Stel jezelf een Nederland voor, in de verre toekomst, waarin meer dan de helft van de mensen om je heen moslim is.

Geef vervolgens antwoord op de vraag: wat was je eerste gevoel bij dat toekomstbeeld?

Fijn idee? Niet fijn? Om het even?

Je hoeft je antwoord niet te onderbouwen. Er is geen goed of fout antwoord. Het doet er ook niet toe of dit toekomstscenario waarschijnlijk is of niet. Gewoon, wat voel je?

Hou dat gevoel even vast.

Deze gedachte-oefening heb ik van Maarten Zeegers (1982). Hij woonde drie jaar in de Haagse wijk Transvaal, waar ruim driekwart van de bevolking moslim is.

Daarover schreef hij het boek dat dit voorjaar verscheen. Een razend interessant journalistiek verslag over hoe religie opleeft in de volkswijk. En een boek dat heel relevant is voor het debat over de Nederlandse identiteit.

Tot de zomer van 2011 woonde Zeegers in Damascus, waar hij islamitisch recht studeerde. Toen de protesten tegen Bashar al-Assad uitbraken, begon hij daarover te schrijven. Het regime arresteerde hem en zette hem Syrië

Bij toeval kwam hij in de Haagse wijk Transvaal terecht, een van de armste en meest religieuze wijken van Nederland. Het verbaasde hem dat Nederland zulke getto’s kende, zulke economische en raciale segregatie. Transvaal leek eerder een Turks-Marokkaans dorp, een eiland dat losgeslagen was van Nederland, een plek waar de islam als nooit tevoren.

Gedreven door nieuwsgierigheid begon hij aan een boek over het geloof (of de tientallen verschillende geloven) in de wijk. Om echt dichtbij te komen, deed hij zich voor als moslim. Dat hij Arabisch sprak en in Syrië had gewoond, kwam goed van pas.

Daar bleef het niet bij. Zeegers leerde 10 procent van de Koran uit het hoofd. Ging naar de ochtendgebeden van halfvijf. Liet zijn baard staan. Kleedde zich islamitisch. Liet alcohol en varkensvlees staan.

En liet zich in elkaar slaan bij kickbokstrainingen met salafistische jongeren. Liet zich zelfs een keer aderlaten om die alternatieve geneeswijze zelf mee te maken.

Hij leefde het leven dat hij beschreef. Drie jaar lang leidde hij een dubbelleven, drie jaar kwam hij niet op straat zonder angst ontdekt te worden.

Op die methode kwam veel kritiek. Zeegers zou niet met open vizier hebben gewerkt. Misschien is dat zo, maar die kwestie zou niet meer dan een moeten zijn bij een van de interessantste boeken die dit jaar verschenen.

Want Zeegers laat van jaloersmakend dichtbij een Nederland zien dat je nog niet kende — ik in elk geval niet.

Sinds ik het boek las, kan ik bijvoorbeeld niet meer met tram 12 langs die snackbar aan de Paul Krugerlaan gaan, zonder te denken aan de jonge aspirant-jihadi’s met wie Zeegers daar regelmatig burgers at.

Zelfs minderjarigen lieten zich vrijwillig geselen met kettingen vol mesjes. Het bloed en vlees vlogen in het rond

Ook kan ik niet meer met mijn zoontje naar de kinderboerderij aan de Mient, zonder te denken aan een sjiitische bloedceremonie die Zeegers meemaakte in de Pakistaanse moskee daartegenover.

Zelfs minderjarigen lieten zich vrijwillig geselen met kettingen vol mesjes. Het bloed en vlees vlogen in het rond. En na afloop was er een liefdadigheidsmaaltijd: linzenpap met naanbrood en bekertjes frisdrank - geen antropoloog of journalist die dat in Nederland eerder beschreven had.

Spectaculaire bevindingen, maar niet eens de kern van Zeegers’ boek. Dat is hoe in een voormalig witte, verzuilde volkswijk, religie weer opleeft. Had je vroeger de katholieke en protestantse zuilen, nu heb je zo’n dertig moskeeën.

Niet voor niets wilde Zeegers zijn boek eigenlijk Hoe God terugkeerde in Transvaal noemen. Een knipoog naar Geert Mak en zijn boek Hoe God verdween uit Jorwerd, over het Friese dorp Jorwerd na de oorlog.

In Transvaal verdween God niet. Het is een wijk waar jongeren soms fanatieker zijn dan hun ouders. Omdat ze er een identiteit aan ontlenen. Want de Nederlandse identiteit, die kennen ze niet.

Zo beschrijft Zeegers waarom voor sommige jongeren de jihad aantrekkelijk is. Hij neemt de lezer mee naar huiskamerbijeenkomsten van de streng-religieuze groep Hizb ut-Tahrir. Maar ook alledaagse sociale en economische misstanden komen voorbij, zoals sjoemelende pandjesbazen, corruptie met subsidies, stemmen ronselen van politieke partijen.

Zeegers zoekt geen sensatie. Sterker, hij vertelde me dat hij soms scherpe kantjes wegliet, omdat hij bang was dat ze uit de context gehaald zouden worden.

Hij woont inmiddels niet meer in Den Haag. Hij kreeg bedreigingen na zijn boek en voelt zich er niet meer veilig. Toch was hij laatst terug, voor het eerst. Hij gaf een lezing in een kerk. Niet in Transvaal, maar in een rijkere wijk waar vooral witte Nederlanders woonden, in zo’n protestante kerk die allang niet meer streng is en waar ook twijfelaars of zelfs atheïsten komen.

Hij begon zijn lezing met een tekst in vreemde taal. Het klonk als iets uit het Midden-Oosten (of iets wat je in Transvaal op straat hoort). Het bleek het Onze Vader in het Aramees te zijn, de taal die Jezus sprak.

Vervolgens vertelde hij over zijn ervaringen in Syrië en Transvaal. Na afloop waren er veel vragen. Opvallend veel gingen over de Nederlandse identiteit. Zijn we te tolerant geweest? Hebben we Nederland te veel laten verwateren?

Die jongeren zagen zichzelf niet als Nederlanders. Wat hij kon begrijpen, gezien de bejegening

De zaal verwachtte duidelijk antwoorden en oplossingen van Zeegers. Die zei zich zorgen te maken om Nederland. Sinds de jaren zeventig neemt de spanning tussen bevolkingsgroepen toe. En dat zal de komende tijd verder gaan, denkt hij.

Hij vertelde hoe hij zijn project eindigde: na de rassenrellen (zijn woord) in de Schilderswijk en Transvaal, zomer 2015. Hij kreeg er rillingen van toen hij zag dat relschoppers vooral panden sloopten die ze als Nederlands (of aan de Nederlandse overheid gelieerd) zagen.

Die jongeren zagen zichzelf niet als Nederlanders. Wat hij kon begrijpen, gezien de bejegening.

Zoals hij ook de voormalige inwoners van Transvaal begrijpt, die verhuisden naar randgemeenten als Ypenburg of naar Zoetermeer, en die verbitterd zijn dat de wijk waar ze opgroeiden onherkenbaar veranderd is.

Later spreek ik thuis met hem af. Een echt interview wordt het niet, hij stelt mij die vraag: wat zou je ervan vinden als in Nederland de meerderheid moslim is?

Hij bedoelt het niet als retorische vraag. Het gaat ook niet om zijn mening. Maar om inzichtelijk te maken hoe veel Nederlanders denken.

Dat zou ik een bedreigend idee vinden, antwoord ik.

Hij zegt: kijk, inderdaad, met je hoofd zeg je misschien: iedereen heeft vrijheid van geloof. Maar je gevoel zegt wellicht: ‘waar gaan we naartoe met dit land.’

En veel Nederlanders hebben dat gevoel. Hebben een cultuurschok ondergaan, zagen hun wijken veranderen, konden hun buren niet meer verstaan. Of wat denk je van leraren die niet meer de Holocaust kunnen bespreken in de klas.

En hij stelt: er is de laatste vijftien jaar maar één echt onderwerp in Nederland: niet de economie, niet de zorg, maar de verandering van de Nederlandse identiteit, onder druk van islam en immigratie. Daarom stemmen mensen PVV, niet vanwege het zorgstandpunt van die partij.

In zijn boek voert Zeegers schilder Willem op die opgroeide in Transvaal. En die in een koffietent peinst over vroeger: ‘We waren één grote familie. Je had geeneens sloten op de deur, die gingen open met een touwtje door de brievenbus. Bang voor inbraak hoefde je niet te zijn, want er was toch niets te halen […] nu jatten ze alles onder je kont vandaan.’

Ofwel: vroeger waren we arm, er viel niets te jatten, maar we voelden ons thuis. Nu zijn we rijk, maar herkennen velen hun eigen land niet meer.

Of de PVV een oplossing is? Het laatste wat je moet doen, zegt Zeegers, is ze als boos, dom of emotioneel wegzetten.

Zelf gelooft hij in de liberale samenleving. En dat betekent dus ook: dat je geen onliberale middelen moet inzetten. Grappend: ‘Dus uiteindelijk ben ik ook een wegkijker.’

Volg hier mijn rondgang door Den Haag tot zo ver

Verandert de vensterbank in een verzetshaard? De Nederlandse vensterbanken staan bekend om hun rustieke symmetrie. Twee ganzen. Twee vazen. Maar ik zie in mijn wijk ook veel vensterbanken met Zwarte Pieten. Om een punt te maken, lijkt wel. Lees de reportage hier terug Heel veel Nederlanders hebben het ‘als dit zo doorgaat’-gevoel. Kijk maar in Ypenburg Veel Nederlanders hebben het ‘als dit zo doorgaat-gevoel’: als dit zo doorgaat, wordt studeren onbetaalbaar, ben ik de enige witte in mijn wijk, lig ik te creperen in een verzorgingstehuis. Je treft het gevoel in de buitenwijken van Nederland. Zoals Ypenburg. Lees het verhaal hier terug