Als Huda en Mahmoud Alrashed bij mij op bezoek komen, loopt het gesprek anders dan ik had gedacht. Ik had het willen hebben over hun nieuwe leven in Nederland. Ze zijn in 2012 gevlucht uit Syrië en een halfjaar geleden met hun vier kinderen neergestreken in een rijtjeshuis in het Groningse dorp Glimmen. Maar elke keer dat we het over Glimmen hebben, stokt het gesprek. Mahmoud en vooral Huda moeten eerst een ander verhaal kwijt.

Laat ik beginnen te vertellen hoe ze in mijn huis terechtgekomen zijn. Met Huda wil ik me inschrijven bij het initiatief van De Correspondent om vluchtelingen een stem te geven. Met collega Dick Wittenberg heb ik het opgezet om te achterhalen hoe vluchtelingen een nieuw bestaan opbouwen in Nederland als ze eenmaal de asielopvang hebben verlaten. Ik wil ervaren hoe dat is, contact onderhouden met iemand die nieuw is in Nederland. Mijn plan is elke maand een verslag te maken van ons samenzijn.

Hoe ik Huda en Mahmoud vond

Via Google ontdek ik dat vlak bij mijn woonplaats Groningen, in het dorpje Onnen, een asielzoekerscentrum zit. Vijf minuten later vind ik een club Onnenaren die zich inzet voor vluchtelingen, Vlechtwerk noemen ze zichzelf. Weer vijf minuten later vind ik een van de drijvende krachten achter Vlechtwerk, een vrouw die me de volgende dag vertelt dat ze vluchtelingen kent in Glimmen, een dorp verderop.

Zo bel ik eind september aan bij het rijtjeshuis van Huda (33) en Mahmoud (42). Het is ’s avonds en Mahmoud is naar Nederlandse les. Huda is alleen thuis met hun vier kinderen: Mohammad (12), Tamim (10), Wesal (9) en Jamaan van negen maanden. We mogen in de woonkamer de schoenen aanhouden, Huda weet al dat de meeste Nederlanders dat doen. Uit voorzorg is voor de bank een deel van het vloerkleed omgeslagen, zodat de mooie bovenkant naar beneden ligt. Op tafel zet Huda bordjes met zelfgemaakte griesmeelpudding neer. ‘Een Syrische specialiteit,’ zegt ze.

Op de televisie speelt een Arabische tekenfilm, waarnaar Mohammad en Tamim kijken. Tamim wordt niet afgeleid door ons gepraat: hij is doof. Als baby had hij extreem hoge koorts, vertelt Huda, waarna hij niets meer kon horen. Hij leerde alleen goed communiceren met zijn oudere broer Mohammad, met wie hij een eigen gebarentaal ontwikkelde. Af en toe aait Mohammad zachtjes over Tamims hoofd.

Huda is enthousiast over het plan om maandelijks met mij vragen te beantwoorden voor Nieuw in Nederland. Als Mahmoud thuiskomt van Nederlandse les zegt hij ook mee te willen doen. Ze kunnen allebei nog niet goed genoeg Nederlands, maar mijn man spreekt Arabisch, dus die kan vertalen. Na een poosje wordt het druk in de huiskamer. Dochter Wesal komt van boven en baby Jamaan begint te huilen. Ik vertrek.

Hoe Huda en Mahmoud naar Nederland kijken

Begin oktober nodig ik de hele familie bij mij thuis uit om nader kennis te maken. Dan wacht mij de verrassing. Ik wil het hebben over Glimmen en daarover willen Huda en Mahmoud best iets zeggen. Ze zijn bijvoorbeeld blij dat Tamim naar de dovenschool in Haren kan en de hele familie nu met hulp van de school gebarentaal leert. Maar zodra ze ook maar een rafelrandje van Nederland benoemen, verontschuldigt Huda zich. ‘Dit is toch geen belediging?’

Ik heb gezegd: ‘We zijn in Nederland dus we moeten ons aanpassen aan de gewoontes hier. We gaan een keer naar de kerk’

Nederland is hun redding geweest, sinds ze een jaar geleden landden op Schiphol. ‘Ik voelde me als een kind dat na lang wachten een cadeau krijgt op zijn verjaardag,’ zegt Mahmoud. Zijn vrouw: ‘Het eerste halfjaar in Nederland zaten we in het asielzoekerscentrum in Onnen. Daar was een kerk en Mahmoud wilde er niet naartoe want wij zijn moslims. Ik heb hem overgehaald. Ik heb gezegd: ‘We zijn in Nederland dus we moeten ons aanpassen aan de gewoontes hier. We gaan een keer naar de kerk.’’

Huda en Mahmoud zijn in Nederland gekomen door hun oudste zoon Mohammad. Dát is het verhaal dat ze kwijt moeten. Hun kinderen hebben zich inmiddels met mijn kinderen verspreid over het huis, afgezien van baby Jamaan die op het hobbelpaard zit dat ik van zolder heb gehaald. We drinken thee, het is rustig geworden in de woonkamer. ‘Mohammad was twee jaar alleen in Nederland,’ zegt Huda. ‘Hij is hier gekomen met zijn oom, mijn broer.’

En vooral: hoe Huda en Mahmoud naar hun vlucht kijken

Een van de adviezen die we aan de deelnemers van Nieuw in Nederland geven, is dat het niet slim is al te snel over het vluchtverhaal te beginnen. Deze tip kregen we van ex-vluchteling Nafiss Nia, die dit eerder voor De Correspondent. Het vluchtverhaal kan een pijnlijke herinnering zijn. Besef dat vluchtelingen niet altijd die pijn willen oproepen, dus kijk uit met vragen hierover, is haar pleidooi.

Ook dat is een reden voor mij vooral over Glimmen te willen praten. Dat vluchtverhaal komt later weleens, denk ik. Maar dat is buiten Huda en Mahmoud gerekend: die beginnen zelf over hun vlucht. Vooral Huda houdt niet meer op. Gedetailleerd vertelt ze hoe ze in 2012 halsoverkop haar kinderen van school haalde in Hama, de Syrische stad waar ze woonden. De oorlog kwam zo dichtbij dat ze moesten vluchten als ze niet dood wilden.

Mahmoud was in Saoedi-Arabië waar hij werkte als vrachtwagenchauffeur. Hij zag zijn gezin pas weer terug in Jordanië, waar Huda en de kinderen naartoe waren gegaan. Hij trof ze in een oud, vies kamertje in hoofdstad Amman. Ze bleven er een jaar, terwijl Mahmoud probeerde het hele gezin naar Saoedi-Arabië te krijgen. Dat mislukte en toen ze bijna geen geld meer hadden, vertrokken ze naar Egypte. In Caïro kon Mahmoud aan de slag als monteur van scooters, brommers en motoren.

Het was prachtig om langs de Nijl te lopen, herinnert Huda zich, maar verder vond ze Egypte verschrikkelijk. ‘We stikten bijna in Egypte,’ vult Mahmoud aan. ‘Egyptenaren houden niet van Syriërs en Sisi wakkert dat aan. Hij zegt geen goede dingen over ons. Er is veel racisme.’ Huda: ‘De vrouwen zijn jaloers op Syrische vrouwen. Ze zijn bang dat wij hun mannen afpakken. Het is niet best wat ze allemaal tegen me hebben gezegd.’

Na twee jaar in Caïro beseften Huda en Mahmoud dat ze ook hier geen nieuw bestaan konden opbouwen. Ze onderzochten alle mogelijke opties om weg te komen, niets lukte. Zo begonnen ze te denken aan een mensensmokkelaar die hen in een bootje over de Middellandse Zee kon brengen. Het probleem was dat ze nauwelijks geld hadden en de overtocht voor het hele gezin tienduizenden euro’s bedroeg. Toen de broer van Huda in zijn eentje wilde gaan, besloten ze hun oudste zoon Mohammad mee te sturen. Tien was hij op dat moment. Als hij ergens in Europa asiel zou aanvragen, konden zij via gezinshereniging volgen. ‘Het kon niet anders,’ zegt Huda.

Een voor een komen de kinderen terug in de woonkamer. Ze gaan zitten rondom de theepot, misschien ook omdat er baklava naast staat die Mahmoud heeft gebakken. Huda pakt haar telefoon en laat de laatste foto zien die ze heeft gemaakt van Mohammad voor hij met zijn oom in een bootje van een mensensmokkelaar stapte. Mohammad is niet te herkennen, zo vol is hij nog in zijn gezicht. Hij staat naast zijn oom, een jongeman van achttien die om zijn nek een tas draagt met al hun spullen erin. ‘Dit was de afscheidsfoto,’ zegt Huda.

Hoe de reis was? Mohammad kijkt stil voor zich uit. Huda: ‘Ze zijn vijftien dagen op zee gebleven. Wij wisten niks, er was geen contact, ik ben bijna gek geworden. Ik liep op straat in Caïro te schreeuwen en ben vijf kilo lichter geworden. Eindelijk belde iemand uit Italië met de boodschap dat ze waren aangekomen. Ze hadden het gehaald, godzijdank.’

Mahmoud spoort Mohammad aan ook iets te zeggen: ‘Kom, wees een man.’ Dan zegt Mohammad zachtjes, terwijl hij naar zijn moeder overhelt: ‘Het duurde lang op zee. We waren bang dat we nooit weer aan land zouden komen.’

Dan toch: hun leven in Nederland

Ik heb zo’n idee dat we nu echt moeten overgaan naar hun leven in Glimmen. Ik vraag Mahmoud of hij werk heeft. Hij vertelt dat zijn Syrische rijbewijs in Nederland niet geldig is, waardoor hij voorlopig niet aan de slag kan als vrachtwagenchauffeur. Als zijn hand naar zijn broekzak gaat om het rijbewijs te pakken, grijpt Huda in. ‘Dat is een verhaal apart. We moeten eerst over ons begin in Nederland vertellen. We waren zo blij toen we hier kwamen.’

Twee jaar moesten ze wachten voor ze elkaar weer zagen. Mohammad trok met zijn oom van Italië naar Nederland, omdat ze dachten daar de meeste kans te maken op asiel. Ze reisden zwart met de trein en als ze werden gepakt liepen ze een eind. Soms sliepen ze op een station. Van zo’n hazenslaapje kreeg Huda in Caïro een foto toegestuurd. Op de foto ligt een jongetje in elkaar gedoken op de grond in een stationshal. Als je inzoomt, zie je zijn slapende gezicht. Dat inzoomen deed Huda vaak in Caïro.

Intussen is Jamaan uitgekeken op het hobbelpaard en begint hij te huilen. Vader Mahmoud speelt op zijn telefoon een Arabisch kinderliedje voor hem. ‘Mama krijgt nog een baby,’ zingt een mechanische stem. Iedereen moet lachen en Jamaan is meteen stil. Hij grijpt de telefoon en begint erop te kauwen. Mahmoud laat het maar even zo.

Huda liet haar koffers staan en rende naar hem toe, terwijl Mohammad stokstijf bleef staan. ‘Hij leek wel dood’

Huda vertelt verder. In Nederland belandden Mohammad en zijn oom in een asielzoekerscentrum in Oosterbeek. Pas toen konden Huda en Mahmoud in Caïro werk maken van de gezinshereniging. Op een dag kreeg Mohammad van zijn oom in het centrum te horen dat ze naar Schiphol gingen. De oom verzon er een reden bij. Hij wilde niet vertellen dat Huda en Mahmoud zouden landen. Ze kwamen officieel in aanmerking voor gezinshereniging, maar stel je voor dat de douane hen toch niet zou doorlaten.

‘Voor mijn gevoel duurde de vliegreis naar Nederland een dag, er kwam geen einde aan,’ zegt Huda. ‘Ik dacht maar één ding: wanneer zie ik mijn zoon terug? Ik wist dat hij in het asielzoekerscentrum verdrietig was. Hij praatte niet en at niet.’ Nog steeds heeft Mohammad een smal gezicht, maar volgens Huda komt dat ook door iets anders. Op Schiphol zag ze meteen dat hij jaren ouder was geworden. ‘In Caïro was hij een kind en toen we hem twee jaar later weer zagen, was hij een man.’ Huda liet haar koffers staan en rende naar hem toe, terwijl Mohammad stokstijf bleef staan. ‘Hij leek wel dood,’ zegt Huda.

Het hele gezelschap rondom de theepot kijkt naar Mohammad, maar hij zegt niets en niemand vraagt hem iets. De baby is klaar met de telefoon en begint opnieuw te huilen. Huda: ‘Wat we hebben meegemaakt in Syrië, Jordanië en Egypte was verschrikkelijk. Toen we in Nederland aankwamen, waanden we ons in het paradijs. Ik ben hier niet elke dag topgelukkig, maar we zijn weer met z’n allen en hebben een plek voor onszelf. Ik dank God dat we hier zijn.’

Deze reportage is onderdeel van het initiatief Nieuw in Nederland. Zonder financiële bijdrage van was dat niet mogelijk geweest.

Wil je meedoen met Nieuw in Nederland? Help je mee om zicht te krijgen op hoe het vluchtelingen na vestiging in Nederland vergaat? Schrijf je dan nu in voor Nieuw in Nederland. Dat doe je via dit formulier. Je ontvangt nieuws en updates in je mailbox

Meer verhalen binnen dit initiatief:

Hoe kom je in contact met een vluchteling? En meer vragen over Nieuw in Nederland beantwoord Doe mee met een uniek initiatief. Hoe gaat het verder met vluchtelingen als ze eenmaal hier zijn? De Correspondent mobiliseert honderden leden om dat uit te zoeken. In dit stuk: hoe je in contact komt met een vluchteling. Lees de gids hier terug Honderden Correspondentleden praten met vluchtelingen over hun eerste jaar in Nederland. Doe je mee? Doe mee met een uniek initiatief. Hoe gaat het verder met vluchtelingen als ze eenmaal hier zijn? De Correspondent mobiliseert honderden leden om dat uit te zoeken. Geef je vandaag nog op. Lees de oproep hier terug Zo vecht deze Syrische zich in Hoorn de bijstand uit De Syrische vluchteling Zohor Al Musry opent in Hoorn haar eigen karateschool. Een tip van een lezer die we kregen nadat ons onderzoeksproject Nieuw in Nederland maandag van start ging. Ik ontmoette een sterke vrouw die er trots op is dat ze - al na negen maanden - in Nederland haar eerste geld verdient. Lees de reportage hier terug