Zuid-Afrika, 1993. Een kleine groep activisten is bij elkaar gekomen. De sfeer is gespannen. Als de leider van de groep, Abraham Viljoen, is uitgepraat, is het even stil. ‘Zonder tijd te verliezen, waarschuwde hij ons dat we op de rand stonden van een bloedbad’, zal een van de aanwezigen zich later herinneren.

Abraham weet dat zijn broer ieder moment een oorlog kan beginnen. Hij weet dat Constand Viljoen meer dan honderdduizend soldaten achter zich heeft. Het zijn geharde strijders die trouw hebben gezworen aan hun generaal. Mocht het bevel klinken, zullen ze geen seconde twijfelen. Dan zullen ze vechten voor hun volk.

Zo lijkt de toekomst van heel Zuid-Afrika af te hangen van één man: Abraham Viljoen. ‘Als hij Constand kon overtuigen’, zal een historicus later ‘zou een vreedzame overgang van apartheid naar democratie mogelijk zijn. Maar als dat niet zou lukken, was oorlog onvermijdelijk.’

Het verhaal van een tweeling

Nog maar drie jaar eerder, in februari 1990, hadden miljoenen mensen gekluisterd gezeten aan de televisie. De wereld juichte toen Nelson Mandela de vrijheid tegemoet trad. Eindelijk was er hoop op vrede en verzoening. ‘Neem jullie wapens, jullie messen en jullie riep Mandela twee weken later, ‘en gooi ze in de zee!’

In 1994 kwam het volgende kippenvelmoment: de eerste verkiezingen voor álle Zuid-Afrikanen. De beelden waren weer adembenemend. Er stonden eindeloze rijen van zwarte en witte Zuid-Afrikanen voor de kieslokalen, 23 miljoen mensen in totaal. Ouderen die het begin van de apartheid nog hadden meegemaakt, glommen van plezier nu ze voor het eerst van hun leven mochten stemmen. Helikopters die ooit dood en verderf zaaiden, vlogen af en aan met potloden en stembiljetten.

Uit de serie ‘Touching Strangers’ door Richard Renaldi

Een racistisch regime was gevallen, een democratie geboren. Het duurde niet lang of Mandela werd ingehuldigd, als eerste zwarte president. Straaljagers raasden door de lucht, met achter hen de kleuren van de Het was de meest kleurige vlag ter wereld - met groen, rood, blauw, zwart, wit en goud.

Eén ding is minder bekend: hoe kantje-boord het was.

Het had weinig gescheeld of het was totaal misgelopen. In de jaren tussen de vrijlating van Mandela en zijn verkiezing als president brak bijna een burgeroorlog uit. En helemaal vergeten is de cruciale rol die twee broers speelden om dát te voorkomen.

Het was een eeneiige tweeling. De een dominee, de ander generaal. De een verzette zich tegen de apartheid, de ander was bereid zijn leven ervoor te geven. Het waren mannen die nooit verlangden naar invloed of macht, maar door anderen naar voren werden geschoven. Voor roem of rijkdom deden ze het evenmin, en misschien dat we ze daarom zijn vergeten.

Maar het verhaal van de gebroeders Viljoen verdient het om te worden doorverteld. Niet alleen omdat het beter is dan fictie, maar ook omdat het grote lessen bevat. Hoe breng je vijanden bij elkaar? Hoe doof je de vuren van haat en racisme? Hoe heel je een verscheurd land?

Getekend door dezelfde geschiedenis

Constand en Abraham Viljoen werden geboren op 28 oktober 1933. Van jongs af aan waren ze onafscheidelijk. Talloze nachten trokken ze er samen op uit, op zoek naar verloren schapen in de dikke mist (met een fluitje in de mond om elkaar niet kwijt te raken).

Uit de serie ‘Touching Strangers’ door Richard Renaldi

De broers gingen naar dezelfde school en zaten in dezelfde klas. Ze luisterden naar dezelfde leraren en dezelfde propaganda over de superioriteit van hun eigen, witte volk. En belangrijker nog: ze waren getekend door dezelfde geschiedenis.

Het waren Afrikaners. Constand en Abraham stamden af van Franse Hugenoten die in 1671 aan wal waren gegaan en zich hadden vermengd met de Nederlandse bevolking. In 1899 waren deze Afrikaners in opstand gekomen tegen de Britten,

Vader Viljoen had nog in een Brits concentratiekamp gezeten. Hij had hulpeloos toegekeken terwijl zijn broertje en twee zusjes stierven in de armen van zijn moeder. Oftewel: Constand en Abraham behoorden tot een onderdrukt volk. Maar soms worden de onderdrukten ook onderdrukkers - en die waarheid zou de tweeling uit elkaar drijven.

Held en landverrader

Het was in 1951, ze waren net volwassen, toen moeder Viljoen meedeelde dat er niet genoeg geld was voor twee studies aan de universiteit van Pretoria. Ga jij maar, zei Constand tegen Abraham, of ‘Braam’ zoals iedereen hem noemde. Braam was nu eenmaal de slimste.

Dus terwijl zijn broer zich inschreef voor de studie theologie, koos Constand voor het leger. Dat bleek een gouden greep. Het leger werd Constands tweede familie. Terwijl Braam in de boeken zat, sprong hij uit helikopters. Terwijl Braam studeerde in Amerika en Nederland, vocht Constand in Zambia en Angola. Terwijl Braam bevriend raakte met studenten van over de hele wereld, voelde Constand een steeds diepere band met zijn kameraden.

In het buitenland werd Braam blootgesteld ‘aan het geloof dat mensen gelijk zijn en aan het idee van rechtvaardige behandeling’

En ieder jaar groeiden de broers verder uit elkaar. ‘Ik werd blootgesteld aan het idee van rechtvaardige behandeling’, zou Braam zich later herinneren, ‘en het geloof dat mensen gelijk zijn’. Braam begon zich te realiseren dat het systeem waarin hij was opgegroeid misdadig was, en lijnrecht inging tegen alles wat de Bijbel hem leerde.

Constand werd intussen een van de populairste soldaten van het land. Het duurde niet lang of zijn uniform hing vol medailles. Uiteindelijk schopte hij het zelfs tot hoofd van het Zuid-Afrikaanse leger, inclusief de marine en de luchtmacht. Tot 1985 bleef hij de grote beschermheer van de apartheid.

Toen Abraham terugkeerde van zijn reizen, werd hij daarentegen als deserteur gezien. Als ketter. Landverrader. ‘Ze zeiden dat ik beïnvloed was’, zei hij later. ‘Dat ik nooit overzees had mogen gaan.’

Maar Braam hield voet bij stuk. In de jaren tachtig werd hij nog activistischer. Zo stelde hij zich kandidaat voor een linkse partij die de apartheid wilde afschaffen. Steeds beter realiseerde hij zich hoe moorddadig het regime was geworden. ‘Ik was geschokt’, herinnerde hij zich later. ‘De mensen van mijn broer die moordden en martelden!’

Braam kwam zelfs op een dodenlijst van huurmoordenaars terecht - moordenaars die werden betaald door de staat.

Op dat moment spraken de broers al lang niet meer met elkaar. Bijna niemand wist überhaupt dat Generaal Viljoen – die patriot, die oorlogsheld, die lieveling van talloze Afrikaners – een tweelingbroer had. Toch was het deze band die de toekomst van Zuid-Afrika zou bepalen.

Een radicale theorie

Hoe breng je vijanden weer bij elkaar?

Dat was de vraag waarmee een beroemde psycholoog in het voorjaar van 1956 door Zuid-Afrika trok. Het was de en kort nadat Constand en Braam uit elkaar waren gegaan. Gemengde huwelijken waren toen al verboden. In hetzelfde jaar werd nog een wet aangenomen die de betere banen reserveerde voor blanken.

Uit de serie ‘Touching Strangers’ door Richard Renaldi

De psycholoog, Gordon Allport, was een verlegen man met een grote bril. Hij had zijn leven lang in de boeken gezeten en zijn hoofd gebroken over de vraag waar vooroordelen vandaan komen. Na jaren onderzoek was hij op een wondermiddel gestuit - of althans, dat dacht hij.

Wat het was? Contact. Niets meer, niets minder. De Amerikaanse professor vermoedde dat vooroordelen, haat en racisme voortkomen uit een gebrek aan contact. We generaliseren in het wilde weg over vreemdelingen omdat we hen niet kennen. En dus ligt de oplossing voor de hand: meer contact!

De meeste wetenschappers moesten weinig hebben van Allports theorie, die ze simplistisch en naïef vonden. De Tweede Wereldoorlog lag nog vers in het geheugen en er werd breed aangenomen dat meer contact juist tot méér spanningen leidt. In Zuid-Afrika deden de psychologen naar de biologische verschillen tussen de rassen, die de ‘gescheiden ontwikkeling’ (lees: apartheid) onvermijdelijk zouden maken.

Allport veroorzaakte een schok in Zuid-Afrika. Hier was een geleerde die dacht dat apartheid niet de oplossing was, maar de oorzaak van alle problemen

De komst van Gordon Allport was dan ook een schok. Hier was een geleerde die vermoedde dat de apartheid niet de oplossing, maar de oorzaak van alle problemen was. Als zwart en wit elkaar zouden ontmoeten, op school, op het werk, in de kerk, of waar dan ook, zouden ze elkaar beter leren kennen.

En bekend maakt bemind.

Zie hier: de Contact Hypothese. Het klinkt simpel, het voelt goed en zowaar, Allport had er nog bewijs voor ook. Neem de rassenrellen die in juni 1943 in Detroit Sociologen was toen iets

‘De mensen die buren waren, gingen niet met elkaar op de vuist. De studenten van Wayne University - wit en zwart - gingen vreedzaam naar hun lessen op Bloody Monday. En er was ook geen onrust onder witte en zwarte arbeiders in de oorlogsfabrieken.’

Sterker nog, de mensen die naast elkaar woonden, beschermden elkaar. Sommige witte families lieten hun zwarte buren zelfs onderduiken als de relschoppers in de buurt kwamen. En vice versa.

Nog opvallender waren de gegevens die het Amerikaanse leger had verzameld tijdens de oorlog. Officieel dat witte en zwarte soldaten samen vochten, maar in het heetst van de strijd gebeurde het toch wel eens. De onderzoeksafdeling van het leger dat het aantal witte soldaten met een hekel aan zwarten veel lager lag in de gemengde pelotons. Negen keer zo laag om precies te zijn.

Gordon Allport schreef pagina’s vol over de positieve effecten van contact. Het gold voor soldaten en agenten, buren en studenten. Als zwarte en witte jongeren samen naar school gingen, zo bleek, raakten ze hun vooroordelen al snel kwijt. Wat Braam Viljoen tijdens zijn reizen overkwam was dan ook niet uitzonderlijk. Het was de regel.

Maar het krachtigste bewijs voor de contacthypothese kwam niet van land. Het kwam van zee. Aanvankelijk was er nog veel weerstand toen in 1938 zwarte Amerikanen werden toegelaten tot de grootste vakbond voor matrozen. Maar het geklaag verstomde toen zwarte en witte zeelui begonnen samen te werken.

Nu moet je weten: Gordon Allport was een voorzichtig man. Hij wist dat zijn bewijs nog lang niet sluitend was. Het zou ook kunnen dat tolerante matrozen zich nu eenmaal vaker meldden voor een reis met een gemengde bemanning.

En om eerlijk te zijn, juist tijdens zijn bezoek aan Zuid-Afrika Hier was een land waar zwart en wit al eeuwen naast elkaar leefden. Ondertussen nam het racisme niet af - integendeel, het leek eerder toe te nemen. Allport ontmoette talloze volwassenen Afrikaners, waar psychisch niet mis mee leek te zijn maar die tóch voortdurend uitsloten en discrimineerden.

Jaren later zou Allport dat hij blind was geweest voor de ‘krachten van de geschiedenis’.

Een soort van Ku Klux Klan

7 mei, 1993. De krachten van de geschiedenis staan op uitbarsten.

Maar liefst 15.000 Afrikaners zijn bijeengekomen in het rugbystadion van Potchefstroom, 120 kilometer ten zuiden van Johannesburg. Er voltrekt zich een soort Honderden rood-zwarte vlaggen wapperen met De boeren dragen lange baarden en bruine hemden, en velen zijn tot de tanden toe gewapend.

Een van de sprekers is Eugène Terre’Blanche, de voorman van de Afrikaner Weerstandsbeweging. Terre’Blanche is al jaren gefascineerd door de retorische technieken van Adolf Hitler. Zijn knokploeg is een soort Ku Klux Klan, maar dan nog gewelddadiger.

Uit de serie ‘Touching Strangers’ door Richard Renaldi

Die dag vult het stadion zich met woede en angst. Angst voor wat er zal gebeuren als Mandela de verkiezingen wint. Angst voor het verlies van vlag en volkslied. Angst voor de vernietiging van een hele cultuur - en vastberaden om dat te voorkomen.

De 15.000 opstandelingen worden ook wel ‘bittereinders’ genoemd, naar de Afrikaners die een eeuw eerder tot de laatste snik doorvochten tegen de Britten. Ze zien zichzelf als vrijheidsstrijders, en zijn bereid tot het uiterste te gaan.

Toch missen ze nog iets, of beter gezegd, iemand. Ze missen een leider. Iemand die respect afdwingt. Iemand met een onbetwistbare staat van dienst. Iemand die voor de Afrikaners kan zijn wat Mandela is voor het ‘swart gevaar’ - een leider die voor kan gaan in de laatste, grote vrijheidsstrijd.

Iemand, kortom, als Constand Viljoen.

De generaal geeft gehoor

Hij heeft zijn speech niet voorbereid. Constand is al jaren met pensioen en leidt een eenvoudig bestaan als boer. Maar als de menigte in Potchefstroom zijn naam begint te roepen, twijfelt hij niet lang. De generaal beklimt het podium.

‘Het Afrikaanse volk moet zich klaarmaken voor de verdediging’, brult Constand in de microfoon. ‘Een bloedige confrontatie die offers zal eisen is onvermijdelijk, maar we zullen die offers graag brengen, want onze zaak is rechtvaardig!’

De menigte ontploft.

‘U leidt!’ schreeuwen de Afrikaners. ‘Wij volgen!’

Zo wordt Constand Viljoen de leider van een nieuwe organisatie: het Afrikaner Volksfront. Dit is niet zomaar een vereniging, stichting of partij. Dit is een leger. Constand bereidt zich voor op oorlog. Hij moet en zal de multi-raciale verkiezingen voorkomen.

Uit de serie ‘Touching Strangers’ door Richard Renaldi

‘We moesten een gigantische militaire capaciteit opbouwen’, zal hij zich later herinneren. In slechts twee maanden 150.000 Afrikaners gerekruteerd, onder wie 100.000 ervaren strijdkrachten. Alleen al de naam ‘Constand Viljoen’ is genoeg om de meesten over de streep te trekken.

Ondertussen wordt het ene na het andere bizarre plan geopperd. Misschien moeten ze gewoon een aanslag plegen op de top van het ANC, de politieke partij van Mandela, stelt iemand voor. Nee, zegt een ander, ze moeten 15.000 zwarten in West-Transvaal vermoorden en dumpen in een massagraf. De sfeer wordt hoe langer hoe hysterischer.

Abraham Viljoen zit intussen met zijn handen in het haar. ‘Soms denk ik dat de klassieke elementen van een tragedie aan het samenkomen zijn’, schrijft hij. Maar Braam weet ook dat hij in actie moet komen. Hij is de enige in heel Zuid-Afrika die zijn broer op andere gedachten kan brengen. Ze hebben elkaar veertig jaar nauwelijks gesproken, maar nu is het moment.

Een geheim plan van Mandela

Het is begin juli 1993 als Braam aanbelt bij het kantoor van het Volksfront, in het centrum van Pretoria.

‘Wat zijn je opties?’ komt Braam meteen ter zake.

Uit de serie ‘Touching Strangers’ door Richard Renaldi

‘Zoals het er nu naar uitziet’, antwoordt Constand, ‘hebben we maar één optie, en dat is vechten.’

Dan zet Braam zijn plan in werking - het plan dat hij in het geheim heeft gesmeed met niemand minder dan Nelson Mandela. Wat zou hij ervan vinden, vraagt Braam zijn broer, als hij rechtstreeks kan onderhandelen over de positie van zijn volk met de leiding van het ANC? Constand heeft op dat moment al negen toenaderingspogingen afgeslagen, maar dit is anders.

Dit is zijn broer.

Zo kan het gebeuren dat op 12 augustus 1993 een tweeling aanbelt bij een villa in Johannesburg. Ze verwachten iemand van de huishouding aan de deur, maar daar staat hij, met een grote glimlach. Nelson Mandela.

‘Mandela vroeg me of ik thee wilde’, herinnerde Constand zich jaren later. ‘Ik zei ja en hij schonk me een kopje in’

Het is een historisch moment: de leider van het nieuwe Zuid-Afrika tegenover de leider van het oude. De vredestichter tegenover de man die een oorlog wil beginnen. ‘Hij vroeg me of ik thee wilde’, zal Constand zich jaren later herinneren. ‘Ik zei ja en hij schonk me een kopje in. Hij vroeg me of ik melk wilde. Ik zei ja en hij schonk melk voor me in. Toen vroeg hij of ik suiker wilde in de thee. Ik zei dat ik dat wilde en hij deed er suiker bij. Ik hoefde alleen nog maar te roeren!’

Mandela laat merken dat hij zich heeft verdiept in de cultuur en de geschiedenis van de Afrikaners. Hij maakt indruk als hij de overeenkomsten bespreekt tussen de vrijheidsstrijd van Constands grootouders tegen de Britten, honderd jaar geleden, en zijn eigen strijd tegen de apartheid.

Maar het belangrijkste is dat Mandela de broers toespreekt in hun eigen taal. ‘Generaal’, zegt hij in het Afrikaans, ‘er kunnen geen winnaars zijn als we elkaar de oorlog verklaren.’

Constand knikt. ‘Er kunnen geen winnaars zijn.’

Dat eerste gesprek is het begin van vier maanden aan geheime onderhandelingen. Zelfs president F.W. de Klerk weet er niet van, en jaren later zal het nog steeds niet in de meeste geschiedenisboeken staan. Toch is dit een cruciaal moment voor de toekomst van Zuid-Afrika. De generaal om de wapens neer te leggen en met zijn eigen partij mee te doen aan de verkiezingen.

Ieder keer dat Constand de hand schudt van Mandela, groeit zijn bewondering voor de man die hij eerst nog als gevaarlijk terrorist zag. En Mandela krijgt ook steeds meer respect voor Constand. In tegenstelling tot beroepspoliticus De Klerk begint hij de beroepsmilitair te vertrouwen.

‘Hij pakte de arm van mijn broer’, zal Braam later zeggen, ‘en hij liet nooit meer los.’

Het kwade is sterker, het goede is met meer

Gordon Allport, de beroemde psycholoog, was toen al lang overleden. Maar wie nog wel leefde, was zijn leerling. De man met wie hij in 1956 door Zuid-Afrika trok.

In tegenstelling tot de verlegen Allport was Thomas Pettigrew een rebel. Een activist. Hij liep voorop in de burgerrechtenbeweging en de FBI hield een dik dossier over hem bij. Ook in Zuid-Afrika bezocht Pettigrew de ene na de andere illegale bijeenkomst van het ANC, terwijl de geheime dienst hem in de gaten hield. Toen hij zes maanden later weer bij de douane stond, kreeg hij een groot stempel in zijn paspoort. ‘VERBAN UIT SUID-AFRIKA.’

(Waarop de jonge wetenschapper ‘Meneer, u heeft me een grote eer bewezen!’)

Wat Pettigrew toen nog niet wist, was dat hij zou terugkeren. Precies een halve eeuw later, in 2006, was hij uitgegroeid tot een van de belangrijkste onderzoekers in zijn veld en uitgenodigd voor een internationale conferentie van psychologen in Zuid-Afrika.

Uit de serie ‘Touching Strangers’ door Richard Renaldi

Pettigrew kwam aan in een totaal ander land. De prachtige stranden van Durban waren nu open voor wit en zwart. Waar eens een beruchte gevangenis stond, huisde nu het Constitutionele Gerechtshof, met een welkomstbord in de elf officiële talen van het land. ‘Waar we ook keken’, Pettigrew, ‘we zagen vooruitgang, ook al moest er nog veel gebeuren.’

Als eregast van de conferentie presenteerde de psycholoog een enorm onderzoek, die de theorie van zijn oude meester stevig onderbouwde. Pettigrew en zijn collega’s hadden 515 studies uit 38 landen De conclusie: contact werkt. Sterker nog, er is weinig in de sociale wetenschap waar meer bewijs voor is.

Contact leidt tot meer vertrouwen, meer saamhorigheid en meer hulp over en weer. Het helpt om de wereld te zien door de ogen van een ander. En het verandert je als persoon - mensen met een diverse vriendengroep zijn ook toleranter tegenover vreemden. Contact is bovendien besmettelijk: wie ziet dat zijn buurman een goede relatie heeft met anderen, begint ook zelf te

Begrijp me niet verkeerd: één negatieve ervaring - een botsing, een boze blik - komt harder aan dan een grapje of een helpende hand. Zo werkt ons brein

Aanvankelijk kampten wetenschappers dan ook met een mysterie. Als we negatief contact beter onthouden, hoe kan contact ons dan tóch dichter bij elkaar brengen? Uiteindelijk lag de verklaring tegenover ieder vervelend incident staat een berg vrolijke interacties. Het kwade is sterker, maar het goede is met meer.

De magie van Mandela

Uiteindelijk is er niemand die de kracht van ontmoeting beter begreep dan Nelson Mandela.

Jaren eerder had hij nog een andere weg gekozen - die van geweld. Mandela was in 1960 een van de oprichters van de militaire vleugel van het ANC.

Maar 27 jaar achter de tralies kan een mens totaal veranderen. Terwijl de jaren verstreken, begon Mandela te beseffen wat wetenschappers veel later zouden bewijzen: vreedzaam verzet is effectiever dan gewelddadig verzet.

Neem het werk van Erica Chenoweth, een sociologe die de ‘Methode Mandela’ eerst nog naïef vond. In de echte wereld, zo geloofde ze, komt macht uit de loop van een geweer. En om dat te bewijzen bouwde ze een enorme database met alle verzetsbewegingen sinds 1900.

‘Toen begon ik te rekenen’, ‘Ik was geschokt.’ Meer dan 50 procent van de vreedzame campagnes was succesvol, tegenover 26 procent van de gewelddadige. En waarom?

De belangrijkste reden is dat er meer mensen meedoen aan vreedzaam verzet. Gemiddeld zoveel, om precies te zijn. En dan heb ik het niet alleen over jongens met iets teveel testosteron, maar ook over vrouwen en kinderen, ouderen en mensen met een handicap. Het goede overwint wederom met een grote overmacht.

‘Als je tegen iemand praat in een taal die hij begrijpt, gaat dat naar zijn hoofd. Doe je dat in zijn eigen taal, dan gaat dat naar zijn hart’

Eén ingrediënt mag niet ontbreken: zelfbeheersing. In de gevangenis leerde Mandela als geen ander om zijn emoties onder controle te houden. Hij besloot zijn vijand nauwgezet te bestuderen. Mandela las talloze boeken over de cultuur en geschiedenis van de Afrikaners. Hij keek rugby. Hij leerde de taal. ‘Als je tegen iemand praat in een taal die hij begrijpt,’ zou hij later zeggen, ‘dan gaat dat naar zijn hoofd. Maar als je iemand toespreekt in zijn eigen taal, dan gaat dat naar zijn hart.’

Ondertussen probeerde Mandela zijn medegevangenen ervan te overtuigen dat hun bewakers ook mensen waren. Dat ze waren verpest door het systeem. En zo zou Mandela ook naar generaal Constand Viljoen kijken: als een eerlijke, loyale en dappere man, die zijn leven lang had gevochten voor een misdadig regime.

Eenmaal uit de gevangenis wist Mandela 90 procent van de zwarte Zuid-Afrikanen achter zich te krijgen. Vervolgens veroverde hij het hart van de Afrikaners. Op 24 juni 1995 liep hij in het tenue van het witte rugbyteam het stadion van Johannesburg binnen. ‘Nelson, Nelson!’ riepen duizenden mannen en vrouwen die hem eerder nog als terrorist zagen.

Het is verleidelijk om te denken dat Mandela een soort publicitair wonder was. Maar vergis je niet. Hij kon niet speechen met de passie van een Martin Luther King of debatteren met het vuur van een Winston Churchill. Hij had niet eens mediatraining gehad. Tijdens zijn eerste persconferentie keek Mandela verbaasd naar de pluizige objecten voor zijn neus, totdat iemand in zijn oor fluisterde dat het microfoons waren.

Nee, de echte kracht van Mandela lag ergens anders. Hij was een van de grootste leiders uit de geschiedenis, een historicus, ‘omdat hij ervoor koos het goede te zien in mensen die bijna iedereen als hopeloos verloren beschouwde’.

een van zijn beste vrienden, werd eens gevraagd of hij een paar slechte kanten van Mandela kon opnoemen. ‘Als Mandela iemand eenmaal vertrouwt,’ begon hij, ‘dan gaat hij all out. Maar misschien is dat geen gebrek…’

De revolutionaire kracht van contact

Wie terugblikt op de revoluties van de afgelopen decennia, ziet dat vertrouwen en contact steeds een sleutelrol speelden.

Neem de geweldige emancipatie van homo’s en lesbiennes, die in de jaren zestig begon. Toen steeds meer moedige mensen uit de kast kwamen, ontdekten steeds meer vrienden en collega’s, vaders en moeders dat niet iedereen dezelfde seksuele voorkeur heeft. En dat dit prima is.

Maar het werkt ook de andere kant op. Na de verkiezing van Donald Trump werd duidelijk dat we nog te vaak in onze eigen bubbels leven. Twee sociologen ontdekten dat ‘de raciale en etnische isolatie van witten’ was van steun voor Trump. Sterker nog, hoe vérder je van de grens met Mexico komt, voor de man die er een grote muur wil neerzetten.

Dat wil zeggen: het probleem was niet dat Trump-stemmers te veel contact hadden met moslims en vluchtelingen. Het probleem was een totaal gebrek aan contact.

Uit de serie ‘Touching Strangers’ door Richard Renaldi

Precies hetzelfde zag je in het Britse referendum over de EU. Hoe minder divers de omgeving, er voor de Brexit werd gestemd. In Nederland vind je al jaren de meeste PVV-stemmers in witte enclaves als Volendam of Urk. Mensen die meer contact hebben met moslims (met name op het werk) hebben daarentegen minder last van islamofobie, zo een team van Nederlandse sociologen.

Let wel: naast elkaar wonen in een gemengde buurt is niet genoeg. Als je zelden of nooit met de buren praat, kan diversiteit zelfs leiden tot meer vooroordelen. En er zijn evengoed aanwijzingen dat wijken die in korte tijd werden overspoeld met migranten juist vaker voor Brexit of Trump stemden.

Dat is ook niet zo gek. Er is tijd nodig om te wennen aan de ander. maar niet meteen.

Omgaan met anderen is bovendien iets dat we moeten leren - het liefst van jongs af aan. Misschien wordt het naast een dan ook tijd voor een basisreis. Dan trekken hoogopgeleide studenten door de volkswijken of werken ze een tijdje in Volendam of Urk, terwijl MBO’ers minstens een half jaar studeren in Florence, Londen of Los Angeles. ‘Reizen is dodelijk voor vooroordelen, intolerantie en kleingeestigheid’, wist Mark Twain lang geleden al.

Moeten onze identiteiten allemaal door de blender? Nee. Een van van de contact-wetenschappers is dat je vooroordelen alleen kunt wegnemen als we onze identiteit behouden. We mogen erachter komen dat we anders zijn en dat hier niets mis mee is. Onze identiteit mag een huis zijn, met stevige fundamenten.

En dan kunnen we de ramen openzetten.

Uit de serie ‘Touching Strangers’ door Richard Renaldi

Het kan anders

Achteraf dacht Gordon Allport dat hij naïef was geweest. Dat sommige systemen nu eenmaal te verrot zijn. Dat de geschiedenis soms te zwaar op ons drukt. Toen hij stierf, in 1967, had de psycholoog er geen idee van dat al zijn voorspellingen zouden uitkomen.

Want wat had hij gezegd, tijdens een van in Johannesburg? Ja, vooroordelen ontwikkelen zich razendsnel. Ja, het zit diep in onze natuur om in stereotypen te denken.

Maar toch. ‘Wie wanhoopt’, zei Allport, ‘verliest de lange boog van de geschiedenis uit het oog.’ Niets is onvermijdelijk. En als Zuid-Afrika de weg van de vrede kon kiezen, waarom zouden wij het dan niet kunnen?

Vandaag leven Constand en Braam Viljoen nog altijd in twee werelden - soldaat en dominee, veteraan en vrijheidsstrijder. Maar ze zien elkaar vaker dan ze in jaren hebben gedaan. De broers zijn weer samen, net als in de tijd dat ze zochten naar verloren schapen in de dikke mist. Met een fluitje in de mond, om elkaar niet kwijt te raken.

Touching Strangers De beelden bij dit stuk zijn gemaakt door de Amerikaanse fotograaf Richard Renaldi. De geportretteerden hebben elkaar voor het moment van deze foto nog nooit ontmoet. Ze kruisten toevallig tegelijk het pad van Renaldi tijdens diens zoektocht naar geschikte modellen voor zijn beelden. Renaldi vroeg hen om op manieren te poseren die we normaalgesproken voorbehouden aan familie, vrienden of geliefden. Het resultaat is een serie spontaan ogende, ontroerende beelden, die ruimte creëren om te reflecteren op de waarde van contact en verbondenheid in een verdeelde samenleving. Bekijk hier meer werk van Richard Renaldi Wil je een seintje ontvangen zodra mijn volgende artikel verschijnt? Als correspondent Vooruitgang probeer ik de actualiteit vanuit een historisch perspectief te belichten. Meer lezen? Geef je dan hieronder op. Ik stuur je een e-mailtje als mijn nieuwe nieuwsbrief verschijnt. Geef hier je e-mailadres op

Lees verder:

Waarom mensen wegzetten als racist (of terrorist, of fascist) zo slecht werkt Het is maar al te verleidelijk om aan te nemen dat je tegenstander niet deugt. Maar wat als GroenLinks én de PVV zich gewoon zorgen maken om Nederland? En wat als dit ook geldt voor aanhangers van DENK én Forum voor Democratie? Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam een jonge psycholoog tot een radicale conclusie: zelfs je ergste vijand lijkt meer op je dan je denkt. Lees mijn stuk hier terug Heel veel Nederlanders hebben het ‘als dit zo doorgaat’-gevoel. Kijk maar in Ypenburg Veel Nederlanders hebben het ‘als dit zo doorgaat-gevoel’: als dit zo doorgaat, wordt studeren onbetaalbaar, ben ik de enige witte in mijn wijk, lig ik te creperen in een verzorgingstehuis. Je treft het gevoel in de buitenwijken van Nederland. Zoals Ypenburg. Lees het verhaal van Arjen hier terug