Een tijdje geleden schreven we hoe Henk Kamp, minister van Economische Zaken, twee wetswijzigingen door de Tweede Kamer spoedde waarmee hij de zware industrie met miljoenen per jaar tegemoet En Nederland staat hierin niet alleen. Brussel zet sinds een paar jaar in op en ontwierp een plan om de industrie in Europa opnieuw te laten floreren.

‘Europe needs industry and industry needs Europe’, schreef de Italiaanse eurocommissaris voor Industrie Antonio Tajani al in 2010. Hij ziet de industrie als de spil van de Europese economie en probeert het onderwerp op de politieke agenda te krijgen. 80 procent van de export komt voort uit de industrie en elke baan in de industrie levert 0,5 tot 2 banen op in andere sectoren, aldus de commissaris. In tijden van grote en recessie zijn dit graag gehoorde argumenten.

Ondertussen staat de economische positie van de industrie zwaar onder druk. Het aandeel van industriële bedrijven aan het Europese bbp is gedaald van bijna 19 procent in 2000 tot 15,1 procent in 2013. Onacceptabel, vond de Europese Commissie.

Al sinds 2010 probeert zij de industrie centraal te stellen, en in 2012 kwam ze met een concreet doel: Brussel wil dat in 2020 de industrie voor 20 procent bijdraagt aan het bbp. En aangezien de industrie sinds 2012 weer verder kromp, lanceerde de commissie een paar weken geleden een vernieuwd industriepolitiek plan met als naam: 

Duurzaam en de crisis

Het is, op z’n zachtst gezegd, een opvallende keuze voor de Europese economie, die jarenlang als ‘postindustrieel’ werd beschouwd. De dienstverlening zou juist de belangrijkste motor voor economische groei worden. ‘De industrie werd lange tijd beschreven met de vier d’s: dangerous, dirty, dumb en disappearing,’ zegt Arnold Hardonk, industriespecialist van de Rabobank. ‘Dat is duidelijk voorbij. De laatste jaren zien we een duidelijke kentering in het politieke en maatschappelijke debat. Ook binnen de bankenwereld is de industrie sinds kort weer een speerpunt geworden.’

Volgens Hardonk heeft de toegenomen belangstelling voor de industrie meerdere redenen. Allereerst is het debat aangezwengeld door de crisis. ‘Europa kreeg in de gaten dat de dienstverlenende sector wel heel groot geworden was. Toen deze in een crisis belandde moest de EU op zoek naar andere verdienmodellen.’ Om de economie minder afhankelijk te maken van de dienstverlening, zet Europa in op een groeiende industrie.

Ter bewerkstelliging van deze renaissance kondigde Europa een aantal vrij algemene maatregelen aan. Zo wil ze harder werken aan één Europese interne markt, de Europese infrastructuur op het gebied van energie, en technologie verbeteren en investeren in industriële

Staalindustrie uit het slop

Hoewel Europa met deze aankondiging de industrie vooral op de politieke agenda van de lidstaten wil krijgen, maakt Brussel ook meer specifieke plannen. Zo ontwikkelde Tajani samen met eurocommisaris László Andor van Werkgelegenheid en Sociale Zaken de afgelopen twee jaar een plan om de staalindustrie uit het slop te helpen en bij te dragen aan de wens om de industrie voor 20 procent te laten bijdragen aan het bbp. In de zomer van 2013 was het dan zover: Europa presenteerde het Steel Action Plan. 

De Europese staalmarkt is na China de grootste ter wereld en voorziet in 11 procent van de wereldwijde staalproductie. Maar de sector heeft het moeilijk. Er is sprake van een wereldwijde overproductie en Europa kan moeilijker concurreren met landen waar de energieprijs lager ligt. Omdat staalproductie nogal energie-intensief is, is de energieprijs altijd een belangrijke kostenpost. 

Wat is een logisch plan voor een markt met overproductie? Het aantrekken van meer afnemers. De Europese auto-industrie kan hier een handje bij helpen en via het plan komt Brussel deze sector inderdaad  Meer auto’s betekent immers meer staalproductie.

Daarnaast probeert het Steel Action Plan de staalbedrijven financieel te ontzien. Zo lukte het de staalsector om voor zijn productie vrijstelling te krijgen voor het kopen rechten.

Het lukte de staalsector om vrijstelling te krijgen voor het kopen van CO2-rechten

Verder wil het Europese staalplan lidstaten aansporen met de staalsector aan de slag te gaan. In Nederland maakte Tata Steel, de grote staalgigant in IJmuiden, naar aanleiding van het plan een eigen  ‘ Henk Kamp van Economische Zaken kwam op 9 september 2013 op bezoek bij het bedrijf om te bekijken hoe de overheid de Nederlandse staalsector kan helpen. De recente wetswijzigingen van  deden al een duit in het zakje.

En de duurzaamheid dan?

Terwijl Europa druk bezig is met het voeren van industriepolitiek, klinkt tegelijkertijd ook kritiek op het masterplan. Allereerst is het aandeel van 20 procent aan het bbp in 2020 wel erg ambitieus, schrijft de Deutsche Bank, die een financiële analyse maakte in een over de Europese voornemens. De dienstensector heeft de potentie om harder te groeien dan de industrie en daarom zal de industrie het heel moeilijk krijgen om een relatief groter aandeel te verkrijgen. Bovendien is groei in sectoren met veel zoals de staalsector, moeilijk te bevorderen.

De wens om de industrie voor 20 procent te laten bijdragen aan het bbp, lijkt bovendien haaks te staan op die andere 20 procent-doelstellingen die de Europese Commissie in 2008 nog vol trots presenteerde: 20 procent duurzame energie en 20 procent minder CO2-uitstoot in 2020. Het uitbouwen van een industrie die voor het allergrootste deel leunt op fossiele brandstoffen leidt logischerwijs tot een grotere afhankelijkheid van fossiel, terwijl dat nu net níét de bedoeling was.

Hardonk legt uit dat juist de industrie nieuwe technieken kan ontwikkelen die kunnen bijdragen aan een duurzame industrie. ‘De industrie innoveert meer dan bijvoorbeeld de dienstensector en is daarom van groot belang.’ Zo probeert de chemie, een van de meest energie-intensieve industriën, fossiele grondstoffen te vervangen door duurzame producten waardoor uiteindelijk de hele chemische sector duurzamer kan produceren dan nu het geval is.   

Nieuwe plannen blijven liggen

Maar volgens Bas Eickhout, woordvoerder voor GroenLinks in het Europarlement, doet Brussel juist niet genoeg om innovatie en efficiëntie te bevorderen. Hij reageerde dan ook sceptisch op de plannen van Tajani. ‘Ik bespeur in de zaal enige weemoed als we het over industrialisering van Europa hebben. Alsof we terug kunnen gaan naar de goede oude tijd, naar hoe de industrie er in Europa toen uitzag,’ zei hij tijdens een plenaire vergadering in januari 2014.

De industrie kan nieuwe technieken ontwikkelen die bijdragen aan een duurzame industrie

Ook het Steel Action Plan mist volgens de politicus de boot. Er wordt volgens hem te weinig ingezet op verduurzaming, terwijl hier voor de staalsector goede kansen liggen. Zo heeft het actieplan volgens de politicus geen aandacht voor de recycling van staal. ‘Waarom rept het actieplan niet over het verkleinen van onze afhankelijkheid van de import van ijzererts, door ons eigen schroot te hergebruiken?’ De staalbedrijven die het moeilijk hebben vanwege de grote overproductie, zijn volgens hem bovendien gebaat bij een groeiende groene sector: ‘Het is duidelijk dat de staalsector het moet hebben van nieuwe groeisectoren, zoals de windenergiesector. De toekomstige Europese staalfabrieken hebben baat bij de grotere vraag naar staal als gevolg van de overgang op schone energie,’ schrijft hij op website van

Terwijl Europa probeert te verduurzamen door de CO2-uitstoot terug te dringen, lijkt het erop dat ze dankzij de langlopende crisis en daaropvolgende recessie tegelijkertijd weer teruggrijpt naar waar ze ooit goed in was: kolen en  Maar door overproductie en een slechte concurrentiepositie, lijkt deze droom nog ver weg. 

Hoe zit het verder met de Nederlandse industriepolitiek? Minister van Economische Zaken Henk Kamp zet alles op alles om de zware, energie-intensieve industrie te behouden. Hij spoedde twee wetswijzigingen door de Tweede Kamer waarmee hij de industrie met miljoenen per jaar tegemoet komt. Miljoenen die niet naar duurzaamheid of innovatie gaan, maar naar lastenverlichting. Hoe de overheid de zware industrie met miljoenen overeind houdt Ook erg illustratief: het failliet van Aldel Aluminiumfabriek Aldel was jarenlang de banenmotor van de Groningse economie. Ondanks miljoenen aan overheidssteun ging het bedrijf eind 2013 failliet. Eén man houdt er, in tegenstelling tot wat hij zelf beweert, minstens 14 miljoen euro aan over: de Amerikaanse eigenaar Gary Klesch. Dat blijkt uit onderzoek van Tamara Woestenburg voor De Correspondent. Hoe een Amerikaanse zakenman miljoenen verdiende aan het failliete Aldel