Als je Feyenoord-speler Lex Immers als voetballer wilt beoordelen, is er één ding wat je beter niet kunt doen: naar hem kijken als hij speelt.

Het is geen mooi gezicht, Immers op een voetbalveld. Er is simpelweg te veel dat je kan afleiden: zijn hoekige loop, de wapperende ledematen, klungelige tackles uitgevoerd door magere witte benen, en soms een opgestoken middelvinger. Verder: agressieve grimassen, ballen die van zijn voeten springen, en waarschijnlijk het goedkoopste kapsel van de Eredivisie.

Hij steekt slecht af tegen zijn elegante ploeggenoten. Het contrast is vooral groot met topscorer Graziano Pellè, die helaas voor Immers vlak voor hem op het veld staat, waardoor de televisiecamera’s hen vaak samen in beeld brengen. Waar Pellè lijkt weggelopen uit een schilderij van Michelangelo, ziet Immers eruit als een groente- en zonlichtmijdende gameverslaafde.

Maar wat misschien het meest in het oog springt: de ballen die Immers naast, over, hoog over, en ontzettend hoog over schiet. Elke wedstrijd lijkt het wel een keer te gebeuren. Ook in de recente thuiswedstrijd tegen Ajax was het weer raak (of mis, zo men wil): op zeven meter van de goal belandde de bal bij Immers, die met links uithaalde, maar de bal verkeerd raakte. Typisch Lex Immers.

Lex Immers, de incompetente kansenmisser

Geen wonder dat Immers’ reputatie bij publiek en pers ongeveer neerkomt op ‘incompetente kansenmisser.’ Een op de site NuSport van afgelopen september vatte dit goed samen: ‘Lex verkeert in permanente staat van oorlog met de bal (dat rotding luistert nooit naar hem), Lex mist iedere wedstrijd vier kansen uit de categorie Die Had Mijn Schoonmoeder Nog Wel Gemaakt, Lex trapt in zijn eigen schijnbewegingen en Lex z’n haar ziet er (zeker naast dat van Pellè) uit alsof het geknipt is met een grasmaaier. Hoe hij ooit als nummer 10 in De Kuip terecht is gekomen is een raadsel.’

Het negatieve frame is zo sterk, dat zelfs goede acties in een slecht daglicht worden gesteld

Het negatieve frame is zo sterk, dat zelfs goede acties in een negatief daglicht worden gesteld. Drie weken geleden promoveerde Immers tegen Roda JC een moeilijke kans tot een doelpunt, wat door de tv-commentator als volgt ‘En dan zit hij toch alweer aan een respectabel aantal doelpunten.’ Vrij vertaald: best goed voor iemand die niet kan voetballen.

Het heeft er, kortom, alle schijn van dat Lex Immers (27) nooit meer van zijn naam als zwakbegaafde voetballer af komt. En dat is volledig onterecht.

Lex Immers, de bedrieglijke voetballer

Het probleem is dat Lex Immers een bedrieglijke voetballer is. Zijn zwakke of vermeende zwakke punten zijn veel beter te zien dan zijn sterke punten. Dus als je hem wilt beoordelen, kun je beter niet naar zijn spel kijken. Je moet naar zijn statistieken kijken.

Tot voor kort was dit een weinig zinvolle onderneming. Er waren wel data – passes, schoten, kopballen –, maar het was moeilijk ze te interpreteren. Neem passes: als een verdediger de bal tientallen keren risicoloos terugspeelt op zijn keeper, genereert hij geweldige pass-statistieken: veel zuivere passes. Maar heeft de verdediger zijn team geholpen? Amper.

Inmiddels is het beter mogelijk de data te interpreteren. De internationale gemeenschap van dataminnende heeft een aantal analysemethoden van Amerikaanse sporten geleend en ze op het voetbal toegesneden.

Zo is het nu mogelijk om het geluk van ploegen te kwantificeren (met een ijshockeystatistiek die om weinig relevante redenen ‘PDO’ heet); om de kwaliteit van een speler te visualiseren (met radar plots, van het basketbal geleend); en om het vermogen van een ploeg om de bal vooruit te spelen te meten (met yardage, een methode afkomstig uit het American Football).

Met de nieuwe methoden zijn allerlei vragen kwantitatief te beantwoorden. Hoeveel pech heeft PSV dit seizoen? Hoeveel doelpunten gaat AZ minder scoren na het vertrek van spelverdeler Maarten Martens? Met welk middenveld speelt Ajax het gevaarlijkst?

En: is Lex Immers inderdaad zo slecht als zijn reputatie doet vermoeden?

Lex Immers en het statistische niets

Als aanvallende middenvelder heeft Immers als hoofdtaak kansen te scheppen voor zijn medespelers. Het vermogen kansen te scheppen wordt geassocieerd met fijnzinnige spelers die niet sterk maar slim zijn – spelers als Wesley Sneijder. De traditionele statistiek om dit ‘creatieve’ vermogen te meten, is de assist – de pass die direct voorafgaat aan een doelpunt. Zo bezien is Immers inderdaad een matige speler, want hij gaf dit seizoen slechts drie assists, goed voor de 46ste plek op de assistlijst.

Maar gelukkig voor Immers geeft de statistiek ‘assists’ een misleidend beeld van zijn prestaties – en die van alle andere voetballers.

De statistiek ‘assists’ geeft een misleidend beeld van Immers’ prestaties – en die van alle andere voetballers

Een simpel voorbeeld maakt dit duidelijk. Stel, Wesley Sneijder geeft op veertig meter afstand van de goal een passje over twee meter naar Robin van Persie. Het is vrijwel onmogelijk om vanaf veertig meter te scoren, maar Van Persie besluit toch te schieten. En warempel, hij scoort ook nog.

Statistisch resultaat: Sneijder krijgt een assist op zijn conto, hoewel hij niks van betekenis heeft bijgedragen. Nu het tegenovergestelde: Sneijder geeft een briljante pass op Van Persie, die daardoor vrij voor de keeper een kans krijgt. Maar Van Persie schiet over. Resultaat: geen assist. Sneijders briljante pass verdwijnt in het statistische niets.

Een pass wordt, kortom, alleen een ‘assist’ als er een doelpunt uit volgt, ongeacht de kwaliteit van de pass. Eerlijker zou het zijn als een pass een waarde krijgt die onafhankelijk is van het resultaat van de pass. Dus of Van Persie scoort of niet scoort uit Sneijders pass, de pass krijgt dezelfde statistische waarde toegekend. Dit is precies wat de nieuwe voetbalstatistiek Expected Assists (ExpA) doet.

Lex Immers, kansenmachine

De methode is simpel. De Expected Assist-waarde van een pass hangt af van de grootte van de kans die uit die pass volgt. De grootte van de kans hangt van een aantal aspecten af: afstand (hoe dichter bij de goal, hoe beter), hoek (hoe rechter voor de goal, hoe beter), en of het een kopbal of schot is (koppend heb je minder controle). De ‘omgeving’ telt ook mee: het is makkelijker scoren uit een één-tegen-één-situatie met de keeper, dan in een druk strafschopgebied.

Hij heeft de pech dat zijn ploeggenoten slordig omgaan met wat hij hen opdient

De cijfermatige waarde van elke kans is af te leiden uit de voetbalgeschiedenis. Neem een kopbal vanaf elf meter, recht voor de goal – zo’n kopbal is duizenden keren eerder gedaan, en door te kijken wat er gemiddeld gebeurde na zo’n kopbal, volgt de waarde van de pass. De Graziano Pellè de 1-0 scoorde tijdens Feyenoord-Ajax, is bijvoorbeeld 0.095 ExpA waard, want in slechts 9,5 procent van de gevallen werd zo’n kopbal een doelpunt. Logisch ook: koppend scoren is lastiger, Pellè stond vrij ver van het doel, de hoek was scherp en de voorzet was lang onderweg.

‘0,095 assist’ is veel preciezer dan simpelweg zeggen assist of geen assist, zoals de gewoonte is. En als je de ExpA-waarde van alle passes van een speler in een wedstrijd optelt, kom je tot zijn aantal verwachte assists. In de grafiek hieronder zijn de spelers in de Eredivisie te zien die volgens deze meetmethode de meeste kansen per wedstrijd scheppen:

Immers is dus verre van middelmatig in het scheppen van kansen. Er zijn maar zes spelers in de Eredivisie die hun ploeggenoten meer kansen bieden om te scoren. Hij heeft alleen de pech dat zijn ploeggenoten slordig omgaan met wat hij hen opdient. Ze hadden acht keer moeten scoren, maar scoorden slechts drie keer: vandaar Immers’ schamele drie assists. Fijnzinnig of niet, Lex Immers is een machine in het creëren van kansen.

Lex Immers, kansenverprutser?

Het beeld kantelt nog meer als we kijken naar zijn doelpunten, de tweede taak van aanvallende middenvelders. Immers scoorde dit seizoen negen goals. Maar net als de statistiek ‘assists’ is de statistiek ‘goals’ misleidend.

Neem de speler die dertien strafschoppen benut en één ‘gewoon’ doelpunt maakt. Hij zal met veertien goals hoog eindigen in het topscorerslijstje, maar of hij als aanvaller van veel waarde is? Waarschijnlijk niet.

Hoe dan wel het ‘scorend vermogen’ van een speler bepalen?

Met ‘Expected Goals’ natuurlijk, de tweelingbroer van Expected Assists. Waar Expected Assists de waarde bepaalt van de kansen die een speler geeft, kijkt Expected Goals (ExpG) naar de waarde van de kansen die een speler krijgt. Het totaal ExpG is het aantal doelpunten dat we van een speler zouden mogen verwachten gezien de kansen die

De speler met het hoogste ExpG van de Eredivisie is dus Graziano Pellè, mede door de hoge kwaliteit van de passes die hij kreeg van… Lex Immers. Immers zelf krijgt per wedstrijd kansen ter waarde van 0,37 doelpunt.

Wat zegt dit nu over hem?

In elk geval dat hij relatief veel kansen krijgt. Dat is zeker ook een prestatie van zijn ploeggenoten, maar ook die van Immers: blijkbaar spelen zijn ploeggenoten hem graag aan, staat hij op de goede plek, of heeft hij zichzelf door slim te lopen aanspeelbaar gemaakt. Dit laatste is een onderschatte, maar waardevolle eigenschap. Kijk naar een prachtige loopactie van Immers, die vervolgens de kans mist die hij voor zichzelf creëert.

Met de kansen die hij kreeg, had Immers dit seizoen 8,94 doelpunten moeten maken. Hij maakte er 9. Immers is dus verre van een kansenmisser – een verwijt dat behalve pers en publiek ook zijn eigen trainer hem maakt. ‘Zijn rendement kan en moet hoger,’ zei Ronald Koeman in het Algemeen Dagblad. Dat is dus de man die wordt betaald om Immers te beoordelen. Wie je wel een gebrek aan rendement zou kunnen verwijten, is de gelauwerde topscorer Pellè. Pellè kreeg kansen ter waarde van 21,8 goals, maar maakte ‘slechts’ 20 goals.

Het is alleen zeer de vraag of dit veel zegt over Pellè. Ook de twee beste spitsen ter wereld, Lionel Messi en Zlatan Ibrahimovic, hebben dit seizoen minder goals gemaakt dan je op basis van hun Expected Goals zou verwachten. Het verschil tussen goede en slechte spelers is niet dat goede spelers hun kansen beter benutten. Op de iets langere termijn benutten alle spelers, in alle competities, ongeveer één op de negen kansen.

Wat dan wel het verschil is? Goede spelers scheppen meer en betere kansen voor zichzelf. Lionel Messi en Zlatan Ibrahimović doen dit fantastisch. En Lex Immers doet dit ver bovengemiddeld.

Lex Immers, onspectaculair spectaculair

De statistieken zeggen dat Immers tot de beste spelers van Nederland behoort. Zijn hoofdtaken – passen en scoren – voert hij bovengemiddeld uit. Zijn neventaken ook: Immers loopt veel, tackelt veel, en onderschept veel ballen. Bovendien doet hij dat het hele seizoen door, want hij is zelden geblesseerd. En toch geldt Immers als ‘niet goed genoeg voor Feyenoord.’

Hoe kan dit?

Een gedeelte van het antwoord is dat Immers’ sterke punten niet opvallen. Soms vermommen ze zich zelfs als zwaktes. Zo scoort Immers zelden spectaculaire goals. Maar dat wijst juist op een kwaliteit: het betekent dat hij zelden schiet vanuit kansloze posities. Marco van Bastens 2-0 tegen de Sovjet-Unie in de EK-finale van 1988 is een maar de ExpG was nagenoeg nul. Een rationele speler had de bal aangenomen en gepasst. Van Basten verklaarde later dat hij te moe was voor een pass, en dat hij daarom schoot. Immers is zo’n speler die dan tóch passt – vandaar ook zijn hoge score op de ‘verwachte assist.’

Uit honkbal is bekend dat lelijke spelers worden ondergewaardeerd

Een ander, waarschijnlijk groter gedeelte van het antwoord is Immers’ stijl: hij ziet er niet uit als een goede speler. Te lang, te hoekig, te hardwerkend, te weinig souplesse. Dit is irrelevant, maar uit het honkbal is bekend dat ‘lelijke’ spelers ondergewaardeerd worden. De Oakland A’s en hun manager Billy Beane profiteerden daarvan door zulke spelers met statistische analyse op te sporen en voor weinig geld te contracteren. Dik, dun, of gebocheld – het deerde Beane niet, zolang ze punten binnensloegen.

Het voetbal kan hiervan leren. Immers is een extreem voorbeeld van een ondergewaardeerde speler. Maar nu spelers miljoenen waard zijn, kan een flintertje beter begrip van de werkelijke waarde van een speler een club veel geld schelen. Voor de spelers zelf kan statistische analyse hun leven veranderen.

De spelers die Oakland met statistieken opspoorde waren voorbestemd tot anonieme carrières, en waren inmiddels zelf ook in hun middelmatigheid gaan geloven, totdat Beane hen dan eindelijk op waarde wist te schatten.

Hoe Lex Immers over zijn spel denkt, kunnen we hem niet vragen. Feyenoord staat aan online media geen interviews toe. Maar aan Spits de kritiek zat te zijn: ‘Ik kan niet eens meer normaal met mijn kinderen naar de supermarkt.’

Spelers zoals Lex Immers moeten wachten op de Billy Beanes van het voetbal, die begrijpen dat harde werkers ook briljante steekpasses kunnen geven en dat zoiets onopvallends als een slim sprintje opmerkelijke resultaten kan opleveren.

Zoals kortgeleden nog, FC Twente-Feyenoord, derde minuut: Twente-keeper Marsman ontvangt de bal, en Immers trekt een sprint – ogenschijnlijk kansloos, maar precies goed getimed. Marsman raakt in paniek, Immers ontfutselt hem de bal, lijkt te gaan scoren, maar wordt dan ten val gebracht. Gevolg: rode kaart voor Marsman, strafschop voor Feyenoord. Tenminste, als scheidsrechter Serdar Gözübüyük het had gezien.

Maar zoals veel anderen kon hij een actie van Immers niet op waarde schatten. Wel zag hij vermoedelijk wat we daarna allemaal vrij scherp konden zien: een boze Lex Immers, scheldend, tierend, wild en hoekig gebarend, als de slechte voetballer die hij niet is.


Wil je op de hoogte blijven van mijn verhalen? Sport is een hypercompetitieve wereld die bol staat van innovatieve en archaïsche ideeën. Je kunt vechten of vluchten voor competitie. In mijn nieuwsbrief houd ik je op de hoogte van de artikelen die ik publiceer voor De Correspondent, deel ik de mooiste sportverhalen uit andere media en geef ik nutteloze feitjes die je kunt doorvertellen in de sportkantine of de kroeg.
Schrijf je hier in voor mijn nieuwsbrief
Meer sport? Lees hier over surveillance op de Winterspelen De communicatiegegevens van de Nederlandse sporters, journalisten en hoogwaardigheidsbekleders in Sotsji worden drie jaar lang opgeslagen in een database van de Russische geheime dienst. Zowel het ministerie van Buitenlandse Zaken als het Nederlands Olympisch Comité blijken hen daarvan niet op de hoogte te hebben gesteld. Lees ‘Zelfs Sven Kramer ontkomt niet aan de Russische geheime dienst’