Hij twijfelt even, maar dan schept Martin Ravallion toch een flinke portie hond op zijn bord. Als buitenlander gaat dit hem respect opleveren. Het is 2005 en hij is al weken veldwerk aan het doen in Zuidwest-China. Zo’n lunchbuffet is vaste prik, ook in de armste provincies, zoals hier in Guizhou.

Ravallion geeft de schaal door aan de man naast hem. Ze raken aan de praat. De man vertelt dat hij de hoofdstatisticus van het district is. De Partij heeft hem verantwoordelijk gemaakt voor het berekenen van de armoedecijfers. Ravallion vraagt hoe hij dat precies doet, berekenen hoeveel mensen arm zijn. ‘Martins methode,’ zegt de man tussen twee happen hond door.

Ravallion stopt met kauwen. Of de statisticus weet dat hij Martin is - Martin Ravallion -, de man die die methode heeft bedacht? De man kijkt hem even strak aan. Dan giert hij het uit. ‘Nee, je bluft! Jij bent niet dé Martin.’

Maar Martin Ravallion is wel dé Martin.

Dé Martin die de manier waarop we armoede meten, en waarop we armoede aanpakken, voorgoed heeft veranderd. Dé Martin die armoedebestrijding op de kaart heeft gezet bij economen, bij beleidsmakers en bij het gewone publiek. Dé Martin die een monsterbijdrage heeft geleverd aan het terugdringen van wereldwijde armoede.

Wacht even, denk je nu. Dé Martin? Ik heb nog nooit van deze vent gehoord.

Dat kan goed kloppen. Zijn naam verschijnt namelijk nauwelijks in de media. Zijn Engelse Wikipediapagina (de enige taal waarin er één is) telt nog niet eens 250 woorden. Dit is het eerste grote artikel dat over hem verschijnt.

En toch heeft deze man ook jouw kijk op armoede gevormd. Dat je überhaupt nu iets over armoede leest, is aan hem te danken.

Tijd dus, om zijn verhaal te vertellen. In Parijs en Amsterdam volgden we Ravallion op werkbezoeken. We spraken urenlang met hem, zijn vrouw, zijn collega’s en vrienden. Zo ontstond een beeld van een man die met onwaarschijnlijke energie een revolutie op gang heeft gebracht.

Het startsein werd gegeven in 1990. Ravallion werkte in dat jaar bij de Wereldbank, waar een baanbrekend idee tot stand kwam. Een idee dat voor ons nu zo normaal is, dat het bijna onvoorstelbaar is dat het dertig jaar geleden nog niet bestond.

Het verloren decennium voor de armen

Om te begrijpen hoe bijzonder het idee van 1990 was, moeten we nog iets verder terug in de tijd, naar de jaren tachtig.

Die jaren worden nu bestempeld als een ‘verloren decennium’ voor de armen van de wereld. Het neoliberale gedachtegoed van en had ook de internationale politiek in zijn greep. - de machtigste ontwikkelingsorganisatie ter wereld - was in die tijd in de ban van één ding: economische groei.

Illustratie: Hannah Kay Piché

Die focus had verregaande gevolgen. Als een arm land geld wilde lenen, werden drastische maatregelen geëist: Met name in arme landen heeft de Wereldbank zo het imago gekregen van een neokoloniale economische bezettingsmacht.

Áls armoede in de jaren tachtig al ter sprake kwam bij de Wereldbank, werd automatisch aangenomen dat groei de beste armoedebestrijding was. Het protest tegen die aanname werd steeds luider: groei kan er ook voor zorgen dat de armste mensen alleen maar armer worden.

Een nieuwe hoofdeconoom, gooide eind jaren tachtig het roer om: in 1990 zou het belangrijkste rapport van de organisatie - het -

Enter: Martin Ravallion,

Het simpele idee dat armoede op de kaart zet

Ravallion is geen grote man, maar wel een aanwezigheid. Zijn dikke grijze haar steekt onbeschaamd omhoog. Als hij lacht, verandert zijn gezicht in een schouwspel van tientallen kleine rimpeltjes en komt een rij hagelwitte, kaarsrechte tanden tevoorschijn. Ze doen denken aan een kunstgebit. Hij draagt steevast zelfs onder een net pak. Door de lichte bolling in zijn bovenrug lijkt hij bescheidener dan hij is.

Als hij in 1988 bij de Wereldbank komt werken, wordt hij al snel gevraagd van het Hadden daarvoor nog neoliberale thema’s als ‘financiële systemen’ (1989), ‘publieke financiën’ (1988) en ‘industrialisatie en buitenlandse handel’ (1987), nu moet de Wereldbank zich gaan focussen op het lot van de allerarmsten ter wereld. En vooral: hoe hen te helpen.

Een van de grote vragen: wanneer vinden we eigenlijk dat iemand arm is? En, de vervolgvraag: over hoeveel arme mensen hebben we het?

Het zijn vragen die van cruciaal belang zijn voor het bestrijden van armoede. Immers, als we armoede willen bestrijden, moet er wel een definitie zijn van wát we bestrijden. En: als we willen weten of ons anti-armoedebeleid effectief is, moeten we kunnen meten of het aantal arme mensen ook echt aan het dalen is.

Een headline is geboren: 1 miljard mensen moeten leven van minder dan 1 dollar per dag

Het team komt met een idee: één armoedegrens voor de hele wereld. Maar hoe bepaal je die grens?

Dat lijkt misschien niet meer dan een technische vraag maar het is de kern van Ravallions revolutionaire werk. Hij is niet een man van één revolutionair idee waarvoor hij de Nobelprijs verdient. Hij is een man van talloze kleine stukjes bewijs, sommen, rekenmethodes, die samen hard moeten maken of armoedebeleid wérkt.

Hij is een man die heersende ideeën over armoede niet de kop in drukt met een grote bek - al heeft hij die soms ook - maar met statistiek. Die bewijsdrang, dat is zijn revolutie.

En dat begint allemaal als hij in 1990 een methode bedenkt die nog decennialang zou worden gebruikt om wereldwijde armoede te meten.

Met zijn collega’s kijkt hij eerst wat een aantal van ‘s werelds armste landen zélf hebben bedacht om armoede Ze nemen Bangladesh, Egypte, India, Indonesië, Kenia, Marokko en Tanzania onder de loep. Die landen hebben elk een eigen armoedegrens, variërend van 275 dollar tot 370 dollar

Ravallion slaat aan het Wat blijkt? Zo’n 633 miljoen mensen wereldwijd moeten van minder dan 275 dollar per jaar leven. Bij de hogere grens van 370 dollar is het aantal zo’n

Een schokkend, maar ook pakkend getal. En 370 dollar, dat ligt wel dicht bij 365.

En zo is een headline geboren: 1 miljard mensen moeten leven van minder dan 1 dollar per dag.

Ook armoedebestrijding heeft goede pr nodig

Die 1 dollar per dag is het startsein voor een radicale omslag in het denken over armoede.

Dachten beleidsmakers in de jaren tachtig alleen aan economische groei, tegen de millenniumwisseling stond armoede bovenaan de politieke agenda van de Verenigde Naties en bijna elk land ter wereld. Was het decennialang maar gissen of het aantal armen toe- of afnam, ineens waren armoedecijfers wereldwijd te vergelijken en te volgen. En wist niemand vroeger welk land het armst was, en waarom, in de jaren nul kon iedereen zich informeren over welk armoedebeleid wel en niet werkte.

En dat allemaal door dat ene, simpele getal? Eigenlijk wel.

In feite is het een marketingtruc. Ravallion geeft schaamteloos toe dat de dollar-per-dag eigenlijk niet meer is dan een reclamebord. ‘Geen enkele serieuze wetenschapper gebruikt de grens, want als je echt iets over een land wil zeggen, moet je werken met de lokale cijfers.’

Maar zo’n mondiale grens, die trekt de aandacht van wereldleiders en krantenlezers. Ook iets nobels als armoedebestrijding heeft goede pr nodig - want zonder pr, geen geld.

Ravallions revolutie was ontketend.

Ravallions eigen armoede

Ravallion groeit op in Northern Beaches, Sydney, een kwartiertje lopen van het Collaroystrand. Hij woont alleen met zijn moeder in een klein huis, dat zij met hulp van haar ouders kocht. Al op zijn derde haalde ze Ravallion weg bij zijn vader. Hij kreeg niet meer van hem mee dan de spelfout op zijn geboorteakte: de Franse naam Ravaillon werd Ravallion door een verkeerd geplaatste letter i.

Eén keer hoort hij zijn vaders stem. Hij is dertien jaar en zijn vader loopt achter met de kinderalimentatie die hun magere inkomen - een uitkering en wat inkomsten uit naai- en verstelwerk - aanvult. Uit wanhoop stuurt zijn moeder Ravallion naar de rode telefooncel verderop in de straat, om zijn vader te bellen. Hij herinnert zich nog elke millimeter van die wandeling.

Illustratie: Hannah Kay Piché

Als het gesprek achter de rug is, kan hij de woorden van zijn vader niet meer navertellen. Het was iets beledigends, dat weet hij wel. Iets stoms, iets vreselijks. Maar Ravallion voelt zich trots. Twee dagen later valt de cheque in de bus.

Niet veel later waagt hij het een keer tegen zijn moeder te zeggen: hij wil nu écht eens betere kleren. Het blauwe shirt van zijn schooluniform is groezelig, en hij schaamt zich voor zijn afgedragen broek. Ze wordt woedend en onmiddellijk heeft hij spijt. Hij weet toch dat ze moeten leven van een uitkering?

Op school draait alles om surfen. De eerste Australische wereldkampioen zit bij Ravallion in de klas. Maar Ravallion is geen surfer. Hij probeert het wel - wie weet helpt het hem bij de meisjes - maar hij bakt er niks van.

Lezen, leren, studeren, dat kan hij beter. Telkens weer haalt hij het hoogste cijfer van de klas, zelfs als hij zijn best niet doet. Het geeft hem zelfvertrouwen. Hij is anders dan anderen, denkt hij. Speciaal misschien.

Op zijn zeventiende gaat hij architectuur studeren in Sydney. Voor het eerst ontmoet hij mensen zoals hij, die constant kritisch naar de wereld willen kijken. Hij raakt nooit meer een surfboard aan.

Was zijn doel lange tijd om zélf aan de armoede te ontsnappen, het is Ravallion rond zijn twintigste wel duidelijk dat hij daarin gaat slagen. Hij is intelligent - de beste student van de architectuuropleiding - en goede banen zullen voor het oprapen liggen.

Zijn ambities worden groter: ervoor zorgen dat ánderen niet meer in armoede hoeven te leven.

Waarom zelfs de Indiase premier zijn werk leest

Het jaar 1990 is slechts het begin. Want een marketingtruc alleen is niet genoeg om armoedebestrijding op de kaart te zetten.

Wat daarvoor nodig is, is bewijs. Bewijs, bewijs, bewijs. ‘Martin is geen man van het revolutionaire idee,’ zegt zijn voormalige baas Lyn Squire. ‘Hij is een bakstenen- en cementman.’

De bakstenen: de methodes om armoede te meten. Het cement: gegevens over armoede wereldwijd. En die maken samen, in de woorden van Squire: ‘een gigantisch en enorm waardevol gebouw.’ Een gebouw waar uiteindelijk niemand meer omheen kan.

Want vanaf 1990 gaat Ravallion aan de slag met zijn missie: armoede moet een serieuze wetenschap worden, met een strakke methodologie, gebaseerd op goede data. Tot dan toe wordt er statistisch gezien aangemodderd. Maar een stuk of twintig ontwikkelingslanden verzamelen überhaupt armoedecijfers - en vaak ook nog van slechte kwaliteit. Hoe kun je dan weten of armoedebeleid zin heeft?

Ravallion reist de wereld af om overheden te adviseren hoe ze armoede het best kunnen meten en aanpakken. Dat is niet altijd even makkelijk. Hij weet nog goed hoe hij in de jaren negentig een bezoek bracht aan China, waar hij de overheid wilde overtuigen dat ze een groot armoedeprogramma onder de loep moesten nemen. ‘Als ik zeg dat ons programma impact heeft, dan ís het zo,’ vertelde een Chinese bestuurder hem tijdens een vergadering. De man speelde verveeld met zijn stropdas. ‘Geloof ons nou maar.’

Herhalen, herhalen, herhalen, dat is het enige wat Ravallion kan doen. Herhalen hoe belangrijk het is goede evaluaties te doen van armoedebeleid. Te controleren of de cijfers aantonen dat beleid ook echt werkt, in plaats van je te laten leiden door dogma’s en ideologieën.

Met de jaren lukt hem dat steeds vaker. Uiteindelijk overtuigt hij de Chinese overheid van het belang van En tijdens een diner met de Indiase premier Manmohan Singh - zelf een econoom -, roept Singh: ‘Oooh Martin! Ik heb zoveel van je artikelen gelezen, zo goed je te ontmoeten!’

Maar een van de moeilijkste vragen voor Ravallion blijft: zijn er dankzij zijn werk minder arme mensen op de wereld? Hoe weet je of je werk succesvol is? Als hij voor de ministers van Financiën van de G20 een speech houdt, zegt hij, ‘gooien ze geen tomaten of eieren naar mijn hoofd, dus ze zullen het tot op zekere hoogte wel met me eens zijn.’ Maar of ze ook iets doen met zijn advies? ‘Dat weet je nooit.’

Wat hij als architect niet kan doen, maar als econoom wel

Als twintiger denkt Ravallion dat hij arme mensen het beste kan helpen als architect. Tijdens zijn studie in de jaren zeventig werkt hij aan allerlei sociale projecten: betere woningen voor minima, software waarmee iedereen een eigen huis kan ontwerpen. Maar hij komt er al snel achter dat architectuur vooral draait om geld en commercie. Architecten werken meestal voor de rijken, niet voor de armen.

Even overweegt hij te stoppen met zijn opleiding, maar dan komt er een keerpunt. In zijn tweede studiejaar overtuigt hij zijn leraren om - samen met twee bevriende studenten - een jaar lang het Australische provinciestadje Yass te bestuderen.

Illustratie: Hannah Kay Piché

Er is niks bijzonders aan Yass, 5.000 inwoners, zo’n 280 kilometer ten zuidwesten van Sydney. Juist in dit doorsnee stadje willen de studenten antwoord vinden op de vraag: in welke omstandigheden wonen bepaalde groepen mensen? En: hoe is dat zo gekomen? Waarom wonen de rijken bijvoorbeeld in Zuid-Yass, en de armen in

Ze rijden dat jaar tientallen keren de vijf à zes uur met de auto naar Yass. Hun begeleider Ross King is er bijna altijd bij. Het is op een avond in het goedkope motel waar ze vaak slapen, dat King Ravallion een artikel geeft van Apps was ooit ook architect, maar is econoom geworden.

Ravallion werpt een blik op het stuk, het eerste economische artikel dat hij leest. Hij snapt er werkelijk niets van. De wiskunde is eenvoudig, maar hoe hebben die berekeningen te maken met de werkelijkheid? Telkens weer slaat hij de pagina’s heen en weer, loopt de formules eindeloos na.

En dan komt het besef: dit is een wetenschap die wiskunde niet gebruikt om een dakrand te meten of een baksteen te wegen. Het is een wetenschap die wiskunde gebruikt om sociale problemen te begrijpen.

Sociale problemen, zoals armoede.

Ravallion vertrekt naar Europa. Zijn moeder is inmiddels overleden. Hij schrijft zich in voor een master aan de London School of Economics.

Anderen zijn gewoon heel langzaam

Vanaf 1990 is Ravallion met zijn artikelen constant bezig het denken over armoede aan te scherpen. Hij werkt samen met grote namen uit het vakgebied, maar niemand houdt zijn werktempo bij. Geen econoom publiceerde ooit zoveel over armoede als hij. Bloedserieus zegt hij dat anderen ‘gewoon heel langzaam’ zijn.

Obsessief, dat is hij zonder twijfel. Zijn hoofd staat nooit uit. Hij loopt naar zijn werk, zodat hij alvast kan nadenken over zijn projecten.


Ravallion en zijn vrouw aan de eettafel.

Zelden begeeft Ravallion zich in kringen zonder economen. Dat hoor je ook aan zijn taalgebruik. Over managers bij de Wereldbank zegt hij: ‘Ambitie heeft op zijn best een zwakke correlatie met intelligentie.’ En zelfs als je vraagt of een restaurant hem is bevallen, zegt hij: ‘De verhouding tussen sfeer en voedselkwaliteit

Zijn werk is zijn leven. Hij is er letterlijk mee getrouwd.

Vroeg uit de pub voor de liefde

Hij is promovendus op de London School of Economics als hij de Belgische masterstudent Dominique van de Walle tegen het lijf loopt. Haar tengere postuur staat in verrassend contrast met haar harde stem. Het Amerikaanse accent is een erfenis van een jeugd gevuld met verhuizingen en internationale scholen.

Ravallion valt als een blok voor Van de Walle. Al snel vertrekt hij naar Oxford - Van de Walle volgt hem zodra ze is afgestudeerd. Zat hij tot voor kort nog urenlang bier te drinken met zijn beste vriend nu vertrekt hij al vroeg uit de pub om naar zijn nieuwe liefde te gaan.


Ravallion en zijn vrouw aan de eettafel.

Na een paar jaar op universiteiten in Engeland en Australië vertrekt het stel naar Bangladesh, het eerste ontwikkelingsland waar Ravallion Ze verblijven in een pension zonder stromend water. Zo nu en dan sluipen ze het Intercontinental Hotel in, om daar bij het zwembad te douchen. Nooit smaakte een biertje meer zo lekker als daar.

Van de Walle kreeg maar toch, those were the days.

en Ravallion kregen nooit kinderen. Ze zijn inmiddels meer dan 35 jaar samen. Als koppel, maar ook als collega’s: ze deden samen tientallen onderzoeken en leveren constant input op elkaars werk. In hun gesprekken stuiteren de ideeën heen en weer - een soort extreem inhoudelijk kibbelen.

Armoede kan ook relatief zijn

Tegen de tijd dat de millenniumbug een fabel blijkt te zijn, wordt Ravallion bewonderd. ‘De Wereldbank - en daarmee de hele ontwikkelingswereld - is als een olietanker,’ zegt collega-econoom ‘Die koers is bijna niet bij te sturen. Maar dat is Martin wel gelukt, binnen tien jaar. Dat is onvoorstelbaar.’

Maar er is ook kritiek op zijn werk. In rijke landen wonen ook arme mensen, ook al verdienen die meer dan 1 dollar per dag. Vindt Ravallion hen dan niet arm?

Ravallion snapt de intuïtie wel: hij voelde zich als kind immers ook arm in zijn sloeberige schooluniform. Met andere woorden, armoede kan ook relatief zijn. Als je bepaalde dingen niet hebt, hoor je er niet bij.

Toch redeneert Ravallion dit argument keer op keer de prullenbak in. In arme landen gaat het volgens hem maar om één ding: overleven. Als je bezig bent om niet te verhongeren, heb je geen tijd om je druk te maken over ‘erbij horen.’

Tot hij in 2005 op werkbezoek gaat in Jemen. ‘ ruïneert onze samenleving,’ vertelt de directeur van het statistisch bureau hem. Het is Ravallion ook al opgevallen: op straat loopt bijna iedereen te kauwen op een portie van de

Zelfs de armen geven er geld aan uit. Ravallion berekent dat de armste 10 procent van de bevolking zo’n 10 procent van hun inkomen aan de drug uitgeeft. En dat terwijl qat nou niet bepaald een essentiële levensbehoefte is.

Dan realiseert hij zich: ook armen geven geld uit om er bij te horen. Op kussens op de grond met een berg qat in het midden, daar worden banden gesmeed en beslissingen genomen. Geen qat kauwen is in Jemen sociale zelfmoord.

Het is voor het eerst dat Ravallion moet toegeven dat hij er echt naast zit. Niet alleen absolute armoede bestaat, maar ook relatieve. Dat inzicht is cruciaal voor armoedebestrijding: je moet er niet alleen voor zorgen dat mensen overleven, maar ook dat ze deel uitmaken van de samenleving.

Waarom hij bewonderd én bevreesd wordt

Toegeven, dat is voor Ravallion niet makkelijk. Trots, onvermurwbaar, overtuigd van zijn ideeën - zo wordt hij door zijn collega’s beschreven. Zelf beschrijft hij zijn werk steeds als een ‘strijd’ die gewonnen of verloren kan worden.


Ravallion en zijn vrouw aan de eettafel.

Het maakt hem naast bewonderd ook gevreesd. Collega’s die zijn ideeën ter discussie stellen, krijgen doorgaans direct de wind van voren: ‘Dat is echt onzin!’ En niet zelden schrijft hij binnen een dag een paper om zijn mening wiskundig te onderbouwen.

Vaak heeft Ravallion dan gelijk. Maar niet altijd.

In dat laatste geval duurt het volgens collega’s gemiddeld zo’n vierentwintig uur. De collega die hij op maandag nog voor gek verklaart, kan hem zomaar op dinsdagochtend in zijn kantoor aantreffen: ‘Oké, het was misschien geen totale onzin wat je zei.’

Illustratie: Hannah Kay Piché

Ravallion blijft een wetenschapper: als er genoeg bewijs ligt, stelt hij zijn aannames bij. Hij citeert graag de Chinese politicus ‘Zoek de waarheid in de feiten.’

Toch verbaast het niemand dat Ravallion sinds een paar jaar niet meer met de andere alfaman uit zijn vakgebied in één ruimte wil zitten. Angus Deaton, een Schots-Amerikaanse wetenschapper, won in 2015 de Nobelprijs voor de Economie voor zijn onderzoek naar armoede. Ravallion en hij lijken op één lijn te zitten: met betere cijfers willen ze armoede bestrijden.

Toch gaat het in januari 2015 mis. Allebei zijn ze aanwezig op een bijeenkomst over armoede van de Wereldbank. De spanning hangt al een tijdje in de lucht. Er is een voor wereldwijde armoede bedacht. Deaton is voor, Ravallion is tegen.

Ze zijn het allebei niet gewend om tegengesproken te worden. En allebei te trots om in te binden.

En zo verandert het debat al snel in een ordinair bekvechten dat niet zou misstaan op een basisschoolplein. Het is de laatste keer dat ze in één ruimte zitten.

Gingen ze vroeger nog weleens samen eten, nu moet Ravallion daar niet meer aan denken: ‘Angus en ik zijn het er niet over eens of het belangrijk is een aardig persoon te zijn. Ik vind dat


Ravallion en zijn vrouw aan de eettafel.

Werken tot hij er dood bij neervalt

Zijn vrouw is er. Zijn collega’s zijn er. Zelfs de president van de Wereldbank is op Ravallions afscheidsreceptie, terwijl die maar zelden naar een feest komt. Maar niemand is verrast dat hij vandaag komt opdraven. Want in bijna een kwarteeuw heeft Ravallion meer klaargespeeld dan hele afdelingen bij elkaar.

Hij schreef talloze wetenschappelijke artikelen, boeken en rapporten. Ondertussen verzamelen 131 landen data over armoede. Bij zowel de Wereldbank als de Verenigde Naties is armoedebestrijding prioriteit nummer één.

Maar hoeveel mensen Ravallion precies uit de armoede heeft gered? Dat gaat zelfs zijn geavanceerde statistische methoden te boven. Al is het niet te meten, geen enkele collega twijfelt eraan: zonder Ravallions werk was er nu meer armoede in de wereld geweest.

Hij is op de borrel ook wel een beetje opgelucht. De politiek binnen de Wereldbank maakte hem de afgelopen jaren vaak gestrest. Telkens weer die discussies over het belang van onderzoek bij de Wereldbank. Telkens weer met zijn hakken in het zand om geld te claimen voor zijn projecten.

Maar met pensioen? ‘Ik zou niet eens weten hoe dat moest.’

En dus heeft hij nu een baan gekozen die hij tot zijn dood mag doen: hoogleraren in de VS hoeven niet met pensioen. Aan de universiteit van Georgetown - niet geheel toevallig op vijfentwintig minuten lopen van de Wereldbank - zet hij zijn onderzoek voort en motiveert een nieuwe generatie om armoede de wereld uit te helpen.

En, geheel in stijl, schrijft hij direct een zevenhonderd pagina’s tellend over de economie van armoede - het bestaande materiaal vindt hij niet volstaan.

Dit artikel vormt de aftrap van een reeks artikelen over armoede. De komende weken zullen we ingaan op vragen als: Hoe kun je cijfers van verschillende landen met elkaar vergelijken? Gaat armoede over meer dan alleen geld? En: hoe is het denken over armoede de afgelopen tweehonderd jaar veranderd?

Dit artikel werd mede mogelijk gemaakt door het

Dit zijn Martin Ravallions antwoorden op jullie vragen Jullie stelden veel interessante en kritische vragen naar aanleiding van ons profiel over Martin Ravallion, het brein achter de armoedegrens. Wij legden ze aan hem voor en kregen de volgende antwoorden. Lees Ravallions antwoorden hier terug Wie heeft de term ‘leven van 1 dollar per dag’ eigenlijk bedacht? Arm ben je als je leeft van minder dan 1 dollar per dag, dat weet iedereen. Maar wie heeft die term ‘1 dollar per dag’ eigenlijk bedacht? Dat leek een makkelijke vraag, maar bracht ons in een slangenkuil vol koppige en ijdele wetenschappers. Lees hier ons verhaal terug Wil je op de hoogte blijven van Maites artikelen? Als correspondent Conflict & Ontwikkeling is Maite op zoek naar manieren om de wereld een beetje beter te maken. Wil je weten wat ze zoal tegenkomt op haar zoektocht? In haar tweewekelijkse nieuwsbrief tipt ze je het beste wat ze leest, ziet en hoort over haar onderwerp. Schrijf je hier in voor Maites nieuwsbrief Wil je op de hoogte blijven van Sannes artikelen? Als correspondent Ontcijferen onderzoek ik de wereld van cijfers. In mijn nieuwsbrief houd ik je op de hoogte van mijn verhalen en deel ik het beste wat ik zie, hoor en lees. Een vast onderdeel: #nerdalert, voor de getallenliefhebbers. Schrijf je hier in voor Sannes nieuwsbrief

Lees verder:

Waarom we veel minder weten van ontwikkelingslanden dan we denken Afrika telt maar liefst vijf van de tien snelst groeiende economieën. En de afgelopen 25 jaar is het percentage arme en ondervoede mensen gehalveerd. Het lijkt goed te gaan met de wereld, maar klopt dit positieve beeld wel? Ik dook in de data en stel vast: we weten bar weinig van de situatie in ontwikkelingslanden. Lees het verhaal van Sanne hier terug Zo ontsnap je aan armoede in het armste land ter wereld Armoede vóór 2030 de wereld uit. Dat is het grootse doel dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties zich eind deze maand stelt. Ik keerde samen met fotograaf Jan Banning terug naar een dorp in Malawi waar we tien jaar geleden leerden wat alledaagse armoede betekent. Is het einde van de armoede daar al in zicht? Lees het verhaal van Dick hier terug Waarom arme mensen domme dingen doen Armoedebestrijding in Nederland is vaak op een misvatting gebaseerd: dat armen het beste zichzelf aan de haren uit het moeras kunnen trekken. Een baanbrekende theorie over de gevolgen van geldgebrek voor je denkvermogen laat zien dat dat niet klopt. Lees het verhaal van Rutger hier terug