Het begon met een klein idee.

Wat als we nou eens in kaart brengen welke bedrijven in Nederland ons veiliger beloven te maken?

Maar kleine ideeën worden al snel groot.

Want toen we antwoorden op bovenstaande vragen zochten, bleek dat ‘de Nederlandse veiligheidsindustrie’ eigenlijk niet bestaat. Nederlandse bedrijven:

  1. halen hun kennis en technologieën uit het buitenland;
  2. zijn in sommige gevallen dochters van internationale defensie- of technologiereuzen;
  3. krijgen Europese subsidies;
  4. opereren in een internationale markt;
  5. en worden geraakt en beïnvloed door internationale gebeurtenissen, zoals de aanslagen in Parijs van november 2015.

Kortom: veiligheid stopt niet aan de grens. Tijd dus om het onderwerp zelf ook maar grenzeloos te benaderen. En dus niet alleen de Nederlandse, maar ook de Europese markt in kaart te brengen.

En zo kwam het dat wij mid-2016 opeens een compleet consortium van 22 journalisten uit Europa hadden gevormd, die dat varkentje wel met ons wilden wassen.

Zo begonnen we met ons project

Goed, even terug in de tijd: hoe begon het allemaal?

Begin 2016 mailden we journalisten in een aantal Europese landen met een grote veiligheidssector. In sommige gevallen deden we dat uit het niets, soms werden we geïntroduceerd door een collega. We benaderden niet zomaar journalisten. We zochten specifiek naar onze niet-Nederlandse evenknieën, die net zo enthousiast zijn over het thema veiligheid als wij.

We legden deze journalisten kort uit wat we voor ogen hadden. Bodycams, drones, grensbewaking, scanners op vliegvelden, beveiligingscamera’s met gezichtsherkenning, allemaal technologische snufjes die door bedrijven worden ontwikkeld en in heel Europa worden ingezet. Maar wat zijn dat voor bedrijven? Hoeveel geld verdienen ze aan die toepassingen? Hoe werken ze samen met overheden? En helpen die (technologische) toepassingen om ons echt veiliger te maken? Daar wilden we achter komen. Niet alleen, maar met een team uit heel Europa.

Gelukkig was er weinig overtuigingskracht voor nodig. We hadden al snel een team, bestaande uit journalisten van VPRO Tegenlicht, Dagbladet Information (Denemarken), ARD, ZEIT ONLINE en DIE ZEIT (Duitsland), Journalism++ en Svenska Dagbladet (Zweden), Investigative reporting project Italy en l’Espresso (Italië), Le Monde diplomatique (Frankrijk) en The Centre for Investigative Journalism (Verenigd Koninkrijk).

Maar een belofte is één ding. Hoe nu verder?

We spraken af. Op 6 en 7 maart 2016, in Amsterdam. Met een grote bak croissantjes en een paar volle koffiekannen op tafel begonnen we een grote brainstorm, waarna we de taken verdeelden. We besloten bijvoorbeeld dat De Correspondent zich op subsidies vanuit Europa zou richten, de Duitse journalisten op lobbypraktijken – vooral van grote Duitse bedrijven en invloedrijke personen – en de Italiaanse partners op grensbewaking.

Dit waren de uitdagingen

Op het kantoor van ZEIT ONLINE in Berlijn.

We ontmoetten elkaar daarna nog tweemaal, op een internationale journalistieke conferentie in Mechelen en op het kantoor van ZEIT ONLINE in Berlijn. Steeds weer met nieuwe bevindingen, maar ook steeds met nieuwe partners. Zo sloten ook Knack (België), Long Play (Finland) en een filmmaakster uit Israël (voor VPRO Tegenlicht) zich bij ons aan.

De afgelopen weken waren het intensiefst. Want hoe combineer je al het onderzoek van ruim twintig journalisten tot een geheel?

Een moeilijke opgave.

Ga maar na: in het consortium zitten televisieprogramma’s, een tijdschrift, kranten en een online medium (inderdaad, De Correspondent). Iedereen concentreert zich op een ander aspect van de Europese veiligheidsindustrie, maar elk van die aspecten heeft weer raakvlakken met andere verhalen. We schrijven allemaal in een andere taal. Elk medium heeft een eind-, hoofd- en beeldredactie met eigen wensen, plus andere publicatie- en productieschema’s.

Kortom: het is geen makkie om die verschillende onderzoeken als puzzelstukjes in elkaar te laten vallen.

En zo staan we er nu voor

Toch is het ons gelukt om de wensen van elk medium te respecteren en verhalen te smeden die voor elk platform relevant zijn, en nét iets anders zijn gepresenteerd. Uiteindelijk hebben we:

  • grote verhalen, met input van álle journalisten;
  • verhalen die door één medium zijn gemaakt, en overgenomen en desgewenst aangevuld door een ander;
  • verhalen die door één medium zijn gemaakt, maar niet in andere talen verschijnen.

Deze stukken verzamelen we vanaf vandaag, 22 februari 2017, op de themapaginaSecurity for Sale: The price we pay to protect Europeans. De komende maanden zullen we veel meer publiceren, dus we raden jullie aan dit thema te volgen, in het of Engels.

Waarom wij dit project belangrijk vinden

Op zo’n grote schaal samenwerken met journalisten is nieuw voor De Correspondent. Is dit een recept dat voor herhaling vatbaar is, bijvoorbeeld op het gebied van klimaat of andere internationale thematiek?

Ons antwoord is volmondig: ja.

Natuurlijk, het kost veel tijd en moeite. Collega’s achter de broek zitten is al lastig als ze naast je werken, laat staan als ze tweeduizend kilometer verderop wonen. En samen een kop koffie drinken voor een heads-up gaat nou eenmaal veel sneller dan het opzetten van een Skypegesprek (met een gebrekkige verbinding). De harde waarheid is ook: zulke grenzeloze producties kosten geld. Gelukkig hebben wij als consortium een werkbeurs gekregen van Journalismfund.eu, een Vlaamse stichting die zich inzet voor cross-border journalism. Met dat geld konden we onze reizen en het werk van freelancers bekostigen.

We zouden ongetwijfeld ook dingen anders aanpakken in de toekomst. Zo snappen we bij De Correspondent nu écht het belang van een beveiligd forum waarop documenten kunnen worden uitgewisseld. En we hadden, bij nader inzien, liever nóg meer tijd gestopt in het onderzoek naar de export van surveillancetechnologieën: een urgent onderwerp waar momenteel Europese wetgeving voor wordt geschreven.

Alle aanwezigen bij het overleg op het kantoor van ZEIT ONLINE in Berlijn.

Toch denken we dat dit soort internationale samenwerkingen absoluut noodzakelijk zijn voor het begrijpen en onthullen van grenzeloze kwesties. Ons project laat zien dat veiligheid per definitie internationaal is en dus ook die internationale blik verdient. Dit geldt net zo goed voor geld, het klimaat of gezondheid. Als journalisten kunnen we de wereld alleen maar duiden en de macht alleen maar controleren als we patronen ontdekken en verder kijken dan Nederland alleen. Dat is onze plicht.

En dat kunnen we natuurlijk niet alleen. Wij hebben binnen deze groep handig gebruikgemaakt van elkaars expertise. Had je een vraag? Dan had een ander het antwoord. En had je een belangrijk interview met een hoge pief ergens ver weg? Dan nam de journalist ter plekke het stokje over. Deze kennisuitwisseling is broodnodig en haalt het beste in journalisten naar boven: we zijn immers geen concurrenten, maar versterken elkaars werk.

Ten slotte willen wij onze dank uitspreken voor onze leden, en in het bijzonder Olaf Meuwese en de twintig leden die ons vrijwillig hebben geholpen met onze surveillancedatabase. Ook jullie hebben deze journalistiek mogelijk gemaakt. Bedankt daarvoor.

Meer lezen?

Security for Sale. The price we pay to protect Europeans Het afgelopen jaar onderzochten wij met meer dan twintig Europese journalisten om de Europese veiligheidsmarkt. In dit Engelstalige thema Security for Sale verzamelen we al onze verhalen. En we praten je helemaal bij over het dominante denken over veiligheid door de Europese beleidsmakers en industriebonzen. Het Nederlandse thema komt over twee weken online. Vind hier alle internationale artikelen Zo verdwijnen miljarden in het zwarte gat van de veiligheidsindustrie De Europese Unie geeft miljarden euro’s uit aan onderzoek naar technologische snufjes die de samenleving veiliger moeten maken. Uit ons onderzoek met 22 journalisten uit tien landen blijkt dat die subsidies vooral goed zijn voor één ding: zelfverrijking van de veiligheidsindustrie. Lees hier waar de miljarden naartoe gingen