Wie de culturele sector kent, kent de verhalen over onbetaald werk en uitbuiting. Over het bureau van de bekende modeontwerper dat draait op vijftien stagekrachten en twee werknemers. Bij een show in het buitenland wordt die stagiair(e)populatie nog eens aangevuld met extra wegwerpexemplaren. Ze krijgen geen vergoeding en dienen hun eigen reis en verblijf te regelen en te betalen. Maar ze doen natuurlijk wel een pak ervaring op.
Ik geef gelijk toe: dit is van horen zeggen. Maar de frequentie waarmee dergelijke verhalen opduiken, fascineert mij. De culturele sector lijkt op stagekrachten te draaien. En dat geldt niet alleen voor het commerciële circuit van modehuizen, galeries, architectuur- en grafisch ontwerp-studio’s. Van verschillende publieke instellingen is bekend dat ze een even intensief publieksprogramma draaien als voor de serie cultuurbezuinigingen van de afgelopen jaren, terwijl er nog maar één derde van de staf werkzaam is, aangevuld met een roulerend bataljon stagiair(e)s en vrijwilligers.
Je kunt je er iets bij voorstellen: instellingen moeten overleven en zich blijvend onderscheiden om de laatste subsidierestanten te waarborgen. Maar het effect is averechts. Terwijl deze organisaties het alleen maar overleven door roofbouw te plegen op een brede onderlaag ambitieuze jonge mensen, wordt naar de buitenwereld toe met terugwerkende kracht de rabiate cultuurbezuinigingspolitiek van Halbe Zijlstra gelegitimeerd, die handenwrijvend vaststelt dat het inderdaad allemaal met minder af kan.
Waar dit voor staat
Zo wordt een ‘alles voor niets’-cultuur gecreëerd waarin het normaal is om in ruil tegen ‘ervaring’ of ‘exposure’ werk te doen dat daarmee onttrokken wordt aan het aanbod van regulier werk. Bestaansonzekerheid is normaal geworden voor de aantredende generatie cultuurprofessionals.
Dat werd onlangs gestaafd in het rapport Verkenning arbeidsmarkt culturele sector (2016), uitgevoerd door de Sociaal-Economische Raad en de Raad voor Cultuur. Banen en regelingen verdwijnen en het aantal schijnzelfstandigen neemt explosief toe. De instituties brokkelen aan de onderkant af, hoewel de façades soms nog glimmen als weleer.
Dat beperkt zich allerminst tot de culturele sector. Het denken over bestaansonzekerheid is in de afgelopen periode honderdtachtig graden gedraaid. In de welvaartsstaat werd bestaansonzekerheid bestreden, of in elk geval buiten zicht gehouden, weggestopt in buitenlanden waar we – niet zelden onder de kostprijs – onze consumptiegoederen lieten fabriceren. Nu is het ook in onze huiseconomie aan de orde van de dag. En het wordt niet alleen geduld, het wordt tot nut gemaakt.
In participatiecentra zitten bijstandsgerechtigden verplicht vrijwillig snoepjes in te pakken die bij grote supermarktketens in de schappen komen. Studenten en kunstenaars krijgen een goedkope woonruimte in ruil voor leefbaarheidsprojecten in probleemwijken. Maar kijk bijvoorbeeld ook naar de onderwerpen die het televisieprogramma De Monitor aansnijdt, een goede afspiegeling van de wijze waarop er munt wordt geslagen uit vormen van economische of sociale kwetsbaarheid: verdringing op de arbeidsmarkt, de druk op mantelzorgers, de stapeling van tijdelijke huurcontracten, de wildgroei van stages en werkervaringsplekken en de handel in andermans schulden door incassobureaus.
En wat ik wil onderzoeken
Bestaansonzekerheid is in mijn ogen een van de cruciale thema’s van deze tijd. De komende weken wil ik het onderwerp op dit platform vanaf verschillende kanten benaderen. Bijvoorbeeld wat het verband is tussen baanonzekerheid en de bredere, meer existentiële bestaansonzekerheid; hoe de alomtegenwoordigheid van bestaansonzekerheid een nieuwe vorm van ‘bestuurlijkheid’ inluidt; maar ook hoe de oude sociaaldemocratische instituties zoals de vakbonden en de centrum-linkse partijen worstelen met het vraagstuk van de bestaansonzekerheid.
De reeks bijdragen waarvan dit artikel het startschot is, zal de basis vormen van een e-publicatie die aan het begin van de zomer zal verschijnen, met steun van De Correspondent en de bemiddelaarsregeling van het Mondriaan Fonds.
Lees ook:
Alles flex: hoe flexibele huurcontracten tot permanente onzekerheid kunnen leiden De toekomst is tijdelijk. Nadat de arbeidsmarkt flexibel gemaakt is, is nu het wonen aan de beurt. Dat ondermijnt de solidariteit en holt het woonrecht uit, ontdekten Abel Heijkamp en ik in deel 2 van het tweeluik over ons veranderende woningstelsel. Hoe de broedplaats een surrogaat voor echte stedelijke ontwikkeling werd Amsterdam heeft het goed begrepen: met kunstenaars en andere creatieven kun je goedkoop de leefbaarheid op peil houden en tegelijk de vastgoedprijzen opstuwen. Maar, vraag ik me in dit stuk af, dienen al die ‘creatieve broedplaatsen’ niet als dekmantel voor een ouderwets neoliberaal stadsvernieuwingsprogramma? Het toverwoord van deze tijd is ‘impact’. Maar wat betékent het? Van kunstenaars en wetenschappers tot ondernemers en ministers: iedereen houdt van ‘impact.’ De term lijkt helder, meetbaar en krachtig, maar blijkt bij nadere beschouwing juist enigmatisch en diffuus. En juist daarin blijkt zijn kracht te schuilen. Lessen uit de havenstad: zo bestrijd je werkloosheid dus niet De werkloosheid daalt en de economie trekt weer aan, zo meldt het kabinet vandaag. Maar veel crisismaatregelen moeten nog worden ingevoerd, zoals de gewijzigde Wet werk en bijstand. Deze wet is gebaseerd op experimenten in Rotterdam, die worden gepresenteerd als succesverhaal, maar - zo laat ik in deze reconstructie zien - in werkelijkheid een mislukking blijken. Waarom stadslucht steeds minder vrij maakt (maar echte vrijheid misschien wel elders ligt) Vandaag worden er 130 kavels verdeeld onder bouwlustige Amsterdammers, die hiervoor wekenlang in een wachtrij hebben moeten kamperen. Het is het ultieme vrijheidsideaal: je eigen woning in je droomstad. Maar: hoe vrij ben je, als de woningmarkt in feite al je grote levenskeuzes bepaalt? En, wat is echte vrijheid eigenlijk?Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!