Ik ben leraar. Mijn dagen beginnen op z’n vroegst om half 9 en om half 3 mag ik weer naar huis. Ik leef van herfst- naar kerst-, van kerst- naar voorjaars-, van voorjaars- naar mei- en van mei- naar zomervakantie. Een luizenleventje.

Mijn leerlingen heb ik niet meer in de hand. Logisch. Welke vijftienjarige wil er nu luisteren naar iemand die zijn ambities lang geleden overboord heeft moeten gooien? Een mislukt schrijver wordt docent Nederlands, een gefaald topsporter geeft tegenwoordig lichamelijke opvoeding, de docent Frans wilde ooit een Bed&Breakfast beginnen in de Dordogne. Er is altijd nog het onderwijs. Niet zo gek dat wij graag klagen. Wij verdienen te weinig, moeten te hard werken en onze leerlingen kunnen niet eens meer rekenen en schrijven.

Of ligt het anders?

Nederlandse leerlingen  het op een na best van Europa, en zij scoren wereldwijd een tiende plek. Ik ben dan wel om half 3 klaar met lesgeven, maar nog tot na Studio Voetbal kijk ik werkstukken na en bereid ik lessen voor. 19,4 procent van mijn collega’s heeft last van burn-outverschijnselen, 39 procent geeft aan zich na een werkdag ‘leeg’ te voelen en 20,1 procent voelt zich ‘emotioneel uitgeput’.

Toch hoor je ons niet klagen: 82,9 procent van de docenten geeft aan tevreden te zijn met zijn of haar werk, het hoogste percentage van alle sectoren. Geen wonder dat mijn leerlingen zich met liefde laven aan mijn kennis.

Onderwijs lijdt aan het bondscoachsyndroom: iedereen heeft er een mening over. Iedere Nederlander heeft namelijk te maken met onderwijs. De leraar is even geliefd als gehaat. Ieder kabinet vertroetelt de leraar, belooft het onderwijs te ontzien wanneer er bezuinigd moet worden en komt met grootse plannen om het Nederlandse onderwijs nóg beter te maken. Maar aan het begin van een nieuw schooljaar blijkt er weinig veranderd en is het nog steeds 27 graden in mijn lokaal. 

Ik wil discussies over onderwijs terugbrengen tot waar onderwijs om draait: leerlingen en leraren. Ik zal schrijven vanuit mijn eigen perspectief, dat van de jonge leraar zonder verworven rechten. Natuurlijk vind ik het fijn om zes weken zomervakantie te hebben, maar liever werk ik ’s avonds Ik zou graag meer verdienen, maar als ik naar mijn leeftijdsgenoten kijk dan mag ik blij zijn dat ik niet voor 100 euro in de maand een zestigurige werkweek draai die me verkocht wordt als stage. Daarnaast zal ik geregeld leerlingen aan het woord laten, want als geen ander weten zij hoe hun onderwijs in elkaar zou moeten zitten.

Voor De Correspondent wil ik een stap verder gaan. Niet alleen verworven rechten en heilige huisjes ter discussie stellen, maar ook met een alternatief komen. Ik wil een school ontwerpen waar leerlingen willen leren en docenten willen lesgeven. Met een nieuw vakkenpakket en een nieuw lesrooster, nieuwe arbeidsvoorwaarden voor docenten en een kopieerapparaat dat altijd werkt.

 

Ik heet u welkom in mijn school. Zet u aan het eind van de dag uw stoel op tafel?