Ik ben opgegroeid zonder Kerst en zonder kerstboom. Mijn ouders waren tegen veel. Tegen auto’s, tegen zure regen, tegen vuurwerk (op sterretjes na) en ook tegen Kerst. Dat laatste kon nog verklaard worden – ‘Wij zijn joods,’ zei mijn moeder weleens – maar ik ken genoeg joden die wel een kerstboom in huis haalden, al was het maar om niet zo op te vallen. Dat ging mijn ouders veel te ver.

Mijn eerste kerstdiner vond plaats op mijn vijftiende. Enkele vrienden op het Vossius Gymnasium hadden besloten een kerstdiner op ‘derde kerstdag’ te organiseren, oftewel een kerstdiner voor vijftienjarigen. Ik herinner me dat er blikjes champignonsoep werden opengetrokken, de rest heb ik verdrongen.

Mijn vriendinnetje Nathalie, dat ik zo rond mijn achttiende had, was wijs genoeg om mij niet bij haar thuis uit te nodigen voor het kerstdiner. Misschien omdat ik haar na de seks altijd plaagde dat ik haar kat zou vermoorden. In de loop der jaren ben ik milder geworden, ik dreig niet meer met moord op huisdieren.

Mijn vriendin Marianne, met wie ik in 1993 een verhouding kreeg, nam mij dat jaar mee naar haar ouders voor het kerstdiner. Die zeiden: ‘Het lijkt ons leuk als een jood ons het kerstverhaal voorleest.’ Dat heb ik toen gedaan, want als jood ben je blij met een speciale taak tijdens het kerstdiner.

Naar verloop van tijd heb ik meer en meer mijn best gedaan elke vorm van kerstdiner te vermijden. Niet omdat ik iets tegen christenen heb - christenen zijn ook mensen - ik heb eveneens mijn best gedaan de synagoge op Grote Verzoendag te vermijden. Nee, de onderhuidse spanningen die zich op dergelijke dagen voordoen zijn me al snel te veel. Mijn literatuur zit boordevol onderhuidse spanningen, in mijn vrije tijd wil ik er bij voorkeur van verschoond blijven.

‘Het lijkt ons leuk als een jood ons het kerstverhaal voorleest.’ Dat heb ik toen gedaan, want als jood ben je blij met een speciale taak tijdens het kerstdiner

Niet onvermeld echter mag het kerstdiner blijven dat ik twee jaar geleden in het Dwarika’s Hotel in Kathmandu meemaakte met mijn vriendin, Marinka. Naar verluidt is het Dwarika’s Hotel het beste hotel van Kathmandu en dat wil ik best geloven. Die kerstavond in 2011 zat het restaurant vol met Engelse toeristen van middelbare leeftijd en mijn vriendin had sexy kerstondergoed gekocht dat bij nader inzien niet helemaal bleek te passen. Sinds die tijd kan ik niet meer aan kerstmis denken zonder aan sexy kerstondergoed te denken en ik kan niet aan sexy kerstondergoed denken zonder aan arme Nepalezen te denken, want Kathmandu is een van de armste steden waar ik ooit ben geweest. La Paz, de hoofdstad van Bolivia, valt qua armoede in het niet bij Kathmandu, en dat is veelzeggend.

Dit jaar was ik met Kerst in Zürich, wederom met Marianne, ja de Marianne uit ’93, nu niet meer als mijn geliefde, maar als vriendin en moeder van mijn petekind. Zo gaat dat bij mij, ik kan de mensen niet loslaten en soms vinden ze dat niet erg. Ik geloof dat Jezus de mensen ook niet kon loslaten. Met die gedachte troost ik mij als mensen in mijn omgeving zeggen dat het tijd wordt voor therapie.

Wij verbleven in Hotel Eden au Lac, waar ik ooit was geweest met mijn voormalige vriendin Aaf, een van mijn weinige exen die echt volledig wenste te worden losgelaten en dat heb ik ook gedaan. Geheel in de geest van Jezus: je kunt mensen wel bekeren, maar je moet hen niet met geweld dwingen als ze van hun geloof zijn gevallen.

Zoals ik me herinnerde had Eden au Lac een restaurant. Helaas werd er op kerstavond niet à la carte geserveerd, er was een speciaal viergangenmenu. Dat vind ik nog gaan, pas vanaf zes gangen doe ik niet meer mee. De prijs was redelijk, 120 Zwitserse franken per persoon zonder drankjes. Burgerlijk decadent zeg maar.

Het restaurant was niet bepaald afgeladen, maar om onduidelijke redenen werden wij pontificaal aan een tafel in het midden geplaatst alsof wij de acteurs waren en de andere gasten het publiek. Wat niet wegnam dat het restaurant van Hotel Eden au Lac die avond een beetje op een eetzaal van een bejaardentehuis leek. Aan een tafel aan het raam zat een wat gezette man in een keurig pak, type zakenman, tegenover een jongere vrouw met geprononceerde boezem, type Oost-Europa, zwijgend te dineren. Ze speelden met hun telefoons en dronken zwijgend twee flessen wijn.

Toen de tweede fles soldaat was gemaakt, gebeurde het wonder. Zij grepen elkaars handen en begonnen aan een gepassioneerd spel met vingers, handen en een stukje pols. Kort daarop verdwenen ze haastig naar hun kamer. De koffie lieten ze zitten.

Ook op Kerst dient de burger zich moed in te drinken voor hij zich durft uit te kleden in het bijzijn van een vreemde.

Laten we eerlijk zijn, wij allen – inclusief de Hotelmens – streven naar meer naaktheid met minder drank. Dat was vermoedelijk eveneens het streven van de Verlosser.