Spring naar inhoud

CETA laat zien: de strijd tussen natiestaat en een democratischer Europa is nog niet gestreden

Hij stond erbij als een geslagen hond. De Belgische minister-president Charles Michel liet vanmiddag na de Europese top lang op zich wachten. En toen hij eenmaal in het overvolle perszaaltje was, keek hij of hij liever in zijn bed was gekropen.

In de nachtelijke uren had hij met de Canadese premier Justin Trudeau overlegd om te horen welke speelruimte er nog is voor Canadese concessies ten aanzien van CETA, het omstreden vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en Canada. Daarna had hij snel contact opgenomen met Paul Magnette, de Waalse minister-president die zijn veto tegen CETA heeft uitgesproken, om de krijtstrepen te tekenen. Het mocht niet helpen. Vandaag hield Wallonië vast aan haar non.

Bijzonder complex. Delicaat. Fragiel. Zo duidde Michel de situatie aan. Voor zijn land België. En voor Europa. Hij had er een zware dobber aan gehad de Waalse blokkade uit te leggen aan de zeventwintig andere Europese leiders op de top. Zij willen allemaal wél tekenen.

Michel liet doorschemeren nog steeds te geloven dat het non in een oui kan veranderen, vóór de EU-Canadatop die op 27 oktober moet plaatsvinden. Hij was permanent met iedereen in overleg, zei hij. Met Canada, Wallonië, de Europese Commissie en de andere EU-landen. Slapen zal er voor hem dus voorlopig niet inzitten.

Maar het opmerkelijkste moment was wel toen de Belgische premier zichzelf ook een filosoof noemde. En de denker in hem kwam tot het inzicht dat hier verschillende lagen van democratie botsten. Niet voor het eerst. In de vluchtelingencrisis bijvoorbeeld ook. In dat geval waren het de Oost-Europese landen die zich verzetten tegen het door een ruime meerderheid in de Europese Raad ondersteunde plan om asielzoekers quotagewijs over de EU-landen te verdelen.

Een panklare oplossing had Michel zo snel niet. Maar de diagnose was juist. Een besluitvaardige EU vraagt om een krachtig collectief bestuur, gedragen door een sterke democratie op Europees niveau. Met een vetorecht van elk land, laat staan elke regio, is de Unie al snel vleugellam. Maar tegelijkertijd is er een enorm verlangen nationale parlementen bij Europese beslissingen te betrekken, omdat Brussel als veraf en dictatoriaal wordt ervaren.

De manier om dat beeld te bestrijden, is het uitbouwen van een échte Europese democratie, met een volwaardige volksvertegenwoordiging die het recht heeft wetten voor te stellen en op alle beleidsterreinen het finale woord heeft. Maar dat vinden velen een stap te ver. Ze vrezen het ontstaan van een superstaat. Daarom blijft de EU steken in het modderige midden tussen een samenwerkingsverband tussen soevereine staten en een federale staat. En in die modder worstelen de nationale democratieën en de Europese instellingen met elkaar.

Wat je inhoudelijk ook van CETA vindt - een zegen voor onze economie of een neoliberaal paard van Troje - de schermutselingen rondom dit vrijhandelsverdrag zijn het symptoom van een dieperliggend probleem: de spagaat tussen natiestaat en federatie waarin de EU al decennia vast zit.

M’n notitie over waarom Wallonië wellicht gelijk heeft, maar het niet mag krijgen. Over de bezwaren tegen CETA.
Correspondent Europa tussen macht en verbeelding