Het is een van de bekendste boektitels ooit: Mannen komen van Mars, vrouwen van Venus. De boodschap van de Amerikaanse relatietherapeut John Gray was simpel: veel relatieproblemen en andere misverstanden ontstaan doordat mannen en vrouwen zo fundamenteel verschillend denken, dat ze van twee verschillende planeten zouden kunnen komen.

Zo zijn mannen volgens Gray gericht op oorlog en actie, vrouwen op compromissen sluiten en zichzelf wegcijferen. Vrouwen willen steeds over hun gevoel praten, voor mannen hoeft dat niet zo nodig.

Sinds het boek in 1992 verscheen, is het zo’n vijftig miljoen keer verkocht. En nog altijd zijn de ideeën van Gray Het is toch gewoon zo dat gesprekken vaak stranden omdat hij zoekt naar oplossingen, terwijl zij gewoon gehoord wil worden? En mannen zijn toch gevoeliger voor beloning en vrouwen juist voor bevestiging?

Maar er kwam ook veel kritiek: wetenschappers en activisten vielen over Gray heen omdat hij stereotypen neerzette die de emancipatie belemmerden en zowel mannen als vrouwen in hun ontplooiing beperkten.

In mijn eerste artikel binnen over mannelijkheid betoogde ik dat mannelijk gedrag vaak onverstandig en ongewenst is. Het is vaker agressief, onbesuisd en slecht voor lichaam en geest. Ook schreef ik dat de man niet meer goed weet wat mannelijkheid nu is, omdat vrouwen ook ambitieus, autonoom en dominant blijken te kunnen zijn.

Een van de argumenten die hiervoor wordt aangehaald, is dat mannen nu eenmaal anders zijn dan vrouwen. Er zijn inderdaad onderzoeken die duidelijke verschillen laten zien, maar andere wetenschappers betogen nu juist dat die verschillen miniem zijn, en als ze er al zijn, ze een gevolg zijn van sociale invloeden. Hoe komt het dat dit debat zo gepolariseerd is, en hoe zit het nou precies?

Foto: Annegien van Doorn

De omgeving bepaalt de verschillen

Tot de jaren zestig werden verschillen tussen mannen en vrouwen als vanzelfsprekend Maar met de opkomst van het feminisme in de jaren zeventig groeide de aandacht voor de invloed van de heersende normen op het gedrag van mannen en vrouwen.

Feministische wetenschappers als Stephanie Shields de toen geldende vrouwelijke stereotypen en introduceerden het onderscheid tussen ‘geslacht’ en ‘gender.’ Je geslacht wordt bepaald door je genitaliën, je gender door de verwachtingen over het gedrag dat je zou moeten vertonen op basis van je geslacht.

Wat de onderzoekers alleen steeds vergaten, was het leveren van harde bewijzen: de sociale effecten werden domweg verondersteld te bestaan en groot te zijn.

De evolutie bepaalt de verschillen

Toen het boek van Gray verscheen, heerste een andere overtuiging: de verschillen waren wel degelijk ingebakken. De geslachtshormonen testosteron en oestrogeen bepaalden niet alleen de geslachtelijke verschillen, maar ook de ontwikkeling van de hersenen. Zo maakten ze mannen dominant en agressief en vrouwen empathisch.

Die bevindingen werden gekoppeld aan ideeën afkomstig uit een ander nieuw vakgebied: de evolutionaire psychologie. Vrouwen en mannen zouden verschillend zijn omdat ze in de loop der evolutie waren afgesteld op de rollen die ze hadden, schreef onder meer Mannen beschermden en jaagden of werkten buiten op het land, vrouwen bleven thuis en zorgden voor de kinderen.

Foto: Annegien van Doorn
Zowel mannen als vrouwen worden nu meer afgerekend op uiterlijk én prestaties

Maar uit vervolgonderzoek bleek dat de ideeën over de geslachtshormonen te simpel waren. Testosteron maakte lang niet altijd agressief, bovendien hebben vrouwen weliswaar minder testosteron, maar zijn ze er wel gevoeliger

Ook op de evolutionaire psychologie valt het nodige af te dingen: de theorieën klinken aannemelijk, maar er zijn geen harde bewijzen voor. Inderdaad worden mannen meer beloond voor status en vrouwen meer voor schoonheid, maar komt dat door onze voorouders, of door de op dat moment geldende rolverdeling?

Dat het laatste in elk geval meespeelt, weten we inmiddels dankzij de emancipatie van de vrouw. Zowel mannen als vrouwen worden nu meer afgerekend op uiterlijk én prestaties – al zijn de verschillen in voorkeuren nog steeds niet helemaal verdwenen, blijkt uit verschenen in 2015.

Er zijn juist bijna geen verschillen

Zo kwam er weer meer aandacht voor de sociale invloeden, ditmaal beter onderbouwd. Op jonge leeftijd zijn jongetjes kwetsbaarder en emotioneler dan meisjes, maar al snel leren ze dat ze zich vooral niet te veel moeten aanstellen, schrijft hersenwetenschapper Lise Eliot in haar boek Pink Brain, Blue Brain, dat in 2010 verscheen. Meisjes leren juist te zorgen en samen te werken, en hun agressieve gevoelens te onderdrukken.

En de kritiek op de ingebakken verschillen ging nog verder. Een centrale rol hierin speelde de Amerikaanse psycholoog Janet Shibley Hyde. Zij analyseerde allerlei studies naar de verschillen tussen mannen en vrouwen en ontdekte dat die veel kleiner zijn dan de meeste wetenschappers en populaire media veronderstelden.

Ze toonde dat aan met een inmiddels die de spreiding van mannen en vrouwen binnen één eigenschap weergeeft. De grafiek laat zien dat er voor veel eigenschappen weliswaar een verschil is tussen de twee seksen, maar dat de overlap tussen de twee en de onderlinge verschillen tussen mannen en vrouwen veel groter zijn.

Verdeling van prestaties op twee verschillende karaktertrekken die respectievelijk verschillen met een van 2,6 en 0,35. Vrouwen worden weergegeven door de paarse lijn, mannen door de groene lijn. De gemiddelde score voor iedere sekse is weergegeven door de verticale lijn in het midden van de curve. De grafiek hierboven geeft het verschil aan in lengte bij volwassenen. De grafiek hieronder geeft de verdeling aan bij tevredenheid over het eigen lichaam. Dit is een van de grootste psychologische verschillen tussen mannen en vrouwen en zelfs hier is de overlap enorm.


In principe kan een individu bij iedere eigenschap weer elders op het spectrum zitten. Dus ook ogenschijnlijk stereotype mannen beschikken vaak over (goed verstopte) vrouwelijke eigenschappen. Zoals de barbecueman die af en toe een stevig potje kan huilen en de krachtpatser die steeds de weg kwijt is. En een stoere vrouw kan heel slecht zijn in inparkeren.

Het beeld van wat we verstaan onder ‘mannelijk’ of ‘vrouwelijk’ ontstaat dan door niet het gedrag van de gemiddelde man en vrouw als uitgangspunt te nemen, maar dat van de types die zich respectievelijk aan het ene of andere uiterste van het spectrum bevinden.

Gevolg is dat al die anderen constant de druk voelen zich meer mannelijk of vrouwelijk te gedragen dan ze van nature zouden doen. Vooral mannen zijn gevoelig voor deze druk, schreef ik al in mijn eerste

Foto: Annegien van Doorn

De ingebakken én aangeleerde verschillen

Volgens wetenschappers als Hyde zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen vooral sociaal van aard. Het is gedrag dat we geacht worden te vertonen en waarvoor we beloond worden.

Zo zijn vrouwen beter in het lezen van lichaamstaal en het zich verplaatsen in de ander, terwijl mannen kwetsbare emoties beter kunnen onderdrukken om hun zwakke plekken te verbergen. Niet zozeer omdat onze voorouders dat altijd deden, maar omdat dit van ons verwacht wordt.

Uit blijkt bovendien dat onze hersenen zich zowel structureel als functioneel aanpassen aan hun omgeving en onze gewoontes, waarmee ons gedrag zich verankert. Het is verleidelijk om alle sociale verschillen dan als aangeleerd te bestempelen.

Verschillende wetenschappers zoals de Amerikaanse Cordelia Fine en de Israëlische Daphna Joel doen dat dan ook, de laatste eind 2015 nog toen ze in PNAS schreef dat er geen ‘mannen-’ en ‘vrouwenbrein’ bestaat. Na bestudering van hersenscans concludeerde ze: ieder individu is een mozaïek van wat we verstaan onder typische mannen- en

Meerdere (vooral uit mannen bestaande) onderzoeksteams reageerden kritisch. Zij betoogden dat gelijke hersenstructuren niet synoniem staan voor gelijk gedrag; de activiteit van de hersenen is daarvoor bepalend. Een van de teams de analysemethode van het Israëlische team toe op de gezichten van drie soorten apen en wat bleek: ook die waren ‘niet fundamenteel verschillend.’

De gevolgen van aangeleerd gedrag

‘Het is verbazingwekkend dat veel wetenschappers koste wat kost willen blijven bewijzen dat mannen- en vrouwenhersenen hetzelfde zijn. Als we het hebben over andere fysieke kenmerken, zoals spiermassa of lengte, vinden we het prima dat er verschillen zijn, maar bij de hersenen niet,’ zegt Ruben Gur, hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Pennsylvania erover. Niet zo gek, want zoals rassenverschillen lang zijn gebruikt om racisme te rechtvaardigen, gold dat voor sekseverschillen in het geval van seksisme. ‘Het ligt gevoelig, want het zou kunnen betekenen dat de één superieur is. Maar in plaats van de verschillen te ontkennen, is het beter ze te leren begrijpen.’

Eliot probeert dat en is van mening dat genen en geslachtshormonen wel degelijk invloed hebben op de hersenontwikkeling van jongens en meisjes. Verschillen zijn waarschijnlijk ontstaan vanuit de verdeling van taken tussen mannen en vrouwen, die in eerste instantie samenhingen met de fysieke verschillen: mannen deden het zware werk buiten de deur, vrouwen zoogden en zorgden. Al die andere taken kwamen hieruit voort en hiervoor nuttige eigenschappen sleten in.

Bij kinderen zie je die biologische verschillen al langzaam ontstaan, in de puberteit worden ze nog groter, legt Eliot uit. Maar dat betekent niet dat mannen van Mars komen en vrouwen van Venus, zegt ze. ‘Je kunt beter zeggen dat mannen uit North en vrouwen uit South Dakota komen.’

Toch is onze maatschappij volgens haar zo ingericht dat ‘kleine verschillen uitgroeien tot hinderlijke kloven.’ Vandaar dat de extreme voorbeelden in het boek van John Gray nog steeds zo herkenbaar zijn.

Foto: Annegien van Doorn

Dus?

Deze wetenschappelijke en ideologische strijd over vermeende verschillen tussen mannen en vrouwen kan nog eeuwen doorgaan. Maar uiteindelijk draait het niet om wat nu de ingebakken en opgelegde verschillen zijn, maar wat je ermee wil. Oftewel: gebruik je boeken als dat van John Gray om te leren omgaan met de verschillen, of om te werken aan het dichten van de kloof?

Conservatief ingestelde wetenschappers en opiniemakers zoals Ruben Gur pleiten ervoor de verschillen te omarmen. ‘Hoe verder je inzoomt, hoe beter je ziet hoe complementair ze zijn. Maar laten we de culturele bias op basis van die verschillen proberen weg te nemen en te streven naar gelijkwaardigheid. Dat je voorvaderen jagers waren, geeft je nog niet het recht te zeggen dat je vrouw voor je moet koken.’

Wat progressieven zoals Eliot en Shibley Hyde betreft, richten we onze maatschappij zo in dat we de biologische verschillen niet uitvergroten maar juist verkleinen. In onze moderne maatschappij hebben we die afgebakende genderrollen immers niet meer nodig. Het loont dus om de vaardigheden die passen bij beide rollen te ontwikkelen, zodat we op basis van onze eigen capaciteiten de taken kunnen verdelen in plaats van op basis van de stereotypen. ‘Als de man beter is in koken, laat hem dat dan vaker doen, en niet de vrouw omdat dat past bij haar takenpakket,’ zegt Shibley Hyde.

‘Dat je voorvaderen jagers waren, geeft je nog niet het recht te zeggen dat je vrouw voor je moet koken’

Er zijn aanwijzingen dat zo’n aanpak vruchten afwerpt. Juist in de vaardigheden die ze op school krijgen, zoals taal en rekenen, verschillen jongens en meisjes nauwelijks. Bij eigenschappen waar minder aandacht aan besteed wordt en die sterk gekoppeld zijn aan het stereotype, zoals ruimtelijk inzicht, empathie, zelfcontrole en concurrentievermogen, zijn de verschillen groter. Dat biedt kansen.

Zelf is Eliot erop gespitst om haar zoons zo nu en dan bij hun computerspellen weg te trekken en zich te leren verplaatsen in anderen, en haar dochter om verder te kijken dan haar uiterlijk en sociale leven en zichzelf intellectueel uit te dagen.

Ook volwassenen kunnen dit blijven doen. Zo blijkt dat bij vaders die zich actief met de opvoeding van hun kinderen bezighouden, het testosteronlevel daalt en zij even goed leren aanvoelen wat hun kind wil. En dat mannen die zich meer bezighouden met het lezen van lichaamstaal, daar beter in worden, legt Eliot uit. Hetzelfde geldt voor vrouwen die hun ruimtelijk inzicht trainen of leren zich minder kwetsbaar op te stellen wanneer dat beter is.

Daarbij moeten we wel één ding in ons achterhoofd houden: dat mannen niet van Mars komen en vrouwen niet van Venus, betekent niet dat er geen verschillen zijn. Het betekent ook niet dat er geen mensen bestaan die van nature voldoen aan het stereotype man- en vrouwbeeld. Ook zij moeten zichzelf kunnen zijn, zonder te worden veroordeeld omdat ze ‘niet geëmancipeerd zijn.’ Juist die diversiteit is het koesteren

Meer over mannen en vrouwen:

Waarom vrouwen wel boksen, maar mannen niet aan zumba doen De man bevindt zich in een identiteitscrisis. Alles waarvan hij dacht dat het mannelijk was, blijkt net zo goed bij vrouwen te kunnen passen of wordt sociaal niet meer geaccepteerd. Met Stephan van Duin schreef ik dit pleidooi om de mannelijke mystiek van ons af te schudden. Lees het verhaal hier terug Gender. Zo bak je er wel iets van Het is tijd voor een gesprek mét LHBTQIA’ers. Hoe zien zij gender en seksualiteit? Hoe flirten ze? Tegen welke stereotypen lopen ze aan? Terwijl we praten, bakken we koekjes. Genderbreadkoekjes, welteverstaan. Lees het verhaal hier terug Geen man of vrouw? Dan ben je voortaan een ‘hen’ Het is een groot probleem voor mensen die zich geen vrouw of man voelen. Dat de taal hen alsnog bestempelt als ‘hij’ of ‘zij.’ De nieuwe voornaamwoorden ‘hen’ en ‘hun’ moeten niet alleen hun emancipatie mogelijk maken, maar die van iedereen. Lees het verhaal hier terug