Een robijnrood tapijt bedekt de vloer. We zijn in appartement in Zahadan, de eerste grote Iraanse stad na de grens met Afghanistan. Op dit tapijt zullen we vier nachten slapen, eten en lange gesprekken voeren. Over de Iraanse geestelijken die ’s avonds door de straten dolen en bidden om de dode heiligen. Over de autoriteiten die Ali lastigvallen, omdat hij af en toe toeristen in huis neemt. Maar vooral over het leven dat hij ontvlucht is. Het leven in Mirjaveh, het armoedige dorp waar hij opgroeide nabij de Pakistaanse grens, omringd door woestijnland waar permanent een bloedhete wind doorheen jaagt.

‘Als ik daar nog woonde, zou ik zeker drugs smokkelen,’ zegt Ali. Nu vertrekt hij elke ochtend om zeven uur naar de universiteitscampus om genetica te studeren. Maar toen hij deze winter even terugkeerde naar zijn geboortedorp, kreeg hij meteen aanbiedingen om heroïne te smokkelen.

‘Schoenen en olie heb ik al wel over de grens gesmokkeld, maar nooit drugs. Ik heb er te veel aan zien sterven. Mijn vrienden smokkelen nog wel drugs. Omdat ze niet hebben gestudeerd en niet nadenken over de gevolgen. Ze willen gewoon geld verdienen om hun familie te kunnen onderhouden.’

Tijdens de reis die fotograaf Jim Huylebroek en ik maken, van de Afghaanse papavervelden tot bij de Europese consument, komen we er al snel achter dat de lokale bevolking de grootste verliezer is van de heroïnesmokkel. Terwijl de georganiseerde misdaad de politie te slim af is, lopen zij het meest het gevaar gepakt te worden. Reis maar mee, van Iran naar Maastricht.

Nederland voert de meeste heroïne door. Hier komt die vandaan Elk jaar belandt 115 ton heroïne uit Afghanistan in Europa. Met fotograaf Jim Huylebroek reisde ik de route af. ‘Voor jullie is drugssmokkel illegale business, voor ons is het oorlog. Een oorlog waarin wij Europa verdedigen, de bestemming van al die rotzooi.’ Lees het eerste deel van deze productie hier terug

In Iran: drugs zijn oorlog

Iran slaagt erin 30 procent van de drugs die binnenkomen te onderscheppen. Elk jaar investeert het land 2 miljard dollar in de drugsoorlog. Zo wordt er op de grens met Afghanistan een massaal beveiligde muur opgetrokken. Een probleem: ten zuiden van die muur strekt zich een haast oncontroleerbare woestenij uit.

‘Door die woestenij rijden de smokkelaars op hun motor naar Pakistan, om er alsnog morfine, heroïne of opium op te pikken,’ legt Ali uit. ‘Of ze betalen 500 dollar aan een hooggeplaatste officier om langs de controlepost te komen. Eén kilo opium kost hun 315 dollar. In Teheran verkopen ze die door voor 1.000 dollar.’

Een drugsverslaafde in een hoek van de binnenkoer van het Raha Rehab Center, nadat hij een dosis methadon genomen had.
Deze jongen is verslaafd aan ‘Shisha’, een variant van crystal meth gebaseerd op opium. Zahedan. Foto’s: Jim Huylebroek

In Teheran vragen we generaal en hoofd drugsbestrijding Ali Moayedi of je het probleem wel oplost met harde straffen. De generaal - klein postuur, zwarte snor en grijze sik - zinkt bijna weg in zijn gigantische zetel en begint te tieren. ‘Nederland zou drugssmokkelaars ook anders behandelen als het Afghanistan als buurland had.’ De twee agenten aan zijn zijde knikken instemmend. Soms gaat het gruwelijk mis. Mehrooz, een van Ali’s beste vrienden, werd enkele maanden geleden opgehangen voor het vervoeren van heroïne. Hij was pas 26. Volgens de Verenigde Naties kregen in 2015 zo’n 1.000 Iraniërs de doodstraf, de meeste van hen voor drugsgerelateerde misdaden - een record sinds 1989.

‘Voor jullie is drugssmokkel illegale business, voor ons is het oorlog. Hoe wil het Westen terrorisme bevechten als het de drugssmokkel niet aanpakt? De Taliban worden sterker. En wat als Islamitische Staat straks de opium- en heroïnehandel kaapt?’

Dagelijks passeren ongeveer 400 drugsverslaafden bij Raha Rehab Center in Shir Abad, een van de armste wijken in Zahedan, Iraans Baluchistan. Ze krijgen er gratis methadon en ontbijt.

Van Iran naar Turkije: hoe smokkel je het de grens over?

De busrit van Teheran naar de Turkse grens duurt een nacht en een dag. Aan de grens is de lucht koeler, zijn de wolken dreigender en de velden groener. In het provinciestadje Van spreken we af met blauwgestreept hemd, compacte snor, innemende ogen –, op het eerste gezicht een doodgewone veertiger.

Afran heeft net zeven jaar vastgezeten voor het smokkelen van 70 kilo heroïne naar Istanbul en heeft nog vier jaar huisarrest te gaan. Hij groeide op in een van de Koerdische grensdorpjes in de Turkse provincie Hakkari, waar velen leven van de drugssmokkel. Hij vertelt dat de dorpelingen vroeger geloofden dat er twee manieren waren om in de hemel te komen: Armeniërs doden of drugs verkopen aan ongelovige Europeanen.

Een lading heroïne verstopt in vaten wordt onderschept aan de grens tussen Iran en Turkije.
Een opiumvangst in de provincie Van, in het oosten van Turkije. Foto’s: Jim Huylebroek

Afran heeft spijt van zijn drugsverleden. ‘Mijn vader en grootvader staken met een paard de Iraanse grens over om er heroïne te halen. Ik ruilde dat paard in voor een jeep met een geheim compartiment, waarmee ik voorbij de grensovergangen raakte.’


Heroïne verpakt in vrouwelijke lingerie, verborgen in het dak van een auto, of weggestopt in brandblusapparaten, baklava-verpakkingen en marmeren standbeelden: het zijn volgens Afran de populairste manieren om drugs te vervoeren.

‘Maar de politie heb ik nooit omgekocht,’ beweert Afran. ‘Maar ik ken agenten en militairen die betrokken zijn. Ook vandaag nog smokkelen gouverneurs en parlementsleden heroïne met hun eigen auto tot in Istanbul.’

Toch gaat smokkelen niet meer zo gemakkelijk als vroeger. Het keerpunt kwam tien jaar geleden, toen Turkije enorme bedragen uitloofde voor tips. Drugsbendes belden de politie wanneer hun concurrent met een lading naar Istanbul vertrok. Ook Afran werd er de dupe van. In het midden van Turkije reed de politie hem klem, nadat ze zijn telefoon hadden afgetapt. Of iemand hem had verlinkt? Hij weet het niet.

Iran en Turkije hebben drie officiële grensovergangen. Door de terrorismedreiging is enkel de meest noordelijke overgang open, wat gigantische files oplevert. Een groot deel van de gesmokkelde heroïne passeert deze grensovergang.

Van Turkije naar Bulgarije: corruptie zie je niet op een scan

De échte Turkse godfathers wonen in Europa. Zij bleven vooralsnog buiten schot. ‘Het geld dat ze in de jaren tachtig en negentig met heroïne verdienden, investeerden ze in legale business als casino’s,’ zegt een voormalige Turkse politiechef. Albanese maffiafamilies namen een groot deel van de Turkse Volgens criminologen wel tot 80 procent van de

Naast grote maffiaclans wagen ook individuen hun kans. Heroïne smokkelen is eenvoudig: je hoeft geen grote hoeveelheden in één keer te kopen en het neemt niet veel plaats in beslag. In Kapitan Andreevo, de grootste grensovergang tussen Turkije en Bulgarije, horen we tientallen verhalen over ‘kleine drugsvangsten’: de Bulgaar die zijn lichaam met heroïneklompjes beplakte, de Belgische Turk met 46 kilo in de koffer van zijn Mercedes op weg naar Nederland en de Turkse vrachtwagenchauffeur met zijn koelkast vol.

Volgens criminologen controleren Albanezen 80 procent van de Balkanroute

Tijdens de eerste negen maanden van 2015 werd hier 165 kilo heroïne onderschept. Stanislav Taushanov, het hoofd van de Bulgaarse douane toont ons trots twee gigantische röntgenscanners. Elke 24 uur passeren hier 1.000 voertuigen, waarvan slechts 10 procent wordt gescand.

Het valt op dat hier geen enkel groot Albanees netwerk werd opgerold de afgelopen jaren. Die nemen volgens Taushanov tegenwoordig allemaal de Turks-Griekse grensovergang Kipoi. ‘Dat ze daar geen scanner hebben, zegt genoeg!’ vindt hij. ‘Van daaruit brengt een snelweg hen in één keer naar de Adriatische kust, waar ze de pont nemen naar Italië.’

De scanners in Kapitan Andreevo lijken af te schrikken. Steeds meer smokkelaars vermijden Bulgarije door de boot vanuit Istanbul over de Zwarte Zee naar Oekraïne of Roemenië te nemen, waar nu veel meer drugs worden onderschept dan vroeger. Maar de smokkelaars met goede contacten passeren moeiteloos de controles, horen we van verschillende bronnen. Corruptie zie je niet op een scan.

In Bulgarije: heroïne wordt aangelengd met chemicaliën

In Bulgarije zijn de meeste heroïnegrebuikers Roma. Zoals Nora, haar zoon Pepi en zijn twee kinderen, die in een hoekhuis wonen in een buitenwijk van hoofdstad Sofia. Hun vriend Arthur slaapt in een klein houten hok in de voortuin. Soms alleen, soms met andere verslaafden.

Arthur in het houten schuurtje waar hij woont, en dat hij soms deelt met andere verslaafden.
Arthur, een heroïneverslaafde, toont ons zijn geïnfecteerde been. Zodra hij zijn broek optrekt vult de camionette zich met de geur van rottend vlees. Foto’s: Jim Huylebroek

Nora begon te injecteren in 1992, vanwege haar toenmalige vriendje. ‘Drugs en wapens zijn in deze buurt altijd gemakkelijk te vinden geweest. En dat zal altijd zo blijven,’ zegt ze terwijl ze stevig aan een sigaret trekt. Met haar zoon dealt ze: 5 euro voor een shot heroïne, 2 euro voor een shot amfetamine.

Het moge duidelijk zijn: de strengere grenscontroles tussen Turkije en Bulgarije zorgen er dan misschien voor dat er minder heroïne binnenstroomt, dat is geen goed nieuws voor de verslaafden die de Balkan telt.

Want terwijl het goedje doorreist naar West-Europa, wordt de heroïne bestemd voor de lokale markt door dealers aangelengd met chemische stoffen. ‘Daardoor kampen injecterende verslaafden met meer gezondheidsproblemen dan vroeger,’ zegt Anna Lyubenova van het Initiative for Health Foundation, een lokale organisatie die schone naalden aan verslaafden uitdeelt. En: ‘Onze dokters kunnen verslaafden behandelen die zuivere heroïne spuiten, maar over de nieuwe chemische stoffen weten ze heel weinig.’

Evgeni laadt naalden en spuiten uit dozen vooraleer de spuitenruil begint.
Evgeni, zelf een ex-verslaafde, praat met Nora. Nora gebruikt en verkoopt heroïne samen met andere familieleden.

In Montenegro: de premier heeft contact met een drugsbaron

Verslaving wordt op de Balkan gevoed door ellende, maar in stand gehouden door lokale dealers, soms beschermd door politie en politici. ‘In Albanië houden drugsfamilies politici op afstand door het voeren van een angstpolitiek, maar in Kosovo en Montenegro werkt de maffia simpelweg vóór de staat,’ meent onderzoeksjournalist Stevan Dojcinovic, die we spreken in een café in

Het merkwaardigste geval volgens Dojcinovic is Milo Đukanović, de Montenegrijnse premier die al 25 jaar ongestoord het land, eerst nog onderdeel van Servië, regeert en talloze beschuldigingen - van grootschalige sigarettensmokkel in speedbootjes naar de Italiaanse kust tot het onderhouden van persoonlijke relaties met Italiaanse en Servische drugsbaronnen - van zich af laat glijden.

Hoewel in Servië de staatsstructuur maffiavrij is sinds een politieke schoonmaak in 2003, blijken de hoogste rangen nog steeds contact te hebben. Dat lijken in ieder geval video’s aan te tonen die Dojcinovic vorig jaar in handen Twee beelden gemaakt door beveiligingscamera’s in een restaurant in Belgrado – die dateren uit 2008 – tonen hoe Ivica Dačić, een van Serviës bekendste politici, een van Serviës grootste drugsbaronnen ontmoet. Op het moment van opname was Dačić minister van Politie, daarvoor was hij premier, en vandaag minister van Buitenlandse Zaken. Tijdens het lekken van de beelden was Dačić bovendien voorzitter van de OESO.

In Servië: corruptie op lokaal niveau

Dat corruptie zich ook op lokaal niveau afspeelt, ondervinden we zelf in de stad met de meeste heroïnejunkies per aantal inwoners in Servië.

Het is donker wanneer we in het lokale busstation aankomen. een voormalige drugsbestrijder in dienst van de overheid, wil wel met ons spreken. Zij het op zijn voorwaarden: anoniem en bij hem thuis, waar zijn vrouw ons Turkse koffie, raki en ham met mierikswortel voorschotelt.

Anderhalf jaar geleden schoven politici hem aan de kant; volgens Zlatan omdat hij zijn werk te serieus nam. In één jaar tijd viel hij meer dan veertig appartementen, discotheken en cafés binnen om dealers te arresteren. ‘Ik vond bewijs dat enkele politie-inspecteurs zelf drugs verkochten.’

Nu slijt hij zijn dagen als administratief medewerker achter een computer in Belgrado. ‘En nog blijven mijn vijanden me achtervolgen,’ zucht Zlatan die een laatste raki achteroverslaat. ‘Niet lang geleden vond ik een kleefbom onder mijn auto. Ik zag net op tijd het rode lichtje flikkeren.’

Zlatan neemt ons mee naar het stamcafé van Sveti Sava, een burgerorganisatie die een zwartboek publiceerde met daarin de foto’s van honderd lokale heroïnedealers. Sveti Sava’s leider - een reus van een man, vroeger kickbokser en paramilitair - vertelt ons dat het heroïnegebruik in de afgelopen vijf jaar zo problematisch is geworden dat ze het niet meer konden aanzien.

‘Jongeren begonnen erbij te lopen als levende lijken, verdwenen of bezweken aan overdoses. Dealers waren rijkelui die je moest respecteren, zakenmannen of kinderen van politici. Ze werkten voor Servische, Kosovaarse en Turkse bendes en werden beschermd door de politie. Door hun foto’s te verspreiden in kranten en op sociale media probeerden we dat tegen te gaan. Maar corrupte inspecteurs ontmaskeren, vergeet het. Van de politie kun je niet winnen.’

Vijftig kilometer verderop nemen we de snelweg Belgrado-Zagreb. Hierlangs stroomt de heroïne de EU binnen, Nederland tegemoet.

In Nederland: Johnny wil ermee stoppen

die al 25 jaar heroïne gebruikt en in een opvangcentrum van het Leger des Heils van Maastricht woont, heeft met grote ogen staan luisteren wanneer ik hem vertel hoe de heroïne die hij spuit in Nederland belandt. Hij ziet er moe uit. De oogkassen ingevallen, de vorm van zijn knokige schouders scherp afgetekend onder zijn geruite hemd. Toch lacht hij voortdurend. Zelfspot doet leven, denk ik.

‘Ik deal niet meer, daar ben ik tegen,’ zegt Johnny terwijl hij op de twee achterste poten van zijn stoel balanceert. ‘Maar ik steel nog wel. Een pak koffie af en toe in de winkel. Als het moet dan moet het. Ik heb negen jaar van mijn leven in de cel doorgebracht. Rennen, pikken - dat hou je niet vol. Nee nee, ik ga stoppen met gebruiken.’

Johnny staat op en geeft me een hand. ‘En ga nooit aan de heroïne, bah wat een troep!’

De gebruiksruimte van organisatie Bouman GGZ, waar langdurig heroïneverslaafden in een gecontroleerde omgeving heroïne kunnen gebruiken. Foto: Jim Huylebroek

Dit was deel 2 van mijn reis. ging over de heroïneproductie in Afghanistan. Deze productie kwam tot stand met de steun van het

Lees ook:

Het desastreuze gedoogbeleid in de Afghaanse opiumstaat 90 procent van de wereldwijde opiumproductie komt inmiddels uit Afghanistan, blijkt uit een onlangs verschenen onderzoek van de VN. Een record dat bereikt werd onder toeziend oog van de NAVO. De ‘war on terror’ bleek de perfecte voedingsbodem voor een bloeiende papaverteelt, ontdekte ik samen met Maite Vermeulen. Lees het verhaal van Mick van Biezen hier terug Ons drugsbeleid: dweilen met de kraan open (en hopen op de minste nattigheid) Een top van de Verenigde Naties zou het einde moeten inluiden van de internationale oorlog tegen drugs. Niet alleen lijkt de top al mislukt voordat hij begonnen is, er zit ook een fundamentele weeffout in het denken over de oorlog en de grondslag ervan. Lees het verhaal van Thijs Roes hier terug