Wat hebben wij, twee jonge Syriërs, gemeen met de Nederlandse vrouw die het pseudoniem aannam en van Nederland naar Raqqa vluchtte, waar haar man zich aansloot bij IS?

Meer dan we ooit hadden kunnen denken.

IS heeft volgens de van de 31.000 strijders met 86 verschillende nationaliteiten. Zesduizend van hen zijn afkomstig uit Europa. Deze Europeanen hoopten in Syrië iets te vinden wat zij in hun eigen landen niet hadden.

Wij, op onze beurt, vluchtten weg uit ons land, op zoek naar veiligheid, en kwamen uiteindelijk in Nederland terecht.

Wij zijn Linda Bilal en Jaber Baker. Toen IS-strijders naar onze steden trokken, probeerden wij als journalisten de jihadistische, militaire en ideologische structuur van IS te ontrafelen. We wilden weten wat de strijders lokte.

Een Syrische verpleegster was de bron van een belangrijk antwoord. Zij werkte een tijd in een psychiatrisch centrum in Raqqa waar opvallend genoeg geen Syriërs, maar alleen buitenlandse Syriëgangers werden behandeld.

Zij ontmoette daar een jonge Nederlandse vrouw, die naar het kalifaat was getrokken, die haar duidelijk maakte: ook Syriëgangers zijn mensen.

Maar voordat we daarover vertellen, willen we jullie laten zien hoe wij de opkomst van IS beleefden, respectievelijk in Damascus en Aleppo. We zijn om en om aan het woord.

Die zwarte septemberdag

Ik kwam terug van mijn werk die septembermiddag in 2001 en trof mijn familie aan rond de televisie. Ze keken naar een live-uitzending van het instorten van het World Trade Center in New York.

Het leek heel ver weg.

Ik woonde op het platteland in de buurt van de Syrische hoofdstad Damascus. De ingestorte torens bevonden zich duizenden kilometers verderop in de Verenigde Staten. De uitvoerders van de aanslag kwamen weer heel ergens anders vandaan.

De rest is bekend: een oorlog in Afghanistan, de inval in Irak, de politieke strijd tegen Iran en een reeks heftige gebeurtenissen in de regio die bekendstaan als de war on terror.

De buitenlandse jihadisten die ik in de gevangenis zag

De wereld leek gek geworden, maar ik kreeg er weinig van mee.

In 2002 belandde ik namelijk in een cel op afdeling 248 van de Syrische militaire inlichtingendienst. Ik werd ervan beschuldigd tot een vrijmetselaarsloge te behoren - wat niet zo was.

In die gevangenis kwam ik voor het eerst in aanraking met buitenlandse jihadisten. Er zaten er tientallen, van verschillende nationaliteiten. Ze zaten vast in een speciale ruimte en kregen een voorkeursbehandeling van de Syrische inlichtingendienst.

Dit verbaasde me: waarom werden ze niet behandeld zoals ik en de andere gevangenen?

Het antwoord kwam toen ik een paar dagen later werd overgebracht naar de militaire , op dertig kilometer afstand van mijn woonplaats Damascus. Daar hoorde ik dat de Syrische inlichtingendienst, op verzoek van de Verenigde Staten, onderzoek deed naar jihadisten.

De Syrische dienst bezit de grootste database over jihadistische groepen in het Midden-Oosten. En hoeft geen verantwoording af te leggen over zijn methodes. Of die legaal zijn of niet, of er sprake is van marteling of niet.

Mijn onderzoek naar buitenlandse jihadisten begint

In 2004 kwam ik vrij. Terwijl ik onderweg was naar de uitgang van de gevangenis, ontmoette ik in Abu Ja’far al Iraki, zo noemde hij zichzelf althans.

Van de mensen om hem heen vernam ik dat hij verantwoordelijk was voor de rekrutering van Syrische jongeren voor wat later bekend zou worden als ‘de Jihad in en nog weer later als Islamitisch Staat.

Wat hij deed, intrigeerde mij. Dus onderzocht ik in de jaren die volgden de jihadistische bewegingen en het mondiale jihadistische en islamistische gedachtegoed. Dit jihadisme bevond zich ver van mijn bed: in Irak, Somalië, Afghanistan, Iran en Jemen.

Dat zou snel veranderen.

Nog geen tien jaar na nine eleven begonnen jihadisten hun militaire en rekruteringsoperaties te verplaatsen naar Syrië, via Irak. Ineens was jihadisme niet meer ver weg, niet meer in New York, Afghanistan of Somalië, maar in het hart van mijn eigen land.

Mijn ontmoeting met Linda

In die tijd wisselde ik informatie uit met collega-journalisten, zodat we die bewegingen vanaf het begin konden volgen. Waar jihadisten zich bevonden, hoe ze groeiden, waar ze hun geld vandaan haalden, hoe hun ideologie luidde en wat hun strategieën waren.

Zo kwam ik in contact met Linda, die in Aleppo woonde op de dag dat IS daar binnentrok, op 9 september 2013. Zij vertelde mij over wat ze zag. Wat haar het meest opviel: de strijders waren van allerlei nationaliteiten.

Linda ontvluchtte Aleppo en kwam in Turkije terecht. We bleven contact houden en besloten ons te concentreren op de buitenlandse strijders en hoe IS hen wist te rekruteren voor het kalifaat.

De jihadistische gitaarspeler

De zomer van 2013 was uitzonderlijk heet, letterlijk, maar het was ook het heetst van de strijd in Aleppo. Eén nacht, de verschrikkelijkste van dat jaar, moest ik doorbrengen in de toiletruimte van mijn werk.

Kogels vernielden de ramen van het gebouw en mortiergranaten legden aangrenzende huizen in puin. Op straat vochten IS-strijders, gewapende oppositie en soldaten van het regime.

Legervliegtuigen bombardeerden de stad met vatenbommen, en wij baden alsof onze laatste nacht geslagen had. Als de bommen van het regime ons niet zouden doden, dan zouden de geweren van de IS-strijders dat wel doen.

Het was een bizarre situatie, want vliegtuigen van het regime, die zogenaamd tegen het terrorisme streden, bestookten de Syrische oppositiestrijders, die het regime en IS bevochten.

Dus de volgende ochtend wapperden zwarte vlaggen op jeeps en aan de gevels. Er liepen groepen strijders rond, in zwarte kleding, met lange baarden en gesoigneerde snorren. Uit alles bleek dat ze de hele stad beheersten.

En voordat deze plotselinge verandering tot me doordrong, kwam een jongeman op me af, die in gebroken Arabisch zei: ‘Waar is je mahram [mannelijke begeleider van een vrouw, LB]?’

Hij bedoelde mijn man, vader, broer, oom of zoon. Zonder hen zou ik voortaan een gevangene in mijn eigen kamer zijn.

Ik weet niet waarom ik hem in het Engels antwoordde: ‘Weet je wel dat dit mijn stad is, waar ik woon sinds mijn geboorte?’

Hij schreeuwde dat ik stil moest zijn en toen hoorde ik een andere, Syrische stem mijn naam roepen: ‘Linda, blijf thuis, zoek geen problemen.’

Het was Tarek, ooit een gitarist en een uitmuntende student. Een aardige vent met vele vriendinnen en chique kleren, die ik kende van feestjes die we beiden hadden bijgewoond, vol zang en plezier.

Nog vreemder werd het toen een gemeenschappelijke vriend verscheen die riep: ‘Ik ben haar mahram, broeder.’

Tarek antwoordde mij: ‘Vrouwen mogen alleen de straat op met een begeleider.’

Hij was een van hen geworden. Mijn vroegere vriend was nu IS-strijder. Toen ik dat doorhad, realiseerde ik me dat Aleppo niet langer mijn stad was.

Wat ik leerde over de ideologie van IS

Terwijl Linda in de weken die volgden van Aleppo naar Turkije vluchtte, stuitte ik in mijn onderzoek op de Libanese psychiatrisch onderzoeker Mustapha Hijazi.

In zijn boek De verloren mens stelt hij dat sociaal geweld in het Midden-Oosten het resultaat is van onrecht dat doorsijpelt van de hoge sociale klassen naar de lage sociale klassen.

Neem een verkeersagent. Die deelt een boete uit aan een ambtenaar die op weg is naar huis. De boete kost de ambtenaar bijna zijn halve maandsalaris, dus leeft hij thuis zijn boosheid uit op zijn vrouw. Die reageert zich vervolgens af op de kinderen.

En de verkeersagent? Die was net gestraft door zijn chef, die weer op zijn donder had gehad van zijn hoogste baas, en zo leven wij in een maatschappij die de vorm heeft van een piramide van opeengestapelde vernedering en onderdrukking.

Abu Mus’ab al Suri, de bekendste theoreticus van Al-Qaeda, behandelde dit onderwerp in een Zijn boodschap: als we de regimes in het Midden-Oosten die samenwerken met het ongelovige Westen ten val brengen, dan vergiftigt het onrecht de samenleving niet langer.

Terwijl ik me met deze ideologieën bezighield, was Linda in Turkije, aan de grens met Syrië, bezig met een serie documentaires over IS.

Dat was niet zonder gevaar. Ik wist dat IS vier van de leden van de groep waar Linda mee samenwerkte, had gedood; twee in de stad Urfa aan de Syrisch-Turkse grens, een in Raqqa en de Syriër Naji Al Jarf was gedood in de Turkse stad Gaziantep.

De wereld was het speelveld geworden van IS, ze doodden in Turkije en voerden acties uit in Parijs en Brussel.

Urfa, kruispunt van migratiestromen

Ik nam een omweg om te vluchten van Aleppo naar Turkije en kwam op aanwijzing van de mensensmokkelaar terecht in de Turkse stad Urfa.

Ik bracht een nacht door in een bescheiden appartement aan de rand van de stad. De muren en het plafond waren gescheurd, alsof ze zomaar konden instorten. Het leek wel een transithotel: de meeste gasten waren Syrisch en waren net als ik gevlucht voor de jihadistische organisaties.

Maar - dit vond ik opvallend - er waren ook mensen en zelfs hele families bij van Arabische of buitenlandse afkomst, die juist Syrië in wilden reizen. Hier zat een blonde Europese, daar zat een vrouw in Syrische kleding, en verderop nog een andere in een witte trouwjurk.

Vlak bij mij zat een vrouw van 24 jaar die geen islamitische kleding of hoofddoek droeg. Daarom sprak ik juist haar aan toen ik een astma-aanval voelde opkomen. Ik vroeg haar of ze me kon helpen.

Wat heb je aan maagden als je zelf een lijk bent geworden?

Ze antwoordde in het Arabisch met een Tunesisch accent dat ze hier niet bekend was, niemand kende, en ook niet wist hoe ze me moest helpen.

Terwijl ik naar adem hapte vroeg ik me af waarom ik moest vluchten - uit mijn stad, weg van de mensen die in dezelfde God geloofden als ik - terwijl al die anderen juist het land in reisden.

Wat zochten ze daar? Het paradijs? Maar wat heb je daar te zoeken als je niet eens kunt ademhalen?

De beloofde maagden dan? Wat heb je daaraan als je zelf een lijk bent geworden? Rivieren van wijn en melk? Compenseert dat het missen van je familie en geliefden?

Een begin van een antwoord kregen Jaber en ik later in het psychiatrisch ziekenhuis in Raqqa, die we aan het begin van dit verhaal noemden.

Het ziekenhuis dat alleen buitenlandse IS-strijders behandelde

Het bestaan van dit geheime IS-ziekenhuis is bevestigd door de voormalig administratief directeur. Begin 2016 splitste deze Abu Al Waleed Al Tunisi zich af van IS. Hij zocht toenadering tot de media en gaf in het Arabisch, waarin hij sprak over onder meer de rol van de Tunesische jihadisten, die de grootste groep vormden binnen de strijders van IS.

Hij vertelde ook dat hij zelf een administratieve rol had in een psychiatrische kliniek voor behandeling van verslaving en psychische stoornissen.

En, dit vonden Linda en ik interessant: alle patiënten waren buitenlandse strijders en hun gezinsleden.

Syrische patiënten waren alleen welkom in een afgezonderd deel van de kliniek. Voor hen gold een heel ander behandelprotocol: medewerkers lazen hen koranverzen voor, in de hoop dat ze zouden genezen.

Linda en ik besloten ons dus te verdiepen in het ziekenhuis. Onze contacten in Raqqa bevestigden het verhaal van de voormalig administratief directeur en brachten ons in contact met de eerder genoemde verpleegster. Het kon weleens een ingang zijn om meer te begrijpen van jihadistische (im)migratie en de structuur ervan.

Wat het verhaal over een Nederlandse IS-vrouw ons leerde

De verpleegster werkte een tijdje in het ziekenhuis, tot ze vluchtte naar een ander deel van Syrië. Daar vertelde ze ons wat er in het ziekenhuis gebeurde, en wat patiënten haar weer hadden verteld. Omdat ze met haar getuigenis groot gevaar loopt, moeten we haar naam geheimhouden.

Het ziekenhuis had drie verdiepingen. Op de begane grond kregen Syriërs hun traditionele behandeling, bidden dus. Op de eerste verdieping lagen mannelijke patiënten, op de tweede verdieping vrouwelijke patiënten. Ze kwamen uit allerlei verschillende landen. Er werkten acht verplegers en verpleegsters, twee directeuren en een schoonmaakster.

De verpleegster vertelde ons dat ze een inspectieronde deed, waarin ze langs de vrouwelijke patiënten ging en met hen praatte, soms in het Engels en soms in het klassiek Arabisch.

Een van haar patiënten was een Nederlandse vrouw met kleine ogen, die zichzelf het pseudoniem Um Hassan (‘moeder van Hassan’) gaf. We hebben geprobeerd haar identiteit te achterhalen, en daarmee haar familie, maar we kregen deze niet bevestigd.

Hun ontmoeting ging als volgt: de verpleegster kwam bij haar bed, groette haar vriendelijk en probeerde haar voorzichtig te benaderen, want deze nieuwe patiënt was duidelijk bang.

Langzaam won ze haar vertrouwen en leerde ze Um Hassan beter kennen. Die vertelde over haar vertrek uit Nederland naar Raqqa, hoe ze haar opleiding achter zich liet, hoe haar familie haar huwelijk en haar reis afwees. Uiteindelijk zou ze haar verhaal ook opschrijven.

De verpleegster nam de notities van Um Hassan en vele andere buitenlandse patiënten mee toen ze Raqqa ontvluchtte en droeg ze digitaal aan ons over. Omdat we dit niet aan Um Hassan hebben kunnen voorleggen, beperken we ons hier tot de grote lijnen van haar verhaal.

Haar vader bleek arts, haar echtgenoot ongeschoold. Ze hield veel van hem, trouwde met hem tegen de wens van haar familie in en reisde met hem af naar Raqqa. Hij had de reis georganiseerd met een landgenoot die al bij IS was aangesloten.

Een jaar na haar aankomst in Raqqa kreeg Um Hassan haar eerste kind. Niet lang daarna dwong haar man, die inmiddels IS-strijder was geworden, haar islamitische kleding te dragen en binnenshuis te blijven. Hij begon haar ook te slaan, de ene keer omdat hij jaloers was, de andere keer omdat zij haar stem verhief.

Um Hassan wilde terugkeren naar Nederland met haar kind, maar haar man stond dit niet toe. Hij meldde het verhaal van zijn echtgenote bij zijn Die beval hem zijn vrouw in het psychiatrisch ziekenhuis te laten opnemen - zelf moest hij maar een andere echtgenoot nemen.

Wat wij van haar verhaal leerden

De multinationale coalitie bestookt nog steeds het multinationale IS. Europese landen pompen gigantische bedragen in de ontwikkeling van een vluchtelingenprogramma.

Het vervreemdende van dit alles: het kost IS amper moeite buitenlandse migranten te integreren. En zo lijkt de migratie naar de dood, naar IS, soepeler te verlopen dan de migratie naar het leven, hier in het Westen.

Het ziekenhuis is inmiddels gesloten. Alle patiënten zijn naar een onbekende plaats overgebracht. Onze belangrijkste bron, de verpleegster, weet niet wat er na haar vlucht is geworden van Um Hassan en haar kind, of van de andere patiënten.

De Syrische verpleegster verzamelde vele van zulke verhalen en schreef ze op. Voor ons werd één ding duidelijk: we kunnen niet volhouden dat deze buitenlandse Syriëgangers, de Nederlanders, Belgen en Tunesiërs die naar Syrië trokken, gek zijn.

Zij zijn ook mensen, die van hun echtgenoten houden, van hun familie. Ze zijn net als wij. Ze vluchtten ook ergens van weg. Net zoals wij op onze beurt weer vluchtten uit angst voor wat zij aanrichtten.

Hun kinderen zullen op hun beurt misschien wel weer terugkeren naar Europa. En misschien ontmoeten die kinderen weer onze kinderen.

Verantwoording van de redactie

Omwille van haar precaire veiligheidssituatie hebben journalisten Linda Bilal en Jaber Baker ervoor gekozen de identiteit van de verpleegster aan niemand te onthullen, ook niet aan de redactie. Haar bestaan en dat van het psychiatrisch ziekenhuis voor buitenlandse Syriëgangers is bevestigd door de voormalig administratief directeur van het Abu Al Waleed Al Tunisi-ziekenhuis en via een netwerk van Syrische activisten in Raqqa.

Het verhaal van de Nederlandse Um Hassan is gebaseerd op interviews met de verpleegster en de notities die Um Hassan schreef tijdens haar verblijf in de psychiatrische instelling. Deze notities zijn in handen van journalisten Linda Bilal en Jaber Baker en gezien door de redactie.

Wij hebben geprobeerd de identiteit van Um Hassan vast te stellen om dit verhaal aan haar of haar familie voor te leggen. Dat is niet gelukt. Om die reden hebben we ervoor gekozen om niet te citeren uit Um Hassans aantekeningen en alleen algemene informatie over haar ervaringen op te nemen.

Toch hebben wij besloten om de verpleegster als anonieme bron op te voeren en het verhaal van Um Hassan op te nemen. Hiervoor hebben we twee redenen:

  1. De journalistieke praktijk in een conflictsituatie is weerbarstig. Om zicht te krijgen op het dagelijks leven onder IS moeten journalisten het soms doen met anonieme bronnen die met gevaar voor eigen leven documenten IS gebied uitsmokkelden. Tegelijkertijd is het voor ons, als redactie, schier onmogelijk om verhalen en bronnen uit Raqqa onder IS bezetting en bepaalde andere delen van Syrië aan dezelfde journalistieke controlemechanmismen bloot te stellen als wij bij andere productie doen.
  2. Wij menen dat het belang van dit stuk verantwoordt dat journalisten Linda Bilal en Jaber Baker de ervaringen van Um Hassan hebben gebruikt om hun inzicht voor het voetlicht te brengen: dat achter het bizarre tweerichtingsverkeer in Syrië gewoon mensen schuilgaan.

Dit verhaal werd belangeloos vertaald uit het Arabisch door arabist en Correspondentlid Jan Hoogland.

Meer weten?

Podcast: Hoe moet het verder met Syrië? Een jaar geleden werd IS verjaagd uit Aleppo. De stad is verwoest, de gevluchte Syriërs dragen hun trauma’s. Schrijfster Désanne van Brederode en filmmaker Thomas Vroege doorbreken het machteloze zwijgen. Beluister hier de podcast Als je inzoomt zie je: IS is haast verslagen. Zoom je uit, dan weet je wel beter De ondergang van IS in Irak en Syrië is een kwestie van tijd. Maar dat betekent niet dat het gevaar is geweken: afgelopen ramadan pleegden aanhangers van de terreurgroep aanslagen in twintig verschillende landen, met honderden doden tot gevolg. IS internationaliseert en in zeven vragen onderzoek ik waar het heen gaat. Lees het verhaal van Linda hier terug Wij Syriërs zijn de gasten die niet weten hoelang ze zullen blijven Mijn Syrische vrienden en ik zijn de gasten die niet weten hoelang ons verblijf hier zal duren. Ik ging langs bij een vriend met een restaurant, bezocht een voordracht in Rotterdam, organiseerde een Syrisch-Nederlands huwelijk. De vraag bleef: moeten wij versmelten met deze samenleving? Lees het verhaal van Linda hier terug