In Nederland staan geen fabrieken waar ze AK-47’s maken. Hier rollen geen tanks van de band. De pistolen voor de politie moeten we in Duitsland bestellen.

Toch staat Nederland al jaren in de top tien van grootste wapenexporteurs ter wereld (na de VS, Rusland, Duitsland en Frankrijk).

Ruim drie weken geleden plaatsten we wie helpt ons de door Nederlandse bedrijven en de overheid verkochte wapens in kaart te krijgen?

Want wij wilden weten waar de Nederlandse militaire goederen terechtkomen.

We analyseerden duizenden Twitter- en Facebookberichten, speurden eindeloos satellietbeelden af en scanden honderden uren YouTubevideo’s.

Maar eerst: wat verkopen we?

Ons land is kampioen in het maken van halffabrikaten en onderdelen voor de wapenindustrie. Er worden ook veel boten verkocht en afgedankt militair materieel, dat ons eigen leger niet meer wil of kan gebruiken.

Deze goederen werden sinds 2004 naar 122 verschillende landen geëxporteerd. Hier hebben Nederlandse bedrijven 15 miljard euro aan verdiend, waarvoor ze duizenden vergunningen kregen van de overheid.

Hoe werkt het vergunningssysteem?

Nederland wil net als andere Europese landen de verspreiding van die wapens controleren. Het wil niet dat die militaire goederen in verkeerde handen vallen.

Dus: dat landen ze gebruiken die de Nederlandse overheid als vijanden ziet. Of dat de wapens worden ingezet bij mensenrechtenschendingen.

Daarom is voor iedere wapenexport een vergunning nodig, die wordt getoetst aan

De vergunning wordt afgegeven door de douane, tenzij het landen buiten de EU of de NAVO betreft. Dan wordt de aanvraag voorgelegd aan het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Klinkt als een transparant systeem? Dat is maar de vraag. Want waar komen die wapens of halffabrikaten

Aan de hand van onze vondsten in openbare bronnen doorlopen we het vergunningensysteem, van de verlening tot controle achteraf.

Onduidelijke vergunning: De export van wapenonderdelen

Volgens het ministerie van Buitenlandse Zaken maakt de onderdelenverkoop 80 procent van de totale handel uit, als we de verkoop van overtollig materiaal niet meerekenen.

Net als voor wapens geldt voor onderdelen van wapens de vergunningsplicht. Ook voor de export van een radarsysteem voor een fregat of een onderstel voor een helikopter moet de overheid toestemming geven.

‘Transparantie kan niet grenzeloos zijn,’ zegt het ministerie

Het lastige bij de controle hiervan, is dat deze onderdelen na montage in wapensystemen niet meer te herkennen zijn, of niet te onderscheiden van onderdelen van andere leveranciers.

Het wordt dus moeilijker om ze aan de hand van (openbaar) video- of fotomateriaal te identificeren. Ook aan de verslagen over de afgegeven wapenexportvergunningen is niet af te lezen in welke wapensystemen de onderdelen terecht zullen komen.

‘Transparantie kan niet grenzeloos zijn,’ verklaart het ministerie. Ook de Nederlandse leveranciers van deze halffabrikaten zijn niet bereid prijs te geven wanneer, hoeveel en aan wie ze leveren.

Dit zagen we duidelijk toen we naar onderdelenexport naar Turkije keken. In staan sinds 2004 ruim zevenhonderd toegekende vergunningen, met een gezamenlijke waarde van 50 miljoen euro. Er staan ook exporten van onderdelen voor tanks en pantserwagen tussen.

Acht pantserwagens van het type waarvoor die Nederlandse onderdelen bestemd waren, dat de pantserwagens in november 2016 kreeg van Turkije. Zo raken de pantserwagens verzeild in de Syrische burgeroorlog.

Maar: of die pantserwagens Nederlandse onderdelen bevatten, kunnen we niet nagaan. En wij niet alleen, ook het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft laten weten dat momenteel niet te kunnen uitsluiten noch bevestigen.

Wel vergunning: Niet ingezet bij mensenrechtenschendingen

Goederen die we wel konden traceren, zijn Nederlandse pantservoertuigen. Namelijk de zogeheten YPR, waarvan verschillende uitvoeringen werden geproduceerd.

De YPR’s zijn, aldus het ministerie, door de Nederlandse Landmacht verkocht aan onder meer Egypte, Bahrein, Jordanië, Chili en de Filipijnen.

Wij keken vooral naar Egypte, dat land ontving ruim duizend YPR-765 pantserwagens (in 1996 werden er aan het land 611 verkocht, in 2005 nog eens 431).

Op is te zien hoe de pantservoertuigen worden gebruikt, bijvoorbeeld tijdens oefeningen in Saoedi-Arabië en in de operaties tegen Islamitische Staat in Noord-Sinaï.

Omdat het leger van Egypte hard optrad tijdens de Arabische Lente in Caïro, wilden we nagaan of de voormalige Nederlandse pantservoertuigen ook destijds zijn gebruikt.

De inzet van het leger tegen de eigen bevolking is namelijk in strijd met

Maar, we stellen hier geen situaties vast waarin de YPR wordt ingezet op een manier die strijdig is met de Europese regels.

Gedurende enkele dagen hebben we ons verdiept in het zogenaamde Mosireenarchief: 1.700 YouTube-video’s die door activisten in 2011 en 2013 werden verzameld, op authenticiteit gecheckt en gearchiveerd.

Er is geen enkele YPR-765 te zien bij de opstanden. Ze zijn in ieder geval niet vastgelegd op beeld of video, of beschreven in socialemediaberichten die in die periode zijn geplaatst. Of de vergunning echt werkt, valt hier dus niet vast te stellen.

Verkeerde vergunning: Scheepsbouwer omzeilt de exportregels

Dan een pikantere zaak, over de grootste Nederlandse scheepsbouwer: Damen Shipyards. Dat bedrijf doet al sinds 1974 zaken met zowel commerciële bedrijven als de overheid.

Ook nadat in februari 2011 de Europese Unie besloten heeft een wapenembargo in te stellen, blijft Damen materieel leveren aan klanten in Libië.

Zo worden er in december 2012 en later in 2013 acht patrouilleboten geleverd van het type Stan Patrol 1605. Dat is een vaartuig dat volgens zogenaamde ‘mountings’ heeft, bevestigingspunten voor machinegeweren.

De boten werden - ten onrechte - als civiele goederen geleverd aan Libië

Wij vroegen ons af: zitten er dan ook machinegeweren op de geleverde boten? Ja, bleek uit Enkele van deze vaartuigen waren inderdaad voorzien van machinegeweren.

Uit werd duidelijk dat het schip betrokken was bij zeker twee incidenten met vluchtelingenboten.

Punt is: na analyse van de exportvergunningen bleek er geen vermelding van te bestaan in de exportlijsten voor militaire goederen die de Nederlandse overheid publiceert. De boten werden dus - ten onrechte - als civiele goederen geleverd aan Libië.

Wel vergunning: Soms erg vaag

Vaak zagen we tijdens ons onderzoek ook dat vergunningen zo vaag zijn opgesteld, dat we het moeilijk bleek na te gaan waar we precies naar op zoek zijn.

Zo wordt er op 11 augustus 2017 een vergunning afgegeven voor de export van ‘delen voor diverse voertuigen’. En op 28 juli 2017 ‘delen voor diverse wielvoertuigen.’

Waarom bevatten deze vergunningen niet meer details over de vervoerde goederen? Er zit nu eenmaal een grens aan transparantie, zegt het ministerie van Buitenlandse Zaken weer.

‘Er moet rekening worden gehouden met commerciële belangen van de Nederlandse bedrijven en de relaties met andere landen.’

Dat maakt controle moeilijk. Neem Rwanda: vanuit Nederland werden in 2008 en 2013 militaire voertuigen uitgevoerd naar dat land.

Maar behalve de aantekening in de vergunning, dat het gaat om voertuigen uit de categorie ML6 (‘speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik’), wordt niet vermeld om wat voor voertuigen het gaat, welke inzet ze hebben of welk overheidsorgaan precies de gebruiker zal zijn.

Terwijl bekend is dat het Rwandese leger Dat is, gelet op de Europese criteria voor wapenexport, een situatie waar Nederlandse wapenexport niet aan mag bijdragen.

Maar of de voertuigen daar terecht zijn gekomen, konden we door de onduidelijke vergunningen niet achterhalen.

Geen vergunning: De export naar Amerika

Ook lastig aan het vergunningensysteem: soms gaat de export van Nederlandse onderdelen via een ander land, dat er andere vergunningsstandaarden op nahoudt.

Neem de samenwerking van Nederlandse en Amerikaanse bedrijven in de ontwikkeling en bouw van wapensystemen als de Apache-gevechtshelikopter en de Reaper-drone.

Deze worden na assemblage in Amerika vanuit dat land geëxporteerd. De export wordt dus ook getoetst door de VS, dat soms andere afwegingen maakt dan de Nederlandse overheid zou doen.

Specifieker: voor de Apache levert het in Helmond gevestigde bedrijf Fokker, dat nu in handen is van GKN Aerospace, al sinds 1997 aan het Amerikaanse bedrijf Boeing, dat de gevechtshelikopters produceert en vervolgens verkoopt van India tot aan Griekenland en van Egypte tot het Verenigd Koninkrijk.

Ook de Israëlische luchtmacht vliegt met de Apache. Voor het land is zelfs een uniek model ontwikkeld, de ‘Sharaf.’ Aan de hand van openbaar gemaakte contracten tussen Fokker en Boeing en berichtgeving over hun samenwerking, konden we nagaan dat de onderdelen die uit Nederland komen, ook worden gebruikt in de Israëlische Sharaf Apache.

Zo vliegen er uiteindelijk toch gevechtshelikopters met Nederlandse onderdelen boven Gaza

Een van de eenheden die met de Sharaf vliegt, vaak ingezet bij militaire operaties in Gaza.

Zo vliegen er uiteindelijk toch gevechtshelikopters met Nederlandse onderdelen boven Gaza. Terwijl Nederland zelf zeer terughoudend is met leveringen van militaire goederen aan Israël, juist vanwege de mogelijkheid dat daarmee mensenrechtenschendingen in Gaza worden begaan.

De export van onderdelen voor de Reaper-drone gaat min of meer hetzelfde. Voor deze drone - een onbemand vliegtuigje dat kan worden ingezet voor surveillance en luchtaanvallen - produceert Fokker een landingsgestel.

Het is een cruciaal onderdeel van het model MQ-9 Reaper en het werd speciaal voor het Amerikaanse ontwerp van de drone ontwikkeld. Voor de productie van de landingsgestellen werd een aparte productielijn geopend in Helmond.

De belangrijkste afnemer van de MQ-9 Reaper is het Amerikaanse ministerie van Defensie, dat er veel luchtaanvallen mee uitvoert. Het gebruik van drones voor luchtaanvallen is omstreden; ze worden ook wel ingezet

Het Amerikaanse leger gebruikt de drones ook in Jemen. Hoewel Nederland veel vergunningen weigert voor de export van wapens naar landen die betrokken zijn bij die oorlog, wordt de levering van de Reaper-onderdelen naar Amerika dus wel toegestaan.

Dus werkt het Nederlandse vergunningensysteem aangaande de onderdelenexport wel? Niet volgens wapenexpert Frank Slijper van vredesorganisatie PAX: ‘We zien in de overzichten van wapenexportvergunningen zulke onderdelen alleen vertrekken naar het land waar de assemblagelijn staat - meestal de VS of Duitsland, terwijl volstrekt onduidelijk blijft wat de uiteindelijke bestemming is.’

Na de vergunning: Zware wapens ingezet in Jemen

Dan de volgende stap: wat gebeurt er als de vergunning verleend is, en de wapens gebruikt worden? Komen ze dan niet alsnog in vijandige handen terecht?

Wij keken vooral naar Jemen, waar zich momenteel een humanitaire ramp voltrekt.

De ramp is een gevolg van de oorlog die in 2015 uitbrak. Sindsdien strijdt een door Saoedi-Arabië geleide coalitie tegen door Iran gesteunde Houthi-rebellen die een groot deel van het land controleren.

Onze vraag was: worden er ook Nederlandse wapens gebruikt in dit conflict?

Sinds 2016 wijst de Nederlandse overheid veel (maar niet alle) vergunningen af voor de export van militaire goederen die kunnen worden ingezet bij het conflict in Jemen.

In de jaren daarvoor werden wel wapens geleverd aan verschillende landen die nu deel uitmaken van de coalitie, zoals Qatar, de Verenigde Arabische Emiraten en Saoedi-Arabië.

Sommige van die wapens worden ook aantoonbaar ingezet in Jemen. Nederland verkocht in 1995 ruim 80 pantserhouwitsers - zware artillerievoertuigen - aan de Verenigde Arabische Emiraten.

Door nieuwsreportages van lokale en internationale media te onderzoeken en satellietbeelden te analyseren vonden we

Via dezelfde zoektocht op sociale media en geolocatie van beeldmateriaal vonden we op de grens tussen Jemen en Saoedi-Arabië.

Verder zagen we dat de Egyptische marine, die betrokken is bij de lucht-, zee- en landblokkade van Jemen, ook schepen inzet met recent door het Nederlandse bedrijf Thales geleverde radarapparatuur.

Dit ‘toont een lacune in de regelgeving aan,’ zegt D66-kamerlid Sjoerd Sjoerdsma, wanneer hij bij reageert op dit onderzoek. ‘Maar wel een die heel moeilijk op te lossen is.’

In een reactie laat het ministerie van Buitenlandse Zaken weten geen heil te zien in de controle op de inzet van de geëxporteerde goederen.

‘Controle achteraf is over het algemeen geen oplossing. Nederland kan een soeverein land niet vertellen wat zij wel en niet met hun militaire goederen mogen doen.’

Dus hoe kunnen we dit vergunningssysteem beoordelen?

De Nederlandse overheid legt voorafgaand aan de levering de lat hoog. Dat blijkt uit het aantal afgewezen vergunningen, zegt het ministerie, dat daarvoor de door Nederland geweigerde exportvergunningen afzet tegen het totale aantal afwijzingen van EU-lidstaten.

In totaal gaven Europese landen bij 95 aanvragen de oorlog in Jemen als reden voor het niet toekennen van exportvergunningen, daarvan zijn 25 weigeringen door de Nederlandse overheid.

Maar, zegt het ministerie zelf: ‘Het is onmogelijk om alle toekomstige ontwikkelingen mee te nemen in de beoordeling van een vergunningaanvraag. Het betreft een risico-inschatting, waarbij absolute zekerheid nooit verkregen kan worden.’

Dat is ook de boodschap waarmee ministers Halbe Zijlstra en Sigrid Kaag thuiskwamen nadat ze op verzoek van de Tweede Kamer in Europa controles achteraf op de agenda hadden gezet: controle na levering is niet zinvol, concluderen ze in

‘De staat zou zich moeten houden aan het adagium better safe than sorry’

Frank Slijper, wapenexportexpert bij vredesorganisatie PAX, is het hier niet mee eens. Juist doordat toekomstige ontwikkelingen niet te voorspellen zijn, vindt hij, moet de staat zich houden aan het adagium better safe than sorry.

Bovendien denkt Slijper dat het hoe dan ook van belang is te weten wat er met de wapens gebeurt na de levering. ‘Zelfs als je de export niet meer kan terugdraaien. Je moet daar een land op kunnen aanspreken en daar eventueel consequenties aan verbinden.’

‘Bijvoorbeeld door geen onderdelen meer voor die wapensystemen te leveren, ze niet meer te repareren, of zelfs helemaal geen militaire zaken meer met zo’n land te doen.’

De controle na levering kan ook beter, denkt Mark Bromley, directeur bij SIPRI, een gezaghebbend instituut voor onderzoek naar wapenhandel. ‘Men denkt vaak meteen aan ingrijpende controleprogramma’s zoals de VS die heeft opgetuigd. Die capaciteit hebben andere landen niet.’

‘Maar als je er wat flexibeler naar kijkt, is er meer mogelijk: creëer een systeem waarmee je rapportages over misbruik in de gaten houdt, maak het verplicht voor bedrijven om mogelijk misbruik te melden en anticipeer als controles worden geweigerd.’

Met andere woorden: je moet het zicht op de handel met militaire afnemers verbeteren, zodat je de afgifte van nieuwe vergunningen beter kan wegen.

Slijper: ‘Het gaat erom wie de eindgebruiker is. Juist daarom zouden bedrijven aan de overheid moeten melden wanneer ze zaken doen met militaire klanten, ook wanneer goederen niet op die lijst staan – zodat in speciale gevallen alsnog een vergunningsplicht opgelegd kan worden.’

Dat is wat Isabelle Diks, Tweede Kamerlid voor GroenLinks, voorstelt naar aanleiding van het nieuws dat Nederlandse houwitsers in Jemen gebruikt worden: ‘Ik wil dat achteraf sancties mogelijk zijn, als mensenrechten worden geschonden.’

Nederland kan ook naar het buitenland kijken: het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland en Duitsland zijn de afgelopen jaren begonnen met beleid dat controle na levering moet verbeteren. Zwitserland vraagt nadrukkelijk om toestemming voor het mogen uitvoeren van een controle op de eindgebruiker na de levering.

‘En in Duitsland,’ zegt Bromley: ‘hebben ze de controle na levering verscherpt, vooral op kleinere wapens. Pas als je aantoont een nieuwe en verantwoorde bestemming te hebben voor de oude wapens, kunnen nieuwe worden aangeschaft. Ook neemt bij overheden interesse toe om nieuwe technieken zoals chips en vingerafdrukken in te zetten om de controle te verbeteren.’

Dit is een project van Lighthouse Reports in samenwerking met KRO-NCRV en Bellingcat. Het is mede mogelijk gemaakt door de een gezamenlijk initiatief van het Filmfonds, het Mediafonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.

Eerder in dit onderzoek:

Nederlandse artillerievoertuigen worden ingezet in Jemen (en meer uitkomsten van ons wapenonderzoek) Nederlandse wapenbedrijven houden zich meestal keurig aan de regels. Dat wil niet zeggen dat de wapens altijd goed terechtkomen. Dat zagen wij na dagen onderzoek. Lees de update hier terug Help ons uitzoeken waar Nederlandse wapens uiteindelijk terechtkomen Nederland is een van de grootste wapenhandelaren ter wereld. Er is weinig toezicht op waar bijvoorbeeld de onderdelen voor tanks, drones en F16’s uiteindelijk terechtkomen. Wij gaan dat uitzoeken en jij kunt helpen. Lees de oproep hier terug