De minst boeiende manier om over literatuur te spreken is de kwantitatieve manier. Niet toevallig is dat tegenwoordig ook de meest populaire.

In de schaarse tv-programma’s waar weleens een boek ter sprake komt worden steevast de getalsmatige aspecten vooropgesteld: het heeft meer dan 400 pagina’s, de auteur heeft er ruim vier jaar aan gewerkt, hij debuteerde als dichter op zijn eenendertigste en publiceerde sindsdien twaalf boeken in verschillende literaire genres. Zo kun je een hele tijd over een boek praten zonder iets over het wezen ervan te vermelden.

Op de sites van internetboekhandels neemt die kwantitatieve benadering komische proporties aan: het boek weegt 495 gram en het meet 32 bij 210 bij 140 millimeter. Aan al deze informatie heb je vrijwel niets. En het zou me verbazen als iemand in de gaten heeft dat ik hier mijn eigen proefschrift

Het vervelende is dat die kwantitatieve simplificaties zich niet tot de massamedia beperken, maar dat ze ook in zogenaamde kwaliteitskranten en opinieweekbladen de boventoon zijn gaan voeren. In plaats van grondige recensies of diepgaande gesprekken nemen redacties steeds vaker hun toevlucht tot sterren en ballen, om in één oogopslag duidelijk te maken of het boek in kwestie deugt of niet.

Maar wie die ballen en sterren precies toekent en op grond van welke argumenten, daar ontbreekt de tijd en de plaats voor.

En áls het boekenpanel van De Wereld Draait Door al toekomt aan een inhoudelijke bespreking van het gepresenteerde boek, dan komen de panelleden in dat programma vaak niet verder dan ‘je wordt er helemaal door meegesleept,’ ‘na vijftig pagina’s kon ik het echt niet meer wegleggen’ of ‘je wilt absoluut weten hoe het afloopt.’

De schijnlogica van lijstjes

De meest indringende kwantitatieve invloed op de boekencultuur is het fenomeen van de bestsellerlijst ofwel de top-10, in Nederland tegenwoordig de Bestseller 60 geheten. Wekelijks wordt die door de CPNB gepubliceerd. Nieuw is dat niet. De vroegste bestsellerlijst verscheen al in en het fenomeen heeft zich sindsdien ontwikkeld tot een veelgebruikte graadmeter voor succes in de commerciële verspreiding van boeken.

Het kwalijke effect van zulke lijstjes is dat die, in de werkwijze van het boekenvak en in de beleving van het publiek, een graadmeter voor kwaliteit worden. Via een soort schijnlogica leiden ze tot ongefundeerde - of in elk geval onbeargumenteerde - aanbevelingen.

Foto: Imagno / Getty Images

Er is wel degelijk iets voor de wervende kracht van verkoopcijfers te zeggen. Als veel mensen min of meer tegelijkertijd Hendrik Groen, Geert Mak of Griet Op de Beeck lezen, kunnen ze daar onderling des te gemakkelijker over praten. Het maakt de leescultuur minder gefragmenteerd, en daardoor minder

Maar het nadeel van die kwantitatieve voorselectie is dat die stilletjes de plaats inneemt van de kwalitatieve selectie zelf. De bestverkochte schrijver wordt de beste schrijver, en dat betekent ook dat de slechtverkopende schrijver een slechte schrijver wordt. Je zou willen dat het betere boek het in de evolutie van onze cultuur wint van het minder goede boek. En dat wij uiteindelijk de beste, de origineelste, de geniale boeken overhouden.

Maar zo werkt het niet. De diversiteit van interessante en potentieel invloedrijke boeken, die zo essentieel is voor de leescultuur, wordt opgeofferd aan de dominantie van een gering aantal ‘toptitels’. Die toptitels gaan door hun vermelding op de bestsellerlijst trouwens ook weer beter verkopen, waardoor ze nog weer langer op de top-10 genoteerd blijven. Oorzaak en gevolg vermengen zich tot een succesformule.

Dit alles is in overeenstemming met wat Charles Darwin in The Origin of Species schrijft. Darwins evolutietheorie zegt niet dat de beste soorten overleven, maar de soorten die het best zijn aangepast. Dat is vaak – maar niet altijd – wat bestsellers doen: zich aanpassen aan de tijd, aan voorgaande successen, aan de smaak van het publiek, aan beproefde formules, aan modieuze thema’s of trends.

Kwantiteit helpt. Soms

Paradoxaal bij dit alles is dat kwantiteit soms wel degelijk een bijdrage levert aan de Het is wel degelijk een relevante en zelfs een kenmerkende eigenschap van de roman À la recherche du temps perdu van Marcel Proust dat die roman uit zeven boeken bestaat van totaal meer dan drieduizend pagina’s.

En de Nederlandse dichter J.C. Bloem verzuchtte niet voor niets:

‘Is dit genoeg: een stuk of wat gedichten

Voor de rechtvaardiging van een bestaan.’

Kennelijk is een oeuvre pas kwalitatief aan de maat als het ook kwantitatief iets voorstelt.

Maar soms helpt kwantiteit ook niet. De 52 romans die Simon Vestdijk naliet golden in de jaren na zijn overlijden nog als een indrukwekkend gebergte, tegenwoordig kijkt iedereen er net zo gemakkelijk overheen. Daar staat tegenover dat er bijvoorbeeld ook schrijvers zijn geweest die met slechts een handvol gedichten de eeuwigheid hebben gehaald, zoals de Franse dichteres Catherine Pozzi, die met een of meer van de zes gedichten uit haar nagelaten oeuvre in geen enkele Franse bloemlezing uit de twintigste-eeuwse poëzie ontbreekt.

Met andere woorden: er is in de wereld van boek en literatuur in feite geen verband tussen kwaliteit en kwantiteit. Er kan veel van het een zijn en weinig van het ander, of omgekeerd. En beide kunnen tegelijkertijd groot zijn of juist klein. Alle varianten in het mengsel komen voor.

Is meten weten?

Intussen zijn boekhandels, webwinkels, bibliotheken en uitgeverijen geobsedeerd bezig met kwantitatieve informatie: data over consumentengedrag, bezoekersaantallen, aantallen uitleningen en de die daaruit kan worden berekend. Voor hen zijn die gegevens soms nuttig, zeker in combinatie met mailadressen, sociale media-uitingen en nieuwsbrieven.

Foto: Imagno / Getty Images

Op vergelijkbare wijze worden in de context van de ‘digital humanities’ databases aangelegd en kunnen met behulp van grootscheepse computerbewerkingen karakteristieken van bepaalde teksten aan het licht worden gebracht, die in eeuwen van analoge bestudering nog niet waren opgemerkt, bijvoorbeeld waar het gaat om woordfrequentie, ontleningen of etymologische patronen.

Betekent dit dat die kwantitatieve, digitale methoden effectiever zijn dan de ouderwetse, arbeidsintensieve analoge benadering? Nee, er komt simpelweg een wijze van kijken en werken bij, die naast de traditionele wetenschappelijke methoden zijn eigen bestaansrecht moet verkrijgen.

Om het in Ciceroniaanse termen te zeggen: de hoedanigheid van iets en de hoeveelheid van iets raken aan elkaar en dat raakvlak is zeker de moeite waard om te bestuderen, ook in het geval van boeken, literatuur en leescultuur. Maar de inhoudelijke waarde van datgene dat wordt bestudeerd staat daar los van.

Een diagnose van een afwezige patiënt

Je kunt precies in kaart brengen hoeveel woorden een roman bevat, hoe lang die woorden in de betreffende taal al bestaan, hoe rijk de woordenschat van de betreffende auteur is, uit hoeveel hoofdstukken en alinea’s het boek is opgebouwd, hoeveel exemplaren ervan zijn verspreid, wat voor mensen die exemplaren hebben gekocht en waar ze dat deden, terwijl je alles bij elkaar nog altijd geen flauw idee hebt van het literaire of intellectuele belang, van de wel of niet blijvende culturele waarde van het betreffende boek.

Beoefenaren van de literatuurwetenschap, de literatuursociologie of de historische letterkunde die menen dat zij aan de hand van digitale methoden en kwantitatieve data om het vraagstuk van het kwaliteitsoordeel en de inhoudelijke analyse heen kunnen werken, of daarvoor iets even waardevols in de plaats kunnen stellen, laten zich vergelijken met artsen die een afwezige patiënt diagnosticeren.

Of nog anders gezegd: je kunt een tijdje vanaf de kant naar het zwembad kijken. Je kunt opmeten dat het water 2 meter diep is en een temperatuur van 27 graden Celsius heeft, dat het zwembad 25 meter breed en 50 meter lang is.

Maar zwemmen is iets anders.

Dit is een ingekorte versie van de voordracht die Maarten Asscher op 27 juni 2017 hield tijdens een bijeenkomst van de Koninklijke Hollandse Maatschappij der Wetenschappen in het Hodshon Huis te Haarlem. Thema die middag: ‘De meetindustrie en de meetlat’.

Correctie: In een eerdere versie van dit stuk stond in de passage over Darwin dat soorten die zich het best aanpassen overleven: in de evolutietheorie gaat het om soorten die het best zijn aangepast, zoals een lezer ons duidelijk maakte.

Meer lezen?

Uitgevers hopen met big data ‘worstsellers’ te voorkomen. Maar boeken verdienen méér De directeur van een van de grote uitgeefconcerns van Nederland heeft een idee. Hij wil worstsellers gaan voorkomen, met hulp van big data. Verschijnen er hierdoor in de toekomst minder slechte boeken? Ik betwijfel het. Lees het verhaal van Milou hier terug Dus jij vindt dat je te weinig boeken leest? Boeken lezen is goed voor je, zegt de wetenschap. Maar we doen het minder vaak dan we zouden willen. Gelukkig kun je daar wat aan doen. Goede tips krijgen, bijvoorbeeld. Lees het verhaal van Nina hier terug