Eens in de zoveel tijd lees je een boek dat je wereld op zijn kop zet. En dan bedoel ik niet het inkleuren van kennis­lacunes waarvan je het bestaan niet wist. Nee, dan heb ik het over het volledig binnenstebuiten keren van wat daarvoor evidenties waren.

Dat de eerste helft van de twintigste eeuw was roodgekleurd door Duitse agressie – en dat van de weeromstuit de tweede helft in het teken stond van de inkapseling van Duitsland – was zo’n in steen gebeitelde vanzelf­sprekendheid.

Tot ik tijdens Kerst het onvolprezen van de Australische historicus Christopher Clark las. Clark reconstrueert op minutieuze wijze de aanloop naar de Eerste Wereld­oorlog; beginnend met een schets van de roerige Balkan, vervolgens uitzoomend naar de Europese geopolitieke constellatie, om te eindigen met een bijna microsociologische netwerkanalyse van de pakweg honderdvijftig ambtenaren, militairen, vorsten, diplomaten en politici die er door ideologie, stupiditeit en strategische manipulatie niet in slaagden hun burgerlijke wereld te behoeden voor de hel van de loopgraven.

Het verschilt aanzienlijk van de versie die in de lekenhistoriografie van middelbare school, media, publieke beeldvorming en borreltafel rondzingt

Hoewel Clark in de epiloog uitdrukkelijk stelt niet geïnteresseerd te zijn in de schuldvraag maar alleen in hoe het zo ver heeft kunnen komen, doemen uit zijn boek wel degelijk de contouren van een schuldverdeling op. En die verdeling verschilt aanzienlijk van de versie die in de lekenhistoriografie van middelbare school, media, publieke beeldvorming en borreltafel rondzingt – en die, zo weet ik sinds Kerst, in hoge mate op het conto moet worden geschreven van Duitse zelfhaat in de vorm van een ex-Wehrmacht-soldaat, Fritz Fischer, die in 1961 in Griff nach der Weltmacht de schuld voor de Eerste Wereldoorlog volledig toeschreef aan Duits expansionisme.

Daar blijft in de vertelling van Clark weinig van over: Duitsland blinkt uit in terughoudendheid, Oostenrijk-Hongarije in wijs multiculturalisme en gematigdheid, Groot-Brittannië in arrogantie en ambivalentie, Frankrijk en Rusland in ressentiment en agressie en de desperate schurkenstaat Servië figureert hier slechts als lont voor wat Clark het ‘Balkan inception scenario’ heeft gedoopt: de ‘casus belli’ die Frankrijk en Rusland zochten om het Europese munitiepakhuis tot ontploffing te brengen en in de geopolitieke chaos die daarop zou volgen hun gebiedsaanspraken te herstellen (Frankrijk) of te vergroten (Rusland).

Merkel botst frontaal met het Parijse alfa en omega

Daarmee kantelt onherroepelijk het perspectief op wat er sindsdien is gebeurd. Als Duitsland in augustus 1914 het ‘slachtoffer’ was van Franse en Russische agressie, wordt het ressentiment jegens wat in Duitsland in de jaren twintig en dertig steevast ‘het dictaat van Versailles’ werd genoemd plots een stuk begrijpelijker.

Dat riep Duitsland namelijk eenzijdig uit tot agressor en legde het een oorlogsschuld op van drie maal zijn vooroorlogse bruto binnenlands product. In het licht van Clarks boek is deze ‘transfer’ van Duitsland naar Frankrijk een doelbewuste poging geweest om de Duitse economie zo veel mogelijk te schaden. En daarmee is de germanofobe Raymond Poincaré indirect verantwoordelijk voor de machtsgreep van Hitler in 1933 en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939.

Maar ook het naoorlogse geo­politieke machtsspel in Europa komt hiermee in een ander licht te staan. Van De Gaulle’s voorstel in 1945 om Duitsland te transformeren in een ‘pastorale staat’ en Monnets vijfjarenplan uit 1946 om Frankrijk te moderniseren door Duitsland te plunderen tot aan Robert Schumanns Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal uit 1951, Jacques Delors’ Verdrag van Maastricht uit 1992 en de ‘Blauwdruk voor een hechte economische en monetaire unie’ van de Franse zetbaas Barroso uit 2012 – het zijn allemaal uitgekookte pogingen tot Duitse kleinering uit de koker van Parijse ‘enarques’, zoals de alumni van de elitaire Ecole Nationale d’Administration (Monnet, Schumann, Delors) lief­kozend worden genoemd.

Ja, Duitsland zal de euro blijven steunen. Niet uit historisch schuldbesef, maar uit eigenbelang

Dat Clarke’s Sleepwalkers nu al zeven weken onafgebroken de Duitse non-fictie-bestsellerlijst aanvoert, is veelzeggend. Het past in een groeiend rijtje Duitse aanvaringen met Parijs: over ‘begrotingscontracten’, over de bankenunie, over de rol van de Europese Commissie. Zoals Der Spiegel begin dit jaar constateerde: Duitsland wil meer Europa en minder Brussel, meer intergouvernementaliteit en minder communautairisme – en daarmee botst Merkel frontaal met wat al ruim zestig jaar het Parijse alfa en omega is: politieke integratie onder Franse vlag én Duitse knechting.

Door de eurocrisis is het Parijse vergeldingsproject ontspoord. De ‘normalisering’ van Duitsland, geïllustreerd door het verkoopsucces van dit boek, markeert het einde van zestig jaar Franse overheersing via Europese integratie. En daarmee zijn we terug bij de Grote Staten Diplomatie van voor 1914. Ja, Duitsland zal de euro blijven steunen. Niet uit historisch schuldbesef, maar uit eigenbelang. En alleen als de baten groter zijn dan de kosten. Hollande is gewaarschuwd.