Ergens in mijn telefoon, op ongeveer een jaartje scrollen, staat een foto van mijn dochter op haar tweeënhalfde. Het is avond, maar ook zomer, dus nog licht in onze kamer en haar voeten zijn bloot.

Ze draagt de prinsessenoutfit die ze eerder die middag heeft gekregen: een roze rok van synthetisch glimspul en meerdere stroken tule; een ring en een armband met roze plastic diamanten en in haar oren roze oorbellen.

Haar ene hand knijpt in de vingers van de andere, ze staat kaarsrecht, je ziet aan de foto dat ze probeert haar hoofd zo stil mogelijk te houden.

Maar het is de blik waarmee ze in de camera kijkt die het ‘m doet: zó glunderend, zó verguld, zó alsof ze elk moment zou kunnen opstijgen van geluk.

De prinsessenfase

Ik zou kunnen zeggen dat met die foto het begin van de prinsessenfase is vastgelegd. Dat zou niet helemaal waar zijn, want op de crèche had ik haar bij het ophalen al een paar keer aangetroffen als Sneeuwwitje, Assepoester of

Ik had haar ook al eens paars van jaloezie zien worden toen ze op diezelfde crèche aankwam en de Elsajurk al door een ander meisje werd gedragen.

Maar vanaf dat eerste eigen kostuum – gekregen van vrienden tegen wie ik een week eerder nog lachend had gezegd dat wij heus niet zo’n mand vol roze verkleedkleren hadden, welnee, ben je gek – ging het ineens snel.

In rap tempo en op enigszins mysterieuze wijze doemden er steeds weer nieuwe varianten op in ons huis: een ballerinarok, nóg een prinsessenjurk, poederroze balletschoentjes, knalroze vlindermuiltjes, een ijsblauwe Elsajurk met cape.

Een schoonheidscultus

Hoewel het geen officiële term is weten ouders, psychologen en pedagogen dat ze wel degelijk bestaat: de prinsessenfase. Aanvang en intensiteit verschillen, maar ergens tussen de twee en drie jaar wordt het woord ‘prinses’ in menig klein meisjeshoofd synoniem aan ‘mooi,’ ‘goed,’ en ‘dat wil ik hebben.’

Denk aan: alle vrouwelijke hoofdpersonen uit Disneyfilms, vele tinten roze en lange zwierende rokken. Denk aan gezongen met alle passie en overtuiging die een driejarige in zich heeft: armpjes gestrekt, hoofd een tikje schuin, ogen tot spleetjes geknepen.

Denk, kortom, aan alles waar je als goedbedoelende, enigszins feministische moeder haast instinctief op tegen bent. Want: schoonheidscultus. Onderdanige, passieve rolmodellen die over het algemeen ook nog eens gered moeten worden door een man. Marketing, commercie. Sowieso: roze, nee!

(Voor de duidelijkheid: de tegenzin waarover ik het heb heeft vooral betrekking op meisjes. In jongetjes die zich in suikerspinroze glitterjurken hullen lezen we doorgaans iets heel anders – ouderlijke ruimdenkendheid, bijvoorbeeld, of een komische aberratie; of de voorbode van een hoop ellende en verdriet.)

Uit de serie ‘Anamorphosis’ van fotograaf Judith van IJken.
Uit de serie ‘Anamorphosis’ van fotograaf Judith van IJken.

Portee van dit idee

Hoe kom je tot je overtuigingen, je principes, je idealen? Waar komen je ideeën rondom ouderschap en opvoeding vandaan?

Ruim voordat ik een dochter kreeg, had ik al het een en ander meegekregen uit debatten in de media en uit half afgemaakte gesprekken met de jonge, vermoeide moeders uit mijn vriendenkring.

De portee was dan dat ‘meisjesspeelgoed’ rolpatroonbevestigende boodschappen herbergde – dat, bijvoorbeeld, roze stofzuigertjes voor kleuters meisjes klaarstomen voor een leven

Ook was er kritiek op het onrealistische lichaam (en de shopverslaafdheid) van Barbie, de traditionele rolpatronen en de make-over die de paardjes van hadden gekregen om ze slanker

Prinsessen waren hét symbool van wat je niet voor je dochter moest willen

Prinsessen waren het allerergst: die waren hét symbool van wat je niet voor je dochter moest willen, zoals boektitels als en fijntjes duidelijk maakten.

Die kritiek werd gestaafd door de recentste inzichten in de ontwikkeling van jongens en meisjes: dat hun breinen bij de geboorte maar heel weinig van elkaar verschillen, en dat het de boodschappen van hun omgeving zijn die maken dat meisjes na een paar jaar het liefst elkaars haren kammen, terwijl jongens over hekken springen

Dus wie haar dochter toewenste dat ze zich later minder druk zou maken om haar uiterlijk dan haar moeder en diens generatiegenoten hadden gedaan (en dat ze naast lief en aardig ook stoer en dapper zou willen zijn, en oprecht zou geloven evenveel te kunnen en mogen als jongens), die kon maar beter zo min mogelijk roze, glitter, en prinsessenparafernalia in huis halen.

Uit de serie ‘Anamorphosis’ van fotograaf Judith van IJken.
Uit de serie ‘Anamorphosis’ van fotograaf Judith van IJken.

Roze is voor meisjes

Tot zover weinig nieuws: ouders maken zich altijd druk om hun kroost, volwassenen zijn altijd verbaasd over de jeugd van tegenwoordig. En opvoedidealen zeggen misschien wel net zoveel over de huidige tijdsgeest als over de toekomst van de kinderen

Bovendien worden de hang-ups van volwassenen wel vaker gekanaliseerd in – of vernauwd tot – zorgen rondom kinderkleding. Recent nog waren de meningen verdeeld over de beslissing van de Hema Maar dat is zeker niet het enige voorbeeld.

En de hang-ups van volwassenen worden wel vaker vernauwd tot zorgen rondom kinderkleding

Zo heeft historicus Jo Paoletti laten zien hoe bezorgde psychologen en ouders aan het eind van de negentiende eeuw bang waren dat jongens te feminiem en zwak waren om mee te kunnen (Interessant genoeg kwamen die zorgen precies op toen meisjes en vrouwen zich voor het eerst een beetje begonnen te emanciperen.)

De oplossing werd gezocht in kleren: waar jongetjes én meisjes eeuwenlang tot aan hun kleutertijd in jurken hadden rondgelopen, daar moesten jongens nu al veel eerder broeken gaan dragen. Zo zouden ze zich sneller identificeren met hun sekse.

Het idee dat roze een meisjeskleur was werd volgens Paoletti trouwens nog veel later ingevoerd – mondjesmaat en weinig consequent in de jaren en pas echt vol overtuiging als tegenreactie op de unisex-minnende jaren zestig en zeventig.

Ook de verdeling van speelgoed in jongens- en meisjescategorieën heeft pas de afgelopen decennia een vlucht genomen.

En de prinsessenmanie is zelfs nog recenter: die valt te herleiden tot ongeveer de laatste eeuwwisseling. Toen kwamen een paar marketingexecutives van Disney op het briljante idee om de verschillende vrouwelijke personages die in de jaren de revue waren gepasseerd bij elkaar te vegen. Onder de noemer Disney Princess werd een merchandise-imperium opgetuigd dat

Uit de serie ‘Anamorphosis’ van fotograaf Judith van IJken.
Uit de serie ‘Anamorphosis’ van fotograaf Judith van IJken.

Bewijzen dat je een meisje bent

Van hoogleraar maatschappelijke vraagstukken leer ik evenwel dat mijn dochter’s plotselinge voorliefde voor Elsa, Doornroosje en lange jurken niet alléén valt toe te schrijven aan de commercie.

Ergens tussen de twee en drie jaar, vertelt zij, worden kinderen zich ervan bewust dat ze een jongetje of een meisje zijn. Ze weten dan nog niet wat het verschil tussen die twee precies bepaalt en leren onderscheid te maken op basis van uiterlijke kenmerken – zoals haarlengte en kleding maar ook speelgoedvoorkeuren.

Ook weten ze nog niet dat hun sekse in principe vaststaat: pas rond hun zevende jaar begrijpen kinderen dat ze niet zomaar van een meisje een jongetje zullen worden

In het ontwaren en waarborgen van het onderscheid tussen jongens en meisjes zijn kleine kinderen dan ook ‘heel strikt’, vertelt Mesman: rigider dan oudere kinderen of volwassenen dat

Zo willen de meeste meisjes een tijdlang alleen met meisjesspeelgoed spelen, de meeste jongens en spelen kinderen over het algemeen het liefst met kinderen van hun eigen geslacht.

De Amerikaanse auteur Peggy Orenstein schrijft het succes van prinsessenjurken daarom toe aan het feit dat meisjes de noodzaak voelen te bewijzen dat ze meisjes zijn – en zich daarom ‘vastklampen aan de meest overdreven beelden die hun cultuur te bieden heeft

Uit de serie ‘Anamorphosis’ van fotograaf Judith van IJken.
Uit de serie ‘Anamorphosis’ van fotograaf Judith van IJken.

Onbewuste oudersignalen

Hoe dan ook, het zijn natuurlijk nog altijd de volwassenen die hebben gemaakt dat het juist die jurken, die glitters en die frêle vrouwen zijn, die als het toonbeeld van femininiteit gelden.

‘De voorkeur voor roze of blauw,’ schrijft neuropsycholoog in zijn boek ‘is honderd procent cultureel bepaald.’ Daarmee bedoelt hij dat het de bewuste en onbewuste boodschappen van de omgeving zijn die jongens en meisjes leren ‘hoe het hoort.’

‘Gendernormen zitten behoorlijk ingebakken, daar is heel moeilijk tegen op te voeden’

‘In Nederland vinden we dat we jongens en meisjes gelijk moeten opvoeden,’ zegt Judi Mesman. ‘Maar gendernormen zitten behoorlijk ingebakken, en onbewust zenden we toch allerlei signalen uit over wat wel en niet de bedoeling is als jongetje of meisje. Kinderen zijn ontzettend opmerkzaam, die pikken dat allemaal op, en daar is heel moeilijk tegen op te voeden.’

Die onbewuste signalen beginnen al heel vroeg, zoals Mesmans Wanneer ouders met hun jonge kinderen een plaatje van een huilend kind bespraken, dan omschreven ze dat vaker als een meisje (‘kijk, dat meisje is verdrietig’); bij een plaatje van een boos kind hadden ze het juist vaker over een jongetje

Grote kans dat zulke kleine, onopvallende boodschappen veel harder aankomen dan alles wat we willens en wetens uiten.

Want, zo bedenk ik me nu, ik kan wel zéggen dat ik die prinsessenjurken maar ondingen vind, stiekem word ik toch heel opgewekt van het glunderen van mijn dochter wanneer ze er een aantrekt.

En roep ik zonder erbij na te denken dat ze er zo mooi uit ziet.

En vraag ik haar om stil te blijven staan, precies daar op het vloerkleed, in de avondzon en op haar blote voeten, zodat ik een foto kan maken.

Uit de serie ‘Anamorphosis’ van fotograaf Judith van IJken.
Uit de serie ‘Anamorphosis’ van fotograaf Judith van IJken.

Een eigen angst

Wat me tot de vraag brengt of mijn afkeer van prinsessenjurken niet ook, net zoals mijn dochter’s liefde ervoor, ‘honderd procent cultureel bepaald’ is.

En ook, in hoeverre die afkeer is gebaseerd op wat ik zie bij, of weet over, mijn dochter – en in hoeverre hij voortkomt uit mijn eigen ervaringen en angsten, mijn eigen meestal ongefundeerde hoop en vrees.

Bijvoorbeeld, wanneer mijn dochter roept dat ze Elsa wil zijn omdat Elsa ‘zo mooi’ is, hoor ik dan mijn dochter? Of hoor ik vooral de teruggetrokken jongvolwassene die ik zelf was en die drie vreemde talen had kunnen leren in de tijd die ze verspilde aan het disciplineren van haar lichaam?

Zie ik mijn dochter, of zie ik vooral mijn eigen angst?

Zie ik haar prinsessencollectie voor wat die is – een berg verkleedspullen – of zie ik in al die roze bevalligheid vooral mijn eigen angst – namelijk, dat ik uiteindelijk te conflictmijdend ben, te verzorgend, te weinig assertief, te vrouwelijk om ooit echt iets van waarde te creëren?

Het is een angst die ik zelden articuleer, juist omdat ik zelf ook wel weet hoe seksistisch hij is. Maar dat wil niet zeggen dat ‘ie me niet beïnvloedt, bijvoorbeeld in mijn interpretatie van de prinsessenfase.

Uit de serie ‘Anamorphosis’ van fotograaf Judith van IJken.
Uit de serie ‘Anamorphosis’ van fotograaf Judith van IJken.

De kinderen zelf

Bovendien: wat weet ik nu eigenlijk echt, over het effect van die jurken op hun draagsters?

Vorig jaar deden vijf psychologen in het academisch tijdschrift Child Development verslag van een studie die ze hadden uitgevoerd onder 198 Amerikaanse kleuters naar de invloed van Disney-prinsessen op de genderrolpatronen, het gedrag en het zelfbeeld van kleine kinderen –

Nu viel er op die studie best Maar het is het enige prinsessenonderzoek dat we hebben, en de uitkomst was genuanceerder dan het vertoog rondom de jurken doet vermoeden.

Kinderen die relatief veel met Disneyprinsessen speelden of de films bekeken, vertoonden een jaar later iets meer genderstereotype gedrag dan kinderen die dat minder deden. Ze speelden net wat liever vadertje en moedertje dan dat ze over hekken klommen, waren liever met poppen in de weer dan met plastic geweertjes, verkozen ingetogen spel boven vies worden en het nemen van risico’s.

Maar ze waren niet ontevredener over hun lichamen – de wespentailles van Sneeuwwitje en Assepoester hadden vooralsnog

Overigens golden deze uitkomsten niet alleen voor meisjes: wanneer jongetjes veel aan Disneyprinsessen waren blootgesteld, vertoonden ook zij meer ‘vrouwelijk’ speelgedrag. Voor meisjes waren de bevindingen schreven de onderzoekers, maar voor jongetjes zouden ze weleens

Want waar prinsessen voor meisjes meer van hetzelfde betekenen, bieden ze jongetjes juist variatie. Ze openen mogelijkheden en

Variatie, alternatieven: misschien ligt daar de oplossing van de ‘potentiële problemen’ al voor een groot deel in besloten.

Uit de serie ‘Anamorphosis’ van fotograaf Judith van IJken.
Uit de serie ‘Anamorphosis’ van fotograaf Judith van IJken.

Gewoon een jurk

Hoe langer ik erover nadenk, hoe meer de prinsessenjurk vooral een symbool wordt van tegenstrijdigheid en ambivalentie.

De ambivalentie, bedoel ik, van het soort vrouwen die tijdens etentjes met vriendinnen om het hardst roepen dat we onze dochters willen meegeven dat ze meer zijn dan alleen maar mooi – en die intussen toch allemaal een salade als hoofdgerecht bestellen. En hun glazen wijn voor de helft laten staan.

Die mopperen over de ongelijke verdeling van het huishouden, maar het bandenplakken met liefde uitbesteden.

Die enerzijds allerlei principes hebben, maar anderzijds voortdurend dingen doen die daar niet mee lijken te stroken.

Misschien is de prinsessenfase wel vooral iets wat ouders doormaken.

Misschien is de prinsessenfase wel vooral iets dat ouders doormaken

Of laat ik het bij mijzelf houden: iets wat ik doormaak, als een soort rite-de-passage, een levensles – iets over paradoxen en idealen, vooroordelen en reflexmatige overtuigingen.

Want voor mijn dochter is het allemaal vrij eenvoudig. Die ziet geen Princess Problem en zou niet weten wat ze met een Princess Recovery aanmoet. Die trekt een jurk aan en is mooi. Klaar.

Zoals neuropsycholoog Jelle Jolles zegt: ‘Kleine kinderen denken helemaal niet zoveel na. Die doen gewoon. Het zijn de volwassenen die er van alles op projecteren.’ (En dan projecteren we bij meisjes ook nog eens heel wat anders dan bij jongens, juist wanneer we zeggen dat we ze gelijk willen behandelen.)

‘Je kunt van de prinsessenjurk een enorm symbool maken,’ zegt ook Judi Mesman: ‘En voor de discussie is dat ook niet slecht. Maar enige ontspannenheid is altijd wel op z’n plaats.’

De prinsessenjurk, wil ze maar zeggen, bestaat niet in een vacuüm. Naast een mand vol brandgevaarlijke rokjes en jurkjes heeft mijn dochter ook nog ouders die de boel op een min of meer gelijke manier verdeeld hebben, een speelgoedkast waar naast verkleedspullen ook blokken in zitten, en Duplo en puzzels.

En hoewel mijn dochter het inderdaad fijn vindt om ‘mooi’ te zijn, vindt ze een heleboel andere dingen óók fijn.

‘Kleine kinderen denken helemaal niet zoveel na. Die doen gewoon’

Zodra haar jurk uitgaat, en soms trouwens ook met die jurk nog aan, gaat ze sneeuwpoppen bouwen op het pleintje voor ons huis of oefenen op haar fiets. Of speelt ze restaurantje of springt ze trampoline of schreeuwt ze moord en brand omdat iemand de laptop heeft dichtgeklapt terwijl de volgende aflevering van Puffin Rock net begon. (Damn you, autoplay.)

Van horen zeggen weet ik dat de prinsessenfase ook weer overgaat. Tot die tijd, zegt Jolles, is dit misschien wel het beste om te doen: ‘je dochter, wanneer ze in zo’n jurk loopt, gewoon vertellen dat het hartstikke mooi is. Oprecht en welgemeend, daar slaat een kinderbrein op aan.’

‘Als je daarna ook maar even oprecht zegt dat het leuk is als ze gekke bekken trekt en knap als ze een toren bouwt,’ voegt hij daaraan toe: ‘Want hoe meer verschillende rollen een kind kan spelen, hoe meer netwerken er in haar brein ontstaan, en hoe flexibeler ze leert denken.’

Misschien is dat het wel: dat je én je reserves kan hebben bij alles waar de prinsessenjurk voor staat, én geregeld kan terugscrollen naar die ene foto, omdat het ongeremde plezier en de vanzelfsprekendheid van je dochters genot zo komisch en zo vertederend zijn. En misschien ook wel: zo nastrevenswaardig.

Een jurk aantrekken en mooi zijn. Ik zou willen dat het voor mij zo simpel was.

Anamorphosis De serie Anamorphosis, een fotografisch onderzoek naar het prinsessenfenomeen, zal binnenkort verschijnen als publicatie. Fotograaf Judith van IJken maakt vaker series met als centrale thema (de constructie van) identiteit. Momenteel is Van IJken als PhD-kandidaat Artistic Research verbonden aan het PhDArts-programma van Universiteit Leiden. Bekijk hier meer werk van Judith van IJken

Op zoek naar een waardevol cadeau voor de feestdagen? Geef dan een winterlidmaatschap op De Correspondent cadeau! Voor 18 euro maak je vrienden en familie drie maanden lang blij met nieuwe verhalen. Maak en print in vijf minuten je eigen cadeaukaart

Lees ook:

Een kind opvoeden kost 13 miljoen calorieën. Zo heeft de mens leren samenwerken én samenleven Weinig wezens zijn zo hulpeloos en afhankelijk als baby’s. Sta er te lang bij stil, en de verantwoordelijkheid die dat met zich meebrengt is overweldigend. Maar zonder die afhankelijke babytijd was de mens nooit geworden wie hij nu is. Lees het verhaal hier terug Klagen is een kunst Klagen heeft een slechte reputatie. Maar het kan opluchten en verbroederen en vormt het startpunt van protest. Waarom klagen vaak niet het probleem, maar het begin van de oplossing is. Lees het stuk hier terug