Het denken over lesbiennes, homo’s, bi’s, transgenders, queers, mensen met een intersekse conditie en aseksuelen (LHBTQIA’s) in Nederland is de afgelopen decennia radicaal veranderd.

Zo’n zestig jaar geleden dachten veel mensen nog dat homoseksualiteit een afwijking en afkeurenswaardig was, nu wordt homotolerantie als pronkstuk van de Nederlandse cultuur en als maatstaf voor beschaving en moderniteit gezien.

Niet alleen is juridische discriminatie grotendeels uit het Nederlandse wetboek verdwenen (homo’s mogen sinds 2001 ook gewoon trouwen), ook kunnen LHBTQIA’s zich door het afgenomen stigma op homoseksualiteit veel vrijer door de samenleving bewegen.

Tegelijkertijd laat veel recent onderzoek allerlei tegenstrijdigheden zien in de manier waarop LHBTQIA’s zijn ingeburgerd in Nederland. Jongeren komen de laatste jaren eerder en vaker uit de kast, maar blijven ondanks dat nog jarenlang worstelen met gevoelens van schaamte en schuld.

En Nederlanders zijn Europees koploper LHBTQIA-acceptatie, maar áls LHBTQIA’s dan onderling affectie tonen in het openbaar wordt dat nog altijd als veel aanstootgevender gezien dan wanneer hetero’s

En Amsterdam staat wereldwijd nog altijd goed op de kaart als een gay capital, maar uit mijn onderzoek naar antihomogeweld in de hoofdstad blijkt dat nog altijd tientallen keren per jaar aangifte wordt gedaan van discriminatoir fysiek geweld.

Dit is precies wat ik in mijn werk als sociaal wetenschapper en activist ‘de Nederlandse paradox’ ben gaan noemen.

Nederland is ontegenzeggelijk diep beïnvloed door de seksuele revolutie van de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw: veel van de emancipatie-idealen die toen als radicaal werden gezien, zijn nu gedeelde waarden geworden, zoals seksegelijkheid, openlijke seksuele diversiteit en een vrijere seksuele moraal.

Maar ondanks de dominantie van deze waarden worden LHBTQIA’s in de praktijk nog altijd met allerlei vormen van repressie en weerstand tegemoet getreden.

Hoe uit zich dit in de praktijk?

In 2007 deed ik onderzoek naar geweld tegen LHBTQIA’s in Amsterdam. Daarbij heb ik mij vooral gericht op fysiek geweld op straat, waarvan vooral homomannen aangifte doen. Voor dat onderzoek speurde ik in samenwerking met de politie ongeveer twintig daders op. In gesprekken zeiden zij homoseksualiteit te accepteren, het als vanzelfsprekend onderdeel van het moderne leven in Amsterdam te zien en spraken zij hun steun uit voor gelijkwaardigheid.

Dit gespleten gedrag is niet voorbehouden aan plegers van antihomogeweld

Maar na even doorvragen bleken zij aan deze acceptatie wel allerlei voorwaarden te verbinden: homo’s zijn oké, als ze maar niet te vrouwelijk doen, hun voorkeur niet te zichtbaar uitdragen en niet te seksueel zijn. Het geweld dat zij pleegden, werd vaak ingegeven door de confrontatie met homo’s die volgens hen niet aan deze voorwaarden voldeden.

Het opvallende is: dit gespleten gedrag is niet voorbehouden aan plegers van antihomogeweld. Dat blijkt wel uit de vele onderzoeken die het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) de afgelopen tien jaar uitvoerde naar de positie van LHBTQIA’s in Nederland. De tolerante waarden van de seksuele revolutie blijken in de praktijk gepaard te gaan met het voortbestaan van die gerust traditioneel genoemd kunnen worden.

En ‘vrouwelijke’ homo’s, ‘mannelijke’ lesbo’s en anderen die niet aan deze normen kunnen of willen voldoen, worden op scholen, sportclubs en werkvloeren op allerlei manieren uitgesloten. Deze uitsluiting komt natuurlijk vaak op subtielere manieren tot uiting dan via geweld. Maar het zijn juist subtiele grapjes, opmerkingen en gedragingen die een krachtig uitsluitingsmechanisme vormen. En waar de uitsluiting vaak subtiel is, zijn de gevolgen voor de uitgeslotenen dat niet: zelfmoord, depressie en psychosomatische klachten komen onder LHBTQIA’s nog altijd veel vaker voor dan onder hetero’s.

Uit de serie Enclose. Foto: Prins de Vos

En wat zijn hier de gevolgen van?

Als ik mijn studenten de Nederlandse paradox uitleg, reageren ze vaak cynisch. Ze trekken nogal eens de conclusie dat er in Nederland sprake is van schijntolerantie: onder een dun laagje LHBTQIA-vriendelijke retoriek zouden uitsluiting en discriminatie als vanouds doorgaan. Met name bij Amerikaanse uitwisselingsstudenten komen deze lessen vaak als een klap aan. Zij komen vaak naar ‘liberal Holland’ met de verwachting hier een blauwdruk te vinden van een samenleving die seksuele diversiteit voorstaat, maar vertrekken met uitgesproken aversie tegen wat ze ‘Dutch hypocrisy’ noemen.

Uit de serie Enclose. Foto’s: Prins de Vos

En ondanks alle verbeteringen op juridisch en sociaal gebied, hebben deze opvattingen aanwijsbare invloed op het psychosociale welzijn van LHBTQIA’s in Nederland.

Dat zag ik toen ik in 2010 meewerkte aan een onderzoek waarin zo’n twintig autochtone jongens vanaf hun coming-out twee jaar gevolgd werden. Los van hun afkomst vertoonde de groep grote diversiteit in sociaal-economische achtergrond, gezinssamenstelling en woonplaats. Maar ondanks deze diversiteit zijn hun ervaringen vaak opvallend vergelijkbaar: hun seksuele voorkeur is meestal een voortslepende worsteling. Velen blijven ook na hun coming-out allerlei krampachtige pogingen ondernemen om ‘typisch homogedrag’ te ontlopen en namen nadrukkelijk afstand van ‘nichterig’ en ‘verwijfd’ gedrag.

Zo zei een van hen: ‘Als je tv kijkt, daar komen toch voor mijn gevoel, zeg maar de übernichten, om het maar even zo te zeggen. […] En dan had ik voor mezelf zo van: zo wil ik niet zijn, zeg maar. Zo met een handtasje. Voor mezelf had ik dan zoiets van: het kan niet en het mag niet.’ Voor velen is de maatschappelijke druk om ‘gewoon te doen’ kennelijk zo groot dat zij dit internaliseren en niet alleen zichzelf, maar ook andere LHBTQIA’s aanmoedigen vast te houden aan traditionele gendernormen.

Bij transgenders is de Hollandse paradox nog aanwijsbaarder. Met hun transitie van vrouw naar man of andersom dagen zij de gendernormen bijna per definitie uit, en dat geldt des te meer voor hen die een binaire opvatting van seks en gender in het geheel naast zich neerleggen. Uit recent SCP-onderzoek blijkt dat transgenders vaak grote weerstand uit de sociale omgeving te maken hebben. Talrijke ervaringen met negatieve reacties leiden tot fundamentele onzekerheid en schaamte. Twee derde voelt zich eenzaam en maar liefst 21 procent deed een of meerdere keren een zelfmoordpoging.

Uit de serie Enclose. Foto: Prins de Vos

Maar waarom gaan we dan niet de barricaden op?

Genoeg om voor te vechten, zou je denken. Toch is de homopolitiek in Nederland opvallend gematigd. Waar ‘queers’ in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Spanje met provocaties en demonstraties en in verrassende samenwerkingen met anarchistische en antiracistische organisaties de aanval openen op gendernormen, monogamie en het traditionele familiemodel, is de Nederlandse LHBTQIA-politiek steeds meer in het teken komen te staan van accommodatie en integratie.

Of is dat toch niet zo opvallend? Volgens socioloog Jan Willem Duyvendak is de gematigdheid te wijten aan het feit dat de Nederlandse politieke elite al snel na het uitbreken van de seksuele revolutie voor een strategie van polderen en onderhandelen met organisaties als COC Nederland koos. Hij draagt de Nederlandse reactie op de hiv-crisis als voorbeeld aan: Nederlandse homo’s werden veel sneller dan in andere landen uitgenodigd aan de ambtelijke onderhandelingstafels. Zo verruilden de LHBTQIA-voorvechters hun radicale politiek op straat langzaam voor een cultuur van lobbyen en onderhandelen.

LHBTQIA’s werden in een nieuw licht gezien: als de belichaming van neoliberale waarden

Met de neoliberalisering van de maatschappij in de jaren zeventig en tachtig zette de depolitisering van LHBTQIA’s door. LHBTQIA’s werden in een nieuw licht gezien: als de belichaming van neoliberale waarden. Hun coming-out kon worden omarmd als de ultieme individuele keuze. Ook werden LHBTQIA’s ontdekt als koopkrachtige consumenten en creatieve aanjagers in een competitieve en geglobaliseerde metropool als Amsterdam. Zo lanceerde het Nederlands Bureau voor Toerisme als eerste ter wereld een uitgebreide internationale reclamecampagne specifiek gericht op homomannen: deze zouden ‘veel te besteden’ hebben en ook ‘buiten het vakantieseizoen’ willen reizen.

Niet alleen de LHBTQIA-gemeenschap maar ook de politiek slaagt er amper in om een antwoord te formuleren op de uitdagingen waar de emancipatie in Nederland anno 2016 voor staat. Met de opkomst van Pim Fortuyn in 2002 is LHBTQIA-emancipatie weliswaar opnieuw geproblematiseerd geraakt in de nationale politiek. Maar omdat het nieuwe nationalisme de Nederlander als modern en tolerant neerzet en homofobie vooral zoekt bij moslims en andere groepen ‘achterblijvers,’ blijven traditionele gendernormen of andere subtiele omgangsvormen die breed in de samenleving aanwezig zijn onbenoemd. Zo blijft de Nederlandse paradox ook door het politieke establishment grotendeels onbenoemd.

Natuurlijk, de Nederlandse LHBTQIA-beweging boekte gigantische juridische en politieke successen met, als kers op de taart, de openstelling van het burgerlijk huwelijk in 2001. Maar de andere kant van de medaille is dat de maatschappelijke en culturele kaders waarbinnen LHBTQIA’s geaccepteerd zijn geraakt niet meer fundamenteel ter discussie worden gesteld. Zij die niet binnen de gestelde maatschappelijke kaders voor seksualiteit kunnen of willen functioneren, ervaren dat in de huidige samenleving vaak als persoonlijk falen in plaats van als een probleem dat iedereen aangaat.

Tijd voor een Roze Maand

Met onze gedeelde frustratie hierover stapten en ik naar De Correspondent. Daar kregen we de kans om tijdelijk in een roze themaredactie plaats te nemen. Het resultaat is inmiddels hier: De Roze Maand. Tot de start van de aankomende EuroPride in Amsterdam op 23 juli kleurt De Correspondent roze. Bijna elke dag verschijnt een nieuw artikel, zodat we tijdens deze extra grote editie van de Gay Pride een heel dossier over deze kwestie kunnen presenteren.

Een volledig beeld van de positie van LHBTQIA’s in Nederland kunnen we niet schetsen, net zomin als we kant-en-klare oplossingen kunnen presenteren voor de problemen die volgens ons nog spelen. Wel hebben we een reeks aan inspirerende en spraakmakende auteurs gevraagd om als gastcorrespondent een bijdrage te leveren aan wat wij zien als een poging om met een frisse blik op het onderwerp te reflecteren.

Om de bijdragen enigszins te structureren werken we elke week met een ander thema. De eerste week beginnen we met een algemene introductie tot het onderwerp LHBTQIA: waar praten we eigenlijk over? De tweede week staat in het teken van beeldvorming van LHBTQIA’s: hoe bepalen vooroordelen en stereotypen ons beeld van deze groep? In week 3 willen we vooruitkijken: hoe zou een nieuwe LHBTQIA-agenda eruit kunnen zien?

Zo’n vijftig jaar na het uitbreken van de seksuele revolutie is het tijd om de balans op te maken. Hoe gaat het eigenlijk met lesbiennes, homo’s, bi’s, transgenders, queers, mensen met een intersekseconditie en aseksuelen in Nederland? Hoe moet een nieuwe homoagenda eruitzien? Die vragen beantwoorden we tijdens deze Roze Maand.

Uit de serie Enclose. Foto: Prins de Vos
Over de foto’s bij dit stuk De serie Enclose leest als een dagboek. De foto’s die Prins de Vos van de relatie met zijn vriend maakte zijn intiem, rauw en gevoelig. Je bent als kijker onderdeel van een liefde die op het eerste gezicht zowel overweldigend als simpel lijkt. Naast het zachte huist er ook een dreiging in de beelden. Het zou een angst voor de buitenwereld kunnen zijn, een wereld waar de twee jonge mannen zich op de foto’s niet aan lijken te wagen. Kijk hier voor meer werk van Prins de Vos Waarom De Correspondent in juli roze kleurt Deze week 47 jaar geleden vonden de Stonewall Riots plaats: de New Yorkse politie viel een homobar binnen en het publiek kwam daarop in verzet. Het wordt alom gezien als het begin van de homobeweging. Hoe staat het daarmee, bijna vijftig jaar later? Met een speciale themaredactie gaan we op zoek. Lees de start van deze serie terug