Vorige week maakte ik me er ook schuldig aan. Ik retweette een onschuldig maar ook nogal onbenullig van zingende gemeentelijke politici uit Sint Anthonis. Er zijn voorbeelden te over van goedbedoelde en stuntelende politici die elke satire overbodig maken. De verleiding is heel groot om gemeentelijke politici aanhoudend belachelijk te maken met hun lieve intenties die van lantaarnpalen tot aan het oplossen van de ongelijkheid reiken, en met hun altijd slecht zittende kleding en vreemde brilmonturen. Gezagsgetrouwe burgers zijn het, die met een harde smak het internettijdperk worden ingesmeten en nauwelijks verweer lijken te hebben tegen het cynisme van de politieke consument.

Soms vragen ze er ook om. In een column in NRC Handelsblad maakt Arjen van Veelen bijvoorbeeld terecht gehakt van het absurde idee van de gemeente Amsterdam om koekjes uit te delen aan de stemgerechtigden die wél komen opdagen. De gemeente die het bedenkt en de raad die ermee instemt, verdienen inderdaad pek en veren.

Toch, het is een schot voor open doel, en daarmee ook veel te gemakkelijk commentaar. In een aantal gevallen neigt de lacherigheid zelfs naar pesten als tegenover een internetmeute een aspirant-gemeenteraadslid staat dat tegen de klippen op en de depressie in, flyers met een opgewekt wervende tekst uitdeelt.

Kom er maar eens om. Om mensen die bereid zijn op een regenachtige zaterdagochtend op de plaatselijke markt als de aanraakbare kop van Jut de politieke fouten van de landelijke kopstukken (die zij meestal niet kennen) te pareren. Die het niet-geïnteresseerde winkelende publiek de grote voordelen van een nieuw voetbalveld, een buurtcentrum of verkeersdrempels proberen uit te leggen. Om dan als klap op de vuurpijl belachelijk te worden gemaakt in de plaatselijke krant of, als het tegenzit, op internet. 

Ondanks de ronkende teksten over ‘dicht bij de burgers’ en ‘participatie mogelijk maken’ die de decentralisatie-operaties inluiden, gaat het in alle gevallen om grote bezuinigingen

Dan is het niet gek dat het telkens moeilijker is om goed gekwalificeerde mensen te vinden die tijd willen vrij maken om tegen een slechte vergoeding, de uitdijende gemeentelijke verantwoordelijkheden voor hun rekening te nemen. Want terwijl de gemeenteraadsverkiezingen aan electorale impopulariteit ten onder dreigen te gaan, moeten de nieuwe gemeenteraadsleden straks ingrijpende beslissingen nemen over de jeugdzorg, over werk en inkomen en over de zorg aan ouderen en langdurig zieken.

En ondanks de ronkende teksten over ‘dicht bij de burgers’ en ‘participatie mogelijk maken’ die de decentralisatie-operaties inluiden, gaat het in alle gevallen om grote bezuinigingen. Gemeentes moeten wat het Rijk en de provincies niet goed genoeg deden, de komende jaren voor minder geld veel beter doen. En als een raadslid of wethouder dan bedenkt om de gemeente wat extra financiële armslag te geven door een lokale belasting te verhogen, dan staat er ogenblikkelijk een landelijke politicus op om schande te roepen (voor de noot: Zalm riep burgers ooit op om de OZB uit protest niet

Gemeentelijke politiek wordt zo het weeskind van de democratie. Weinig geliefd, met liefde bespot en tegelijkertijd belast met de lastigste sociale opgaven, die de landelijke politiek over de schutting heeft gekieperd. 

De afgelopen tijd heeft op De Correspondent gepleit voor loting als alternatief voor parlementaire verkiezingen. Hij betoogt overtuigend dat door loting burgers een eerlijker kans krijgen op inspraak en medezeggenschap.

Omgekeerd geldt ook dat diezelfde burgers, meer dan nu het geval is, worden verleid om zich in te leven in de afwegingen die politici moeten maken. Tot dusver lijkt zijn pleidooi alleen gehoor te vinden bij een politiek geïnteresseerd publiek en nauwelijks bij de landelijke en gemeentelijke politiek. Dat is onterecht. 

Over een paar weken worden de scherven geraapt van slecht verlopen gemeenteraadsverkiezingen. Dan kunnen we vaststellen dat het leedvermaak weliswaar groot was, maar de opkomst dramatisch laag. Dan kampen de net gekozen politici met een wankel mandaat en een kwetsbaar imago, dat hen onvoldoende steun geeft om de maatschappelijke problemen van werkloosheid, ziekte en ouderdom werkelijk aan te vatten. Dan verliest de politiek het – en niet voor de eerste keer - van het ‘democratisch zoals Van Reybrouck dat noemt. Mij lijkt het dan tijd voor een gewaagd experiment.