Deze week probeerde ik een nieuwe scène te schrijven voor de roman waaraan ik werk. In die scène ligt een elfjarig meisje tijdens een lange, stoffige zomerdag op het verdorde gazon en kijkt hoe de lindebomen die boven haar uit torenen hun zaden laten vallen. Zo nu en dan maakt er een zich los en zeilt tollend omlaag.

Ik probeerde al schrijvend de trage ervaring van ruimte en tijd te benaderen die ik me uit mijn jeugd herinner. De intense observatie. Maar het verhaal speelt in de huidige tijd en ik liet het meisje een smartphone uit haar zak halen.

Tijdens het schrijven van deze scène stond ik een paar keer op om mijn eigen telefoon te checken, ook al had ik die uit voorzorg aan de andere kant van de kamer gelegd. Toen ik tot mezelf kwam op het moment dat ik voor de zoveelste keer over dat schermpje gebogen stond, dacht ik: is het realistisch dat mijn personage zo’n zaadje ziet vallen? Zou ik dat ooit hebben gezien als ik, net als mijn personage, de keuze had gehad om eindeloos een tijdlijn te verversen?

Misschien is wat ik schrijf al voor een onleesbaar document, getuigenis van een ander soort bewustzijn: traag, continu, overdreven zintuiglijk.

De communicatierevolutie verandert ons denken. We weten nog niet hoe. We genieten ervan en we zijn er weerloos tegen, op de manier waarop we weerloos zijn tegen het pak bastognekoekjes dat we in een vreetbui wegwerken.

We hebben geen keuze. Of wel?

Die weerloosheid trof me laatst ook bij een ander.

Ik gaf een lezing over stress aan een zaal vol hogeschoolstudenten. Eén van hen vroeg me of ik dacht dat haar generatie zich aan zou passen aan de nieuwe werkelijkheid die communicatietechnologie schept. ‘De mens evolueert toch?’, zei ze. ‘Zouden we ons dan niet vanzelf aanpassen om beter tegen de stress van continue afleiding te kunnen?’

Ik wilde beginnen aan een antwoord over trage evolutie versus technologische revolutie, toen ik besefte wat ze eigenlijk vroeg. Ze vroeg in feite hoe snel de mens techniek-vriendelijker kan worden. De vraag hoe de techniekmensvriendelijker kan worden, stelde ze niet. Voor haar was ‘het voortschrijden van de techniek’ blijkbaar een onontkoombaar gegeven waar de mens zich maar naar heeft te schikken. Hier komt de tank uit Silicon Valley, hoe zorg ik dat ik tussen de groeven van zijn rupsband pas?

De vraag hoe de techniek mensvriendelijker kan worden, wordt niet gesteld

Ik antwoordde dat er personenliften zijn gemaakt die zó snel gaan dat de Doe je dan wat aan die trommelvliezen, of aan de lift?

Het bezorgde gezicht van de studente bleef me bij. De vraag die zij zich niet stelde - wil ik dit wel? - stelde ik steeds vaker aan mezelf. Aan wie of wat gehoorzaam ik eigenlijk, telkens wanneer ik slaapwandelend mijn kamer doorkruis om toch maar weer mijn meldingen te checken? En zou ik niet liever een stap de andere kant op willen zetten, richting een wereld waarin ik mijn aandacht besteed aan wat ik echt van waarde vind?

Ik weet dat ik lang niet de enige ben. Wanneer ik lezingen geef over burn-out en stress, stel ik vaak een vraag aan de zaal: ‘Voor wie van jullie was het allereerste dat je vanochtend deed, je smartphone grijpen?’ Een haag van armen schiet omhoog. ‘En wie van jullie keek gisteravond laat nog naar werkmail?’ Opnieuw gaan nagenoeg alle handen omhoog, onder ongemakkelijk gelach. Ze weten het wel, ze hebben zich allemaal al meermaals voorgenomen minder met hun telefoon vergroeid te zijn. Het lukt alleen niet.

Detail uit Orchestra (2011) door David Claerbout (Sean Kelly, New York / Esther Schipper, Berlin)

Onze smartphone eet ons hoofd leeg

Begrijp me niet verkeerd: ik houd van mijn smartphone. In een liefdevol uitgezocht hoesje draag ik hem overal mee naartoe en soms is hij heel handig.

Toch ervaar ik het ding ook als een bron van stress. Heel vaak heb ik het gevoel dat mijn slimme telefoon me langzaam leegeet. Hij vreet mijn concentratie aan, neemt grote happen uit mijn dag en knabbelt gaatjes in elke andere interesse: het gesprek met een vriend, dat te schrijven artikel. Telkens wordt mijn aandacht gekoloniseerd door kleine rode bolletjes, pings, meldingen - of simpelweg de wetenschap dat die er zouden kunnen zijn, als ik nu even op het knopje druk.

Met name Facebook en WhatsApp vreten zich als ongedierte een weg door mijn dagen. Er verdwijnen stukken. Waarheen? Echt ongedierte sleept zoiets naar een hol. Volg ik het spoor van mijn opgeslokte minuten, dan kom ik uit bij de grote rattenvangers van Silicon Valley - met Facebook op nummer één.

Zonder drastische stappen heb je geen schijn van kans

Bijna iedereen die ik hierover spreek, zoekt het probleem bij zichzelf. We zouden ‘gewoon’ minder op onze telefoon, e-mail, Facebook, Instagram, WhatsApp, Twitter, Snapchat moeten kijken.

In feite is het heel ‘gewoon’ dat dat niet lukt. De software die we gebruiken is namelijk om zo mogelijk te zijn.

Omdat dit design zo vakkundig inspeelt op de menselijke psychologie, is tenzij je neemt om de prikkel waarop je automatisch reageert, te veranderen. Doe je dat niet, dan blijven Facebook cum suis je aandacht binnenharken. Want die kan worden doorverkocht.

In de ‘aandachtseconomie’ ben jij het product

Waarom zijn softwareontwerpers er zo op gebrand om hun programma’s verslavend te maken? Simpel: onze pageviews, clicks, likes en zijn geld waard. Elke muisklik genereert advertentie-inkomsten. Niet voor niets spreken cultuurcritici en insiders uit de techwereld van een ‘aandachtseconomie.’ Trok reclame vroeger je aandacht om die op een product te vestigen, tegenwoordig is je aandacht het product.

Het beste dat ik hier de afgelopen jaren over las, is een boek van de Amerikaanse cultuurwetenschapper Matthew B. Crawford uit 2015, getiteld Crawford, die zijn vrije tijd besteedt aan handgemaakte onderdelen voor motoren, schreef met dit boek een lofzang op de gerichte, langdurig volgehouden aandacht, zoals de concentratie van een ijshockeyspeler of een kok.

Volgens Crawford is aandacht essentieel om je te ontwikkelen tot een individu. Waar je je aandacht op richt, bepaalt immers wat er doordringt (of niet doordringt) tot je bewustzijn, en wat je leert (of niet leert). Een nieuwe taal of vaardigheid leren, reflectie, en zelfstandig leren nadenken zijn allemaal dingen waarvoor je een zekere mate van concentratie, van volgehouden aandacht op moet kunnen brengen. Het lijkt erop dat de voortdurende verstrooiing waartoe smartphones en social media ons verleiden, dit soort focus ondermijnt.

Detail uit Orchestra (2011) door David Claerbout (Sean Kelly, New York / Esther Schipper, Berlin)

Zelfs Silicon Valley maakt zich zorgen

Ik zou hier kunnen ingaan op wetenschappelijk maar niemand die een smartphone bezit, behoeft overtuiging. Zelfs in Silicon Valley begint men zich zorgen te maken.

In een recent artikel in komen verschillende (ex)-werknemers van techgiganten aan het woord die grote moeite doen om zichzelf en hun gezin af te schermen van de producten die ze zelf hebben ontworpen. De bedenkers van de likeknop, het pushbericht en het rode meldingsbolletje stellen zich nu de vraag wat ze eigenlijk op de wereld hebben losgelaten.

Een ex-Google-strateeg spreekt van ‘de grootste, meest gestandaardiseerde en meest gecentraliseerde vorm van aandachtsbeheersing in de geschiedenis van de mens,’ met enorme gevolgen voor politiek en journalistiek. Als een politicus of wil overleven in de aandachtseconomie, is de enige richting immers hoger, groter, méér. Meer schandaal, meer drama, meer sensatie en spektakel.

De aandachtseconomie staat voor genadeloos kapitalisme op het meest intieme niveau: dat van je gedachten

De aandachtseconomie staat voor genadeloos kapitalisme op het meest intieme niveau: dat van je gedachten. Daar komt bij dat wat miljarden mensen zien en denken. Wat doet dat met ons vermogen voor onszelf na te denken? Wat betekent het voor onze democratie, onze individualiteit?

Wat op het eerste gezicht een lifestyleprobleempje is - verstrooiing, smartphonegebruik - is volgens mij een cruciaal thema van de tijd. Andere problemen gaan niet worden opgelost voordat we dit probleem het hoofd bieden. Als iedereen bezig is met meldingen, komt niemand toe aan het echt vermeldenswaardige: extreem urgente problemen zoals het klimaat komen niet in pushberichtjes binnen. En als niemand zich kan concentreren, komt ook niemand meer met een goed uitgewerkt idee.

We zingen het hooglied van de vrije blije keuze en de ongelimiteerde databundel, en hebben niet door dat er voor ons, tegen ons gekozen wordt. Met onze neus op ons beduimelde schermpje volgen we de rattenvangers. We volgen ze naar de bank, naar de stembus en zelfs tot in het Witte Huis.

We kunnen onze eigen aandacht niet meer betalen

Om terug te keren bij Crawford: aandacht is fundamenteel voor elk individu, stelt hij, maar het komt niet bij ons op om onze aandacht voor onszelf te claimen. We hebben toegestaan dat onze aandacht wordt ingepalmd en uitgebuit.

We zitten nu in een situatie waarin we die aandacht moeten terugkopen als we hem voor onszelf willen. Stilte is een luxeproduct geworden. Denk aan de retraite waar je fors betaalt om de dure assistent die jouw vele inboxen beheert, of aan de rust van een reclamevrije business-class (terwijl in economy voortdurend een verkoopdeuntje uit de luidsprekers tettert).

Aandacht kost geld. Trek je deze ontwikkeling door, dan komt er een punt waarop we onze eigen aandacht niet meer kunnen betalen. Misschien is dat punt al bereikt, behalve voor de rijksten.

Mijn angst is, dat zelf over je aandacht kunnen beschikken steeds meer een voorrecht wordt - en dus dat concentratie een uitzonderlijk talent wordt dat met name tech-savvy ouders hun kinderen bij kunnen brengen. Zo wordt aandacht nog maar eens een extra bron van ongelijkheid, een ongelijkheid die als ‘de domheid van de massa’ kan worden vermomd.

Detail uit Orchestra (2011) door David Claerbout (Sean Kelly, New York / Esther Schipper, Berlin)

Je aandacht komt jou toe - eis haar op

Alleen wie zich kan concentreren, heeft de kans om

Om dat te bereiken, moet je je losmaken uit de eindeloze stoet voorgeproduceerde, commercieel gedreven, op verslaving ontworpen hysterisch vermaak dat je nauwelijks genoeg adempauze toestaat om af en toe voor jezelf na te denken. Maar dat losmaken wordt je, door de slimste koppen van deze tijd, zo moeilijk mogelijk gemaakt.

Daarom ben ik het zo eens met Crawford wanneer hij schrijft: we zouden aandacht - beter gezegd: de omstandigheden waarin we over onze eigen aandacht kunnen beschikken - moeten zien als frisse lucht: een algemeen goed waarmee een algemeen belang gediend is. We zouden een vuist moeten maken voor de vrijheid van afleiding en het recht om niet door marketeers te worden aangesproken. Want die vrijheid en dat recht zijn cruciale voorwaarden om baas te blijven in eigen bewustzijn, en daarmee voor een levensvatbare democratie.

Dat is wat er op het spel staat.

Zet je automatische betaling aan Mark Zuckerberg stop

Vind je dit allemaal maar overdreven dystopisch? Denk je dat jij heus niet de dupe bent van dit soort kolonisatie van je mentale ruimte? Stel jezelf dan eens de vraag of je de volgende situatie herkent: je doet je telefoon of je computer aan om iets heel gerichts te doen. Een hele tijd later leg je je apparaat weer weg en bedenkt dan pas dat je helemaal niet hebt gedaan wat je van plan was: in plaats daarvan ben je de krochten van Facebook (etc.) ingezogen. Je impuls won het van je intentie. Daarbij werd jouw gedrag niet door jou aangestuurd, maar door de aandachtsmarketeers.

Het gebeurt mij te vaak dat mijn aandacht verdraaid raakt. Dat ze niet langer wordt gedreven door een doel dat ik zelf gekozen had, maar door een speciaal daarvoor bedoelde prikkel die mijn aandacht weglokt en in dienst stelt van andermans wil of portemonnee. Mijn mentale ruimte wordt ingepalmd en hop,

Die quasiautomatische betaling wil ik stopzetten.

Ik wil best op een sociaal netwerk, maar dan één dat mijn aandacht niet met winst doorverkoopt. Een netwerk dat niet agressief inspeelt op de onzekerheden en menselijke zwaktes van haar gebruikers, en alle informatie daarover ook schaamteloos doorverkoopt aan de hoogste bieder, zonder zich de vraag te stellen naar mogelijke effecten.

Ik heb WhatsApp van mijn telefoon gegooid en mijn Facebook-account gedeactiveerd. Ik claim mijn aandacht terug, Mark Zuckerberg.

Correctie 21-10-2017: Een eerder versie vermeldde dat Facebook bepaalt wat biljoenen mensen zien. Dat moet ‘miljarden’ zijn en is aangepast.

Orchestra, 2011 Net als de rest van het werk van David Claerbout vraagt Orchestra (2011) erom dat je de tijd neemt om het werk in je op te nemen. In eerste instantie gaat je aandacht uit naar de dirigent die je indringend aankijkt terwijl hij het orkest instrueert. Pas wanneer je je blik over de rest van het beeldoppervlak laat glijden zie je dat de dirigent niet de enige is. Ook iedereen in het publiek staart je aan. Dit beeld van David Claerbout demonstreert hoezeer onze aandacht te sturen is en hoeveel je mis zou kunnen lopen als je niet eens in de zoveel tijd de andere kant op kijkt.
Bekijk hier meer werk van David Claerbout

Meer lezen?

Waarom we Facebook toch vertrouwen, tegen beter weten in Hoe komt het toch dat wij nauwelijks iets veranderen aan ons gebruik van online diensten en digitale technologieën, terwijl wij iedere dag wel weer lezen welke risico’s daaraan kleven? De Belgische techniekfilosoof Esther Keymolen geeft antwoord. Lees het verhaal van Maurits hier terug Ode aan het niet fotograferen We kunnen bijna niet meer kijken zonder een foto te maken voor Facebook, Instagram of een WhatsApp-groepje. Want als je een gebeurtenis niet hebt vastgelegd, lijkt het of je haar hebt gemist. Terwijl objectief gezien juist het fotograferen ons van alles doet missen. Lees het verhaal van David hier terug Wat zou je doen als je niet op Facebook zat? Na een paar mooie uren wandelen in de natuur zit ik in de trein. Het landschap raast voorbij, in de vierzits met mij een ouder stel. Zijdelings observeren wat zij doen vind ik eigenlijk veel interessanter dan wat ik op dat moment zelf doe: scrollen door mijn tijdlijn. Lees de column van Kauthar hier