Dezelfde entree, dezelfde receptie, dezelfde indeling, dezelfde pastelkleuren, dezelfde gangen, dezelfde systeemplafonds, dezelfde kamers, dezelfde degelijke meubels en zelfs dezelfde geur. Welkom in het verzorgingshuis, waar dan ook in Nederland.

Dat verzorgingshuizen zo op elkaar lijken, komt door een samenloop van omstandigheden. Kortweg: AOW, woningnood, geldgebrek en overheidsrichtlijnen voor architecten.

Verder leert de geschiedenis van het verzorgingstehuis veel over diens toekomst: waarin de huidige bezuinigingen hun weerslag hebben, er meer gebouwd moet worden, er meer ouderen zullen zijn en het de vraag wordt of we wel genoeg voor onze arme, kwetsbare ouderen zullen zorgen. Want waar moeten zij straks wonen?

Toen

De meeste Nederlandse verzorgingstehuizen zijn gebouwd in de jaren zestig en zeventig. Destijds moesten veel huizen snel uit de grond gestampt worden. Reden: onder meer omdat babyboomers (destijds nog tieners en jonge twintigers) op zichzelf gaan wonen. Dus wordt er meer gebouwd om doorstroom op de huizenmarkt te creëren.

Voor ouderen wordt ook meer gebouwd. Een impuls is de invoering van de sociale zekerheid. Alle Nederlanders hebben in 1956 voor het eerst in de geschiedenis vanaf hun 65ste recht op een ouderdomspensioen en vanaf 1965, met de invoering van de Bijstandswet, betalen gemeenten voor de kosten van het verblijf in een verzorgingshuis als iemand die niet zelf kan betalen. Dit betekent een gouden kans voor investeerders, die hun investering nu met gemak terug kunnen verdienen.

Omdat ze betaald worden met subsidiegeld en omdat de vraag naar ouderenwoningen enorm is, moeten de huizen zo goedkoop en efficiënt mogelijk gebouwd worden. Dat gebeurt door het plafond een maximale hoogte te geven van twee meter twintig, goedkoop materiaal te gebruiken en de kamers zo klein mogelijk te houden.

De overheid hanteert ook een lijst met voor de bejaardentehuizen. Hierin zijn de maten gereguleerd, van de breedte van de gangen tot de hoogte van de toiletten en de minimale oppervlakte van de kamers. Houden architecten zich er niet aan, dan verliezen opdrachtgevers hun subsidie.

Et voilà, door de woningnood, sociale voorzieningen, de kosten en de overheidsrichtlijnen is het dertien-in-één-dozijn-gebouw geboren.

Ontwikkeling ouderenhuisvesting

Tegenwoordig hebben verzorgings- en verpleeghuizen een matig imago. Vraag aan ouderen in spe of ze later in een zorginstelling willen wonen en je kunt ontkennende reacties verwachten. Uit gerichte enquêtes komt een genuanceerder beeld naar voren. Zo veel ouderen bijvoorbeeld heil in gezelschap en zorg binnen handbereik, maar vrezen zij hun privacy te verliezen of struikelen ze over de slechte reputatie van ouderenzorginstellingen. Terwijl het imago van het verzorgingshuis vroeger zo goed was.

Hoe blij ouderen daarmee kunnen zijn, blijkt uit het verhaal van meneer Kat. Die deelt in 1970 een met zeven andere heren op leeftijd. Hij zit wat onderuitgezakt op zijn bed terwijl hij vanonder zijn wimpers de camera inkijkt. Zijn enige bezittingen zijn zijn stalen bed, een stoel en een kast met daarin wat persoonlijke spullen. ‘Dit is natuurlijk niet gezellig, absoluut niet,’ zegt hij met een Amsterdams accent tegen de aanwezige journalist van het Polygoonjournaal, ‘maar ja, je moet eraan wennen.’

Natuurlijk is hij dolblij als hij weken later een van de zeshonderd gelukkigen blijkt en een eigen kamer krijgt in het Flevohuis - een gloednieuw Amsterdams bejaardentehuis, het grootste van Europa met meteen een van 2.500 ouderen.

Meneer Kat klinkt opgewonden als hij de verslaggever rondleidt. ‘Je krijgt een eigen kamertje, een wc voor je eigen - dat is wel heel apart hoor, een eigen wc,’ zegt hij. ‘Je krijgt een kraan ook, met koud én warm water. En het uitzicht is prachtig, in één woord gezegd, prachtig.’ Hij kijkt tevreden door het raam met uitzicht over een autoweg.

YouTube
Bekijk hier het Polygoonjournaalitem uit 1971: ‘Verhuizing bejaarden uit Roetersstraat naar Flevohuis’
In de categorie ‘uitzicht’, uit het boek ‘In Beeld: ouderenzorg instellingen in Nederland anno 2013’ © Boudewien van den Berg en Anne Feikje Weidema

Nu

‘Ik vind het uitzicht ook prachtig, daarom zit ik hier vaak aan het raam te puzzelen,’ vertelt mevrouw Rensink (96) enthousiast, nadat ze het Polygoonjournaal bekeken heeft. Ze woont sinds 2000 met plezier op de plek waar meneer Kat ooit woonde in 1970 in het Flevohuis, dat nu een senioren-appartementencomplex is met de naam Flevo Flats.

Dat uitzicht is aardig veranderd. De weg ligt er nog, maar de jonge loten erlangs zijn twintig meter hoge giganten geworden. Erachter is een woonwijk verrezen. Ook de kamer van meneer Kat is niet meer hetzelfde. In 1997 werd het huis gerenoveerd en gingen de kamers op de schop. De oorspronkelijke zeshonderd kamers zijn verbouwd tot 258 woningen.

De zelfstandige woning van mevrouw Rensink is 55 vierkante meter, meneer Kat woonde in een kamer van 16. Mevrouw Rensink is vooral blij met haar keuken. ‘Wat je zelf nog kan doen, moet je vooral zelf doen. Ik word hier 104 jaar oud, dat lijkt me een mooi getal.’

Het ligt voor de hand dat meer verzorgingshuizen de komende jaren omgebouwd zullen worden. Ze worden langzaam - niet gek gezien de stijgende kosten - terwijl de vraag door de vergrijzing alleen maar

Hoewel organisatieadviesbureau Berenschot achthonderd van de tweeduizend verpleeg- en verzorgingshuizen tussen 2015 en 2020 de deuren moeten sluiten, loopt dit in de praktijk niet zo’n vaart. Het gros van de verzorgingshuizen is onderdeel van een zorggroep. Voor een zorggroep ligt verspreiden van de leegstand onder meerdere huizen, waaronder eerder voor de hand dan een pand sluiten of erger: slopen, wat volgens betrokkenen gelijk staat aan kapitaalvernietiging.

Voor de enkele verzorgingshuizen die wel leeg komen te staan is verbouwen Verzorgingshuizen vervullen naast een woon- en zorgfunctie ook een buurtfunctie. Het zijn bijvoorbeeld uitvalsbasissen voor thuiszorgorganisaties, ze verzorgen maaltijden voor ouderen in de wijk of een plek voor een praatje of eenvoudige hulp. In een voormalig verzorgingshuis wonen, sluit bovendien aan op de van een van de ouderen.

Wel zijn omgebouwde woningen in een voormalig verzorgingshuis algauw prijzig. Dit heeft te maken met de grootte van de algemene ruimten. Tegelijkertijd hebben sociale huurwoningen per 1 januari 2016 een huur voor een- en tweepersoonshuishoudens met een minimuminkomen, in het kader van het passend toewijzen. Armere ouderen komen alleen in aanmerking voor een huurwoning met een huurbedrag van maximaal 586,68 euro per maand. Waar gaan die straks wonen als ze te hulpbehoevend voor hun huidige woning worden, maar nog niet hulpbehoevend genoeg zijn voor verblijf in het verpleeghuis?

In de categorie ‘trolley’, uit het boek ‘In Beeld: ouderenzorg instellingen in Nederland anno 2013’ van Boudewien van den Berg en Anne Feikje Weidema.

Straks

In de categorie ‘tafeldecoratie’, uit het boek ‘In Beeld: ouderenzorg instellingen in Nederland anno 2013’ van Boudewien van den Berg en Anne Feikje Weidema.

Meer bouwen is kortom Het aantal ouderen neemt toe, maar met het uniforme verzorgingshuis zijn architecten en aspirant-ouderen grosso modo wel klaar.

De komende generatie ouderen, de babyboomers, is relatief groot en heeft, gemiddeld genomen, een goed Hun woon- en zorgvraag is bovendien heel anders dan die van de vooroorlogse generatie ouderen. Je zou kunnen stellen: ouderen van nu en toen hebben vooral behoefte aan geborgenheid, gezelligheid en veiligheid. Ouderen van straks vragen meer om luxe, comfort en een stedelijke woonomgeving.

Maar niet alle ouderen van straks hebben een goed pensioen. Sommige zzp’ers en migranten gaan een moeilijke oude dag tegemoet. Dit vanwege een pensioengat of een onvolledig opgebouwd AOW.

Het langer thuisblijven is makkelijker gezegd dan gedaan. Aanstaande ouderen zijn vaker kinderloos en worden ouder dan Wat de overheid sowieso onderschat, is hoe zwaar kan zijn, met name voor de (doorgaans zelf ook oudere) partner van iemand met dementie. Ook trekt mantelzorg een wissel op ‘de kinderen van’: de beroepsbevolking die de komende decennia naar verhouding tot het aantal ouderen kleiner wordt.

Doordat ouderen voor lichte zorg afhankelijk zijn van hun eigen gemeente, zal de mate van zorg afhankelijk worden van de gemeente waar je in woont. Aan de andere kant probeert de overheid ook het langer thuis wonen te vergemakkelijken, al dan niet gesteund door de Europese Unie. Zo hebben de provincies Groningen, Drenthe en Friesland de een te worden, wat zoveel betekent als dat ouderen in die regio gezonder oud en ouder worden. Daarnaast is er ook het project waarvoor gemeenten een intentieverklaring kunnen tekenen.

De les van het Polygoonjournaal is dat het leven van Nederlandse ouderen niet altijd makkelijk was voordat het verzorgingshuis bestond. In het bijzonder: het leven van armere, kwetsbare en alleenstaande ouderen. Doordat ouderen sinds begin 2015 thuis moeten wonen tot het niet meer gaat, zal er minder zicht zijn op hoe het hun vergaat.

Dat dit nu soms al het geval is, merkte ik toen ik mevrouw Rensink in het voormalige Flevohuis bezocht. Ik ontmoette daar ook huismeester Ton Oosterkamp, die hand-en-spandiensten verricht voor de 258 ouderen in het huis. Enkele ouderen hebben volgens hem af en toe dagenlang geen eten doordat ze geen volledige AOW hebben opgebouwd, geen weet hebben van hoe ze huur- en zorgtoeslag moeten aanvragen, weinig contacten hebben en omdat de huur van het appartement al zo’n 650 euro per maand kost, exclusief servicekosten. Oosterkamp koopt dan eten voor ze.

Architecten proberen in hun ontwerp nadrukkelijk rekening te houden met het voorkomen van eenzaamheid, dat als een van de grootste problemen van de toekomst wordt gezien. Zo proberen ze gebouwen zo te construeren dat de kans op toevallige ontmoetingen wordt gestimuleerd. Verder zetten ze bijvoorbeeld in op kronkelende gangen in plaats van rechte, witte pilaren beschilderd door kunstenaars, gebouwen die mede worden ontworpen door bewoners en vooral die inpandige draagmuren worden in de ban gedaan, zodat woningen naar believen aangepast kunnen worden. Hoe zou het imago van deze gebouwen zijn in de jaren zestig en zeventig van

In Beeld: ouderenzorg instellingen in Nederland anno 2013 De foto’s bij dit verhaal zijn onderdeel van een project van Boudewien van den Berg en Anne Feikje Weidema. Zeer systematisch brachten zij de architectuur en inrichting van Nederlandse verzorgingshuizen in beeld. Het resultaat bundelden zij in een omvangrijk boek waarin naast de fotografie ook andere informatie te vinden valt over wat de instellingen zo universeel en typisch maakt. Kijk hier voor meer informatie

Dit artikel is tot stand gekomen met dank aan achtergrondgesprekken met architect en onderzoeker van de Veldacademie Pieter Graaff, architect Floor Driessen, historicus Catharina Th. Bakker, assetmanager Erik de Rooij en projectleider strategie en beleid Sandra Adrianow - beiden van woningcorporatie SOR - en Karin Kalverboer, directeur van het Zorg Innovatie Forum.

Verwante verhalen:

Een zorgprofessor liet zich 72 uur lang opnemen in een verpleeghuis. Dit is wat hij leerde Zorgprofessor Henk Nies liet zich 72 uur lang opnemen in een verpleeghuis om zelf te ervaren hoe dat is. Eenmaal uit zijn ivoren toren kon hij tien lessen trekken over wat hem straks wellicht te wachten staat. Vandaag deelt hij zijn lessen met jullie. Bijvoorbeeld: dat Bingo helemaal zo gek nog niet is. Lees mijn eerdere verhaal hier terug. Dit leerde ik in 72 uur op een open dementie-afdeling van een Zeeuws verpleeghuis Op je oude dag in een verpleeghuis wonen, hoe is dat? Om daarachter te komen laat ik mij opnemen in het Zeeuwse zorgcentrum Vremdieke. Op de open dementie-afdeling leerde ik dat je je als oudere wel moet overgeven aan de afhankelijkheid, stille momenten én onderbemanning bij een onverwachte situatie. Lees mijn eerdere verhaal hier terug. Hoe onze thuiszorg een miljardenmarkt werd, nu in elkaar klapt en duizenden zonder zorg en baan zitten De Nederlandse thuiszorg is tot een miljardenmarkt gemaakt. Overheden, hulpbehoevenden en thuiszorgondernemers zijn in een onontwarbare kluwen verstrikt geraakt die de sector nu kapotmaakt. De rekening is voor de duizenden thuiszorgmedewerkers en hun cliënten. Zij verliezen respectievelijk hun baan en hun huishoudelijke hulp. Lees het verhaal van Sander Heijne hier terug.