Netflix raadt mijn vriendin ‘series met een sterke vrouwelijke hoofdrol’ aan en mij voornamelijk documentaires over nazikampen. Als ik nieuwe schoenen nodig heb, kan ik die online customizen en zelfs de chest press in de sportschool past zich realtime aan - het gebrek aan - mijn spierkracht aan.

Ook in het onderwijs leeft sterk het gevoel dat scholen wel iets ‘gepersonaliseerder’ zouden kunnen. Zowel in het primair als het voortgezet onderwijs zijn die als doel hebben ‘gepersonaliseerd leren’ door middel van technologie mogelijk te maken.

Daar maak ik me zorgen over. Afgelopen maanden sprak ik namelijk veel enthousiaste beleidsmakers, softwareontwikkelaars, bestuurders, schoolleiders en leraren die het beste voor hebben met ons onderwijs en gepassioneerd praten over gepersonaliseerd leren, maar die het gevaar lopen van het onderwijs een aflevering van te maken.

Illustratie: Munir de Vries (voor De Correspondent)

Wat ik leerde over technologie in het onderwijs

Ik sprak met de makers van waarmee kinderen op hun eigen niveau kunnen oefenen, vaak voor taal en rekenen. Door heel veel data te verzamelen kan bepaald worden welke oefeningen een kind moet maken. Softwareontwikkelaars leerden me dat hun producten alleen werken als je heel exact vast kan leggen wat ieder kind moet leren.

Daarna kreeg ik uitnodigingen langs te komen bij En belde ik met de ontwikkelaar van een dashboard. Daarin zijn de oefenresultaten van iedere leerling van ieder vak te zien, zodat een leraar in één oogopslag kan zien hoe een leerling er voor alle vakken voor staat.

Ik leerde dat gepersonaliseerd leren door middel van technologie draait om meten, meten en nog eens meten

En op een conferentie over gepersonaliseerd leren in het hoger onderwijs leerde ik over learning analytics: data over hoe studenten leren. Enthousiast liet een appbouwer me een plugin zien voor de online leeromgeving Canvas. Daarmee kan een docent zien wie de te lezen artikelen heeft geopend en hoe lang studenten naar de opdrachten hebben gekeken.

Tijdens een workshop later op de dag vertelde een docent de aanwezigen dat hij zo geleerd had dat studenten die de artikelen niet openen voor de start van een vak, veel vaker uitvallen. Joh.

Kortom: ik leerde dat gepersonaliseerd leren door middel van technologie draait om meten, meten en nog eens meten.

met de leraar die ook nu al toetsen geeft en het huiswerk controleert: door heel snel heel veel data te analyseren kan nieuwe technologie leerlingen en leraren tijdens de les - ‘realtime’ - inzage geven in hoe ze het doen zodat er direct kan worden bijgestuurd.


Meer aandacht voor ‘merkbaar’ onderwijs

Dat klinkt verre van dystopisch. Maar er is de afgelopen twintig jaar nog iets veranderd.

Onderwijsfilosoof Gert Biesta schrijft in dat het onderwijs zich de afgelopen twintig jaar steeds meer is gaan richten op het meten van onderwijsprestaties.

Illustratie: Munir de Vries (voor De Correspondent)

Hij is niet de enige die die constatering deed. zou er zelfs een ‘afrekencultuur’ ontstaan zijn: leerlingen worden afgerekend op hun cijfers, scholen op hun Cito-scores en eindexamenresultaten en landen op hun ranking in de internationaal vergelijkende ranglijsten van de OESO.

Meten we wat we belangrijk vinden, zegt Biesta, of zijn we belangrijk gaan vinden wat we kunnen meten?

Het is een wat goedkoop retorisch trucje: niemand zal beweren dat het onderwijs precies datgene meet wat we belangrijk vinden. De Onderwijsraad inderdaad dat het Nederlandse onderwijs ‘verschraalde’ omdat er te eenzijdig aandacht was voor dat wat meetbaar is, in het bijzonder taal- en rekenprestaties.

Er kwam een tegenbeweging. Het belangrijkste onderwijsadvies van de afgelopen jaren, Onderwijs2032 van de commissie-Schnabel, maakte een belangrijk onderscheid tussen onderwijs dat ‘meetbaar’ is en onderwijs dat ‘merkbaar’ is.

Merkbaar onderwijs, zo schrijft de commissie-Schnabel, is bijvoorbeeld ‘de verantwoordelijkheid die leerlingen hebben genomen, de betrokkenheid die ze hebben getoond, het zelfvertrouwen dat ze hebben ontwikkeld en ervaringen die ze hebben opgedaan.’

Daar zou volgens de commissie meer aandacht voor moeten zijn. Ook de OESO heeft sinds 2014 aandacht voor ‘sociaal-emotionele vaardigheden’ van leerlingen. En daar begint de aflevering van Black Mirror.

Wat merkbaar was, wordt toch weer meetbaar

Want hoe brengt de OESO in kaart in welke landen veel aandacht is voor die vaardigheden? Hoe rapporteren scholen dat ze aandacht hebben voor sociaal-emotionele vaardigheden? Hoe kunnen leraren in de toekomst laten zien dat door hun lessen sociaal-emotionele vaardigheden van leerlingen er echt op vooruit gaan?

Door wat merkbaar is meetbaar te maken. Persoonlijkheid is opeens een setje ‘vaardigheden,’ implicerend dat een persoonlijkheid getraind kan worden en dat de een er beter in kan zijn dan de ander.

Iemand die over de juiste sociaal-emotionele vaardigheden beschikt is openminded, emotioneel stabiel, sociaal, wilskrachtig en kan samenwerken.

Wie ‘goed gedrag’ vertoont maakt lange dagen, presteert goed onder druk en spreekt goed in het openbaar, als voorbeelden van slecht gedrag geeft de OESO een-op-eengesprekken verkiezen boven groepsgesprekken, afkeer van verandering en je uniform kleden.

Eind vorig jaar dat in 2020 onder andere moet leiden tot een internationaal gevalideerde manier om persoonlijkheid te meten.

Nederland doet er niet aan mee, al is er aandacht voor sociaal-emotionele vaardigheden. Ons Centraal Planbureau (CPB) deed onderzoek voor de OESO en schreef naar aanleiding daarvan een voor het ministerie van Onderwijs waarin wordt gepleit voor meer aandacht voor ‘persoonlijkheid’ in het onderwijs. Dat is namelijk een belangrijke graadmeter voor ‘succes’ (lees: kans op een goede baan) in het leven.

Wat voorheen alleen merkbaar was, wordt gereduceerd tot een setje vaardigheden die we kunnen meten

De conclusie die het CPB trekt heb ik tien keer moeten lezen om zeker te weten dat het geen satire was. Het Planbureau schrijft: ‘In welke richting mensen hun persoonlijkheid het beste kunnen ontwikkelen, hangt dus af van de mate waarin ze over bepaalde persoonskenmerken beschikken en het soort baan dat ze ambiëren. Er moet voor elk deel van de populatie goed gekeken worden aan de ontwikkeling van welke vaardigheden het schort, voordat effectieve maatregelen genomen kunnen worden.’

Kortom: wat voorheen alleen merkbaar was, wordt gereduceerd tot een setje vaardigheden

Het meetbaar maken van persoonlijkheid is maar één voorbeeld van merkbaarheid die meetbaar wordt gemaakt. schrijft universitair docent sociale geografie Matt Finn dat scholen langzaamaan worden omgevormd tot dataproductiecentra, die continu álles registreren en evalueren wat leerlingen uitvoeren.

Hoe gepersonaliseerd leren een dystopie kan worden

Voor een aflevering over onderwijs zou de scriptschrijver van Black Mirror twee ingrediënten nodig hebben: wat merkbaar is wordt meetbaar gemaakt, en door nieuwe technologie kan wat meetbaar is realtime gemeten worden.

Voor zijn research zou hij vervolgens moeten bezoeken. Die scholen, opgericht door Silicon Valleymiljardair Max Ventilla, zijn een proeftuin voor technologiebedrijven die zich bezighouden met onderwijs.

Illustratie: Munir de Vries (voor De Correspondent)

Vooropgesteld: er gebeurt daar ook veel gaafs. Leerlingen testen de nieuwste virtual realitybrillen, werken met 3D-printers en leren er robots aan te sturen. Oftewel: leerlingen controleren de technologie.

Maar op AltSchool heeft ieder kind ook een Chromebook, waarop opdrachten klaarstaan waar kinderen niet alleen taal en rekenen mee oefenen, maar ook hun sociaal-emotionele vaardigheden mee trainen. In uitgebreide spreadsheets wordt de voortgang van iedere leerling per uur bijgehouden.

Verderop in Silicon Valley met het realtime meten van sociaal-emotionele vaardigheden. Door middel van gezichtsherkenning kan een camera zien of een leerling wel oplet, of hij de lesstof begrijpt en hoe hij zich voelt. Kledingstukken zouden biometrische gegevens kunnen meten (zweet iemand?) die iets zeggen over zijn sociaal-emotionele vaardigheden (dan is hij waarschijnlijk angstig). Ook op AltSchool hangen camera’s, microfoons en bewegingssensoren om ieder gedrag voortdurend te registreren.

Als we meetbaar maken wat merkbaar is en daar realtime resultaten van bijhouden, dan beheersen leerlingen de technologie niet, maar worden ze voortdurend door technologie gecontroleerd.

Kritiek moet komen van progressieve pedagogen

Zo’n vaart zal het in Nederland niet lopen. Waar in Silicon Valley mee geëxperimenteerd wordt, hoeft niet in onze klaslokalen te belanden. Toen ik sprak met Nederlandse softwareontwikkelaars, leerde ik vooral

Toch is de vraag ook hier relevant: beheerst de leerling de technologie, of beheerst technologie de leerling? Bij iedere technologische ontwikkeling in het onderwijs zouden we die vraag moeten stellen.

Beheerst de leerling de technologie, of beheerst technologie de leerling?

Dan zou er vanzelf meer kritiek klinken van progressieve pedagogen en vrijescholen, die altijd al huiverig waren voor al te veel meten en toetsen. Zo’n school waar alles meetbaar is gemaakt, strookt niet met hun idealen van natuurlijk, onderzoekend en ontdekkend leren.

Als alles wat iemand moet leren - tot zijn persoonlijkheid aan toe - voorgeprogrammeerd is, valt er niets meer te ontdekken. Niet ‘worden wie je bent,’ een populaire vrijeschoolleuze, maar ‘worden wie je moet zijn.’

Niet voor niets sturen medewerkers van Google, Apple en andere Silicon Valley-bedrijven hun kinderen niet naar de high tech AltSchool, maar naar de peperdure low tech-privéschool Daar breien leerlingen sokken en leren ze vreemde talen terwijl ze overgooien met jongleerballen, vrij van het gevoel constant te moeten presteren.

Laten we dus stoppen met dat ‘gepersonaliseerd leren’

Wat je ook van AltSchool en Waldorf School vindt, er is in ieder geval nagedacht over de meerwaarde die technologie kan hebben voor het onderwijs.

De progressieve pedagoog en metende softwareontwikkelaar in Nederland gepersonaliseerd leren.

want voor beiden De softwareontwikkelaar beoogt er efficiëntie mee, en laat leerlingen op hun eigen niveau leren door heel veel te meten. De pedagoog gelooft dat ‘het kind centraal’ komt te staan door middel van technologie, maar ziet niet dat het kind het middelpunt wordt van een voorgeprogrammeerde wereld.

Aan beleidstafels en op congressen applaudisseren ze beiden voor onderwijsgoeroes die de gepersonaliseerde technologierevolutie verkondigen en eten ze ja-knikkend met elkaar zonder enig idee te hebben waar ze het over hebben.

Het zou goed zijn als ze het dessert eens overslaan, Black Mirror opzetten en zich afvragen: hoe zou een aflevering over onderwijs eruitzien?

Meer over technologie en onderwijs:

Hét onderwijsverhaal van dit moment is toch echt wat genuanceerder (zou je kunnen zeggen) Het is dé onderwijsbelofte: met technologie leerlingen gericht onderwijs aanbieden, door lesmateriaal dat zich automatisch aanpast aan het niveau van de leerling. Eerste resultaten bieden inderdaad reden tot optimisme, maar er te veel op vertrouwen is een gevaar. Lees het verhaal hier terug Wat weet u van uw kind op de kinderopvang en op school? Ik wil beter zicht krijgen op hoe we kinderen – op de kinderopvang, de basisschool en in het voortgezet onderwijs – monitoren en hoe ouders daar gebruik van maken. Jullie bijdrage is erg welkom! Lees het stuk hier terug