar dit verhaal gaat over de brandstofsubsidies. Indonesië zag die tot voor kort als een vorm van publieke dienstverlening. Burgers moesten kunnen profiteren van de binnenlandse productie van steenkool, olie en andere bronnen. Maar de subsidies wogen zwaar op de overheidsuitgaven: ongeveer 17 procent van het bruto binnenlands product ging eraan op.

En dat is een internationaal probleem. Jaarlijks geven samen 450 miljard euro uit om de prijzen van benzine, diesel en andere brandstoffen kunstmatig laag te houden voor consumenten. Die lage prijzen leiden tot extra consumptie van brandstoffen en wereldwijd tot maar liefst 13 procent extra uitstoot van CO2.

Door die subsidies af te schaffen, slaan overheden meerdere vliegen in één klap: minder CO2-uitstoot, meer geld beschikbaar voor uitgaven waar iederéén van profiteert en een eerlijke markt voor hernieuwbare energie. De tijd is er rijp voor, dankzij de historisch lage olieprijzen.

Wat zijn energiesubsidies?

Meestal worden energiesubsidies gedefinieerd als overheidsingrijpen om de kosten voor energieproducenten of -consumenten te verlagen. Rijke landen ondersteunen hun energieproducenten; in olie- en gasproducerende landen, ontwikkelingslanden en opkomende economieën zijn het juist de energieconsumenten die worden gesubsidieerd.

Subsidies voor energieproducenten kunnen allerlei vormen hebben: zachte leningen, belastingvoordelen, publieke gelden voor onderzoek en ontwikkeling en handelsinstrumenten die binnenlandse producenten beschermen. Subsidies voor consumenten zijn een stuk simpeler en bestaan uit het niet berekenen van btw of andere belastingen en het onder de productiekosten verkopen van brandstoffen.

Waarom moeten ze dan worden afgeschaft?

Allereerst omdat ze te duur zijn. Rekenen we alleen de consumentensubsidies mee, dan is volgens het Internationaal Energie Agentschap sprake van een bedrag van 510 miljard dollar, ofwel 453 miljard euro.

Het Internationaal Monetair Fonds komt uit op het aanzienlijk hogere bedrag van 5,3 biljoen dollar (4.699 miljard euro) in 2015. Ofwel 6,5 procent van het wereldwijde bruto binnenlands product (bbp).

Dit gigantische verschil zit in het feit dat het IMF ook de productiesubsidies én - vooral - maatschappelijke kosten als luchtverontreiniging, klimaatverandering, verkeersopstoppingen en -ongelukken en voortijdig overlijden meerekent.

De top-25 landen met de meeste fossiele energiesubsidies besteden gemiddeld 5 procent van het bbp aan energiesubsidies.

De meeste van deze landen besteden meer geld aan energiesubsidies dan aan gezondheidszorg of onderwijs. Iran spant hier de kroon en besteedt bijna 23 procent van zijn bbp (2013) aan energiesubsidies. Indonesië besteedde in 2013 29 miljard dollar van zijn staatsbudget aan subsidies voor fossiele brandstoffen, wat overeenkomt met ongeveer 20 procent van het hele overheidsbudget.

Jakarta, Indonesië. Uit het fotoboek ‘Metropolis’. Foto: Martin Roemers / HH

Het tweede argument: energiesubsidies komen nauwelijks bij de armen terecht. Maar 7 tot 8 procent van het geld dat wordt besteed aan het subsidiëren van fossiele brandstoffen bereikt de 20 procent armsten van de samenleving. Een groep waarvoor de subsidies uiteindelijk bedoeld zijn. Daartegenover staat dat de 20 procent rijksten maar liefst 43 procent van de subsidies

Uit van de Wereldbank blijkt verder dat twee derde van de armste en bijna-armste huishoudens in Indonesië (de onderste 50 procent van de bevolking) helemaal géén benzine gebruikt. Met andere woorden: (dure) subsidies op benzine geven arme mensen geen toegang tot energie.

Wereldwijd wordt - uitgaande van de IEA-cijfers - vier keer meer geld uitgegeven aan subsidies voor fossiele brandstoffen dan aan hernieuwbare energie

Het wrange is dat subsidies deels worden betaald uit belastinginkomsten. Armen die belasting betalen zijn daardoor twee keer de klos: ze betalen voor een subsidie waar ze zelf niets van terugzien én er is minder geld beschikbaar voor typische overheidstaken waar armen wél van profiteren, zoals gezondheidszorg, infrastructuur en onderwijs.

Ten slotte zijn subsidies ook slecht voor het milieu, omdat ze (over)consumptie van fossiele energie stimuleren en het gebruik van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie belemmeren. Wereldwijd wordt - uitgaande van de IEA-cijfers - vier keer meer geld uitgegeven aan subsidies voor fossiele brandstoffen dan aan hernieuwbare energie. Dit verschil is slechts het topje van de ijsberg. Het stimuleren van fossiele brandstoffen leidt volgens het namelijk ook weer tot investeringen in fossiel. Zonder subsidies zijn oliegestookte energiecentrales in het Midden-Oosten zodoende kansloos ten opzichte van wind- en zonne-energie.

Nog een nadeel: door energiesubsidies ontbreekt de prikkel om energie-efficiënte technologie over te nemen. In het Midden-Oosten, sowieso de grootste subsidieverstrekker, slurpt de gemiddelde auto bijvoorbeeld 60 procent meer brandstof dan een vergelijkbare auto in de OESO-landen.

Subsidies stimuleren daarnaast de aankoop van benzineverbruikende producten en dragen zo bij aan de uitstoot van CO2. Volgens het IEA is maar liefst van de mondiale CO2-uitstoot hieraan toe te schrijven. Ter vergelijking: de Europese Unie stoot jaarlijks 6 procent van de wereldwijde CO2 uit. Fatih Birol, hoofdeconoom van het IEA, noemt energiesubsidies niet voor niets van duurzame energieontwikkeling. Het afschaffen van fossielebrandstoffensubsidies kan dus een grote bijdrage leveren aan het halen van de tweegradendoelstelling van Parijs.

Jakarta, Indonesië. Uit het fotoboek ‘Metropolis’. Foto: Martin Roemers / HH

Waarom nu het juiste moment is

Afschaffen van energiesubsidies is een goede zaak, mits het met beleid gebeurt: de armsten moeten niet opnieuw de dupe worden. Geleidelijkheid, communicatie en compensatie zijn volgens de Wereldbank cruciaal, anders zakken arme huishoudens nog verder weg in de armoede.

In Indonesië ging het afschaffen van de energiesubsidies gepaard met een pakket maatregelen, waaronder de invoering van een onvoorwaardelijk basisinkomen. 15,5 miljoen arme huishoudens kregen een tijdlang maandelijkse bedragen (15 euro) direct op hun bankrekening gestort. Ook andere landen die subsidies aan fossiele brandstoffen afschaffen zetten het basisinkomen in. Het grote voordeel ervan is dat huishoudens zelf kunnen beslissen waar ze het geld aan uitgeven.

Zelden waren de voorwaarden om energiesubsidies af te schaffen beter. Steeds meer grijpen die historische kans aan. Maar de proef op de som volgt pas als de olieprijzen weer gaan stijgen, wat onvermijdelijk is. Houden overheden hun rug recht, of halen ze de vertrouwde subsidie toch weer van stal om sociale onrust de kop in te drukken?

De ervaringen uit Indonesië

De nieuwbakken president Widodo had in ieder geval geen beter moment kunnen kiezen voor zijn huzarenstukje: het land verkeerde nog in feeststemming na zijn verkiezing en de internationale olieprijs zakte in 2014 van boven de 100 dollar per vat in januari naar minder dan 60 dollar in december.

Bovendien legde hij de bevolking uit dat hij het bespaarde geld aan infrastructuurprojecten en gezondheidszorg zou besteden. En Widodo was zo verstandig de subsidie op kerosine te handhaven. Op deze brandstof koken miljoenen Indonesiërs hun maaltijd. Het is ook de enige brandstof die gelijk verdeeld over de hele bevolking

Jakarta, Indonesië. Uit het fotoboek ‘Metropolis’. Foto: Martin Roemers / HH

Taxichauffeur Sutarno wijst nog op een onvoorzien neveneffect van fluctuerende benzineprijzen. De prijs van het zogeheten Sembakopakket fluctueert volgens hem mee. Het pakket bestaat uit de negen Indonesische basisbehoeften: bakolie, rijst, bloem, suiker, groenten en fruit, eieren, vlees, zout en kerosine (brandstof om te koken). Als de benzineprijs daalt, gaan de voedselprijzen opmerkelijk genoeg niet mee naar ‘Ik wil stabiele prijzen gedurende een lange periode, niet alleen voor benzine, ook voor Sembako,’ zegt Sutarno. Mochten de benzineprijzen in de toekomst stijgen met 10 of meer procent, dan voorziet hij alsnog sociale onrust.

‘De stijging van benzineprijzen creëert altijd andere problemen. Arme families worden het slachtoffer’

Net als Sutarno is ook taxichauffeur Darsono Subagyo (42) bang voor een domino-effect. ‘De stijging van benzineprijzen creëert altijd andere problemen. Arme families worden het slachtoffer.’ Subagyo pauzeert bij een tankstation in West-Jakarta, tijdens een regenachtige januari-avond. Terwijl hij steeds meer geld moet afdragen aan zijn baas, dalen zijn eigen inkomsten. Ook hij ervaart dat de klandizie behoorlijk terugloopt als de benzineprijzen stijgen. ‘Sommige klanten blijven voorgoed weg, die kiezen voor het goedkope openbaar vervoer.’ Dat heeft dan wel als voordeel dat de tergende files en verkeersopstoppingen afnemen, mijmert hij, al is daar nog weinig van te merken in Jakarta.

Daarvoor moet de benzineprijs misschien wel verdubbelen, meent Andika Nugraha (34), die elke dag forenst tussen Depok City en zijn kantoor in het centrum van Jakarta, een afstand van dertig kilometer. Daarvoor pakt hij de motor, ‘het effectiefste vervoermiddel.’ Prijsstijgingen vindt hij geen probleem. ‘Ik wil best het dubbele betalen voor een liter benzine, als dat leidt tot minder verkeersopstoppingen en beter en goedkoper openbaar vervoer, zoals in Singapore en sommige Europese landen.’

Megasteden De foto’s bij dit verhaal zijn gepubliceerd in het fotoboek ‘Metropolis’ van Martin Roemers. Overal ter wereld fotografeerde hij de nieuwe wereldsteden, waarin inmiddels één op de acht mensen woont. Dit zijn steden met een heel eigen karakter, eigen structuren en rituelen, zoals plattelandsgewoontes die de omvangrijke infrastructuur doorkruisen. Roemers richtte zich niet op de architectuur, maar op de menselijke energiestromen die deze steden maken tot wat ze zijn. Kijk hier voor meer informatie over dit fotoboek

Verder lezen?

Zo kan Nederland duurzaam worden (volgens deze vier groene koplopers) Half februari schoven vier boegbeelden van duurzaam Nederland op onze redactie aan voor De Groene Ronde Tafel. We gingen in gesprek over de toekomst van het klimaat en de omschakeling naar duurzame energie. Over wat nodig is en wat we zelf kunnen doen. Uitgebreid verslag van een indrukwekkende ontmoeting. Lees het verhaal van Jelmer Mommers hier terug Redden we de wereld als we geen dierlijke producten meer eten? In de zoektocht naar een duurzame leefstijl ligt de consumptie van dierlijke producten als vlees, kaas en eieren steeds meer onder vuur. Moeten wij veganist worden om de wereld te redden? Lees hier de explainer van Merel Deelder terug Als we zo graag groen willen zijn, waarom investeren we dan in gas? Gas is een relatief schone brandstof en we hebben er veel van. Dat maakt het de ideale transitiebrandstof in de overgang van fossiele naar groene energie. Althans, dat stellen voorstanders. Maar als je het nader onder de loep neemt, blijkt het wondermiddel erger dan de kwaal. Lees het verhaal hier terug Het beste experiment met het basisinkomen begint straks in Finland Al meer dan twee eeuwen geleden werd er voor het eerst over geschreven: het basisinkomen. Maar in 2017 gaat eindelijk het grootste en beste onderzoek naar dit oude idee van start. Lees het verhaal van Rutger Bregman hier terug