Een vrouw in een lange, witte jurk houdt in haar linkerhand een bloot kindje en in haar rechterhand een speer, waar ze zonder pardon een soldaat mee neersteekt. Op de grond ligt een kluwen levenloze lichamen. Rechts staat een soldaat op het punt zijn geweer af te vuren; links probeert een vrouw zich te verdedigen met een steen. Y son fieras, staat eronder: En het zijn wilde beesten.

Y son fieras (En het zijn wilde beesten), Francisco Goya, circa 1810-1814

Een volgende scène: een man in boerenkleding staat aan een paal gekneveld. Aan zijn voeten, in een plasje bloed, ligt een lichaam in een geknakte houding. De boer staat hetzelfde lot te wachten: drie geweerlopen priemen het beeld binnen, ze steken kil af tegen de onheilspellend donkere lucht. Degenen die de wapens richten, blijven buiten beeld. Een briljante zet: het zorgt voor een huiveringwekkende dreiging. In keurig schoonschrift onder de prent: Y no hai remedio: En er valt niks tegen te doen.

Y no hai remedio (En er valt niks tegen te doen), Francisco Goya, circa 1810-1814

In Madre infeliz! (Ongelukkige moeder!) wordt het levenloze lichaam van een jonge vrouw weggedragen. Ze wordt van een afstandje gevolgd door een kleuter, haar knuistjes tegen het gezicht gedrukt. Ondanks de eeuwen die ons van het meisje scheiden, is het een hartverscheurend herkenbaar gebaar.

Madre infeliz! (Ongelukkige moeder!), Francisco Goya, circa 1811-1812

En zo gaat het door, ruim tachtig lang, nu te zien in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Misschien zijn het wel de details zoals de knuistjes die De Verschrikkingen van de Oorlog zo indrukwekkend maken: de serie zit vol met zulke gruwelijke maar treffende observaties.

Normaal gesproken ben ik niet zo geïnteresseerd in kunst van rond 1800. De onderwerpen – opgetutte rijkaards, jachtpartijen in lieflijke landschappen – spreken me niet aan. Het is mij te braaf, ook in artistiek opzicht: in de pruikentijdkunst mis ik het experiment. Ook vind ik prenten – afdrukken op papier, meestal in zwart-wit – moeilijker toegankelijk dan schilderijen.

Maar Goya’s Verschrikkingen, over de oorlog tussen Spanje en Frankrijk (1808-1814), vormen een uitzondering. De beelden spoken nu al maanden door mijn hoofd.

Aanvankelijk was Goya een populair portrettist van bepoederde aristocraten

Eigenlijk was Francisco José de Goya y Lucientes (1746-1828) niet de meest voor de hand liggende kunstenaar om zo’n radicale aanklacht tegen de oorlog te maken. Hij was oud, rijk, diepgelovig, en opgeklommen tot de machtigste kringen van Madrid.

Als provinciejongen van bescheiden afkomst maakt hij aanvankelijk niet heel bijzondere kunst. Hij decoreert kathedralen en basilieken met schilderijen die braafjes de formules van de heersende mode volgen: religieuze en mythologische taferelen.

Dan verhuist Goya naar Madrid, waar hij al snel een plek weet te veroveren binnen hoge kringen: hij raakt bevriend met aristocraten en intellectuelen, en weet zelfs door te dringen tot het hof. Met DeVerschrikkingen heeft zijn werk dan nog niet veel te maken: hij schildert voornamelijk portretten van blozende hertoginnen in decadente japonnen met kleine hondjes, van opgedirkte markiezen in rijkostuum, van bepoederde families gehuld in kant, veren, strikken en hoedjes.

Tijdens het herstel van een ernstige ziekte maakt Goya studies, waarbij hij geen rekening hoeft te houden met opdrachtgevers. Zijn werk wordt duisterder

Goya blijkt een virtuoos portretschilder, vooral naarmate hij meer officiële kunstregeltjes los durft te laten. Hij wordt rijk en populair: iedereen wil zijn portret door hem laten schilderen. Op zijn veertigste schopt hij het tot hofschilder.

Dan wordt hij ernstig ziek. Het genezingsproces duurt lang, en hij houdt er permanente doofheid aan over, wat zijn sociale leven behoorlijk moet hebben beperkt. Tijdens zijn herstel maakt hij studies, waarbij hij geen rekening hoeft te houden met de wensen van opdrachtgevers. Zijn werk krijgt een duistere en irrationele inslag: hij begint heksen, schimmen en bandieten te tekenen, en afbeeldingen waarin hij de spot drijft met de maatschappij.

Eenmaal beter blijft Goya voor het hof schilderen, maar de portretten worden minder vleiend. En dus, vind ik, interessanter.

En dan breekt de hel los: oorlog met Frankrijk

In 1808, Goya is de zestig inmiddels gepasseerd, valt Napoleon Spanje binnen. Een deel van de Spaanse bevolking is behoorlijk toe aan liberale hervormingen, maar de rest verzet zich met ongekende felheid tegen de Fransen. In deze Onafhankelijkheidsoorlog ontstaat het begrip guerrilla: opstandige burgers vechten mee waar ze kunnen.

Het moet een vreemde tijd zijn geweest voor de hofschilder: op uitnodiging van een Spaanse generaal legt hij de ruïnes van een belegerde stad vast, maar vervolgens schildert hij ook een officieel portret van de Franse heerser Jozef Bonaparte, die door zijn broer op de Spaanse troon is gezet.

Nadat de Fransen zich in 1812 terugtrekken, bestijgt de Spaanse Ferdinand VII de troon weer. Met harde hand vervolgt hij zijn tegenstanders, draait hij hervormingen terug, schaft hij de liberale grondwet af, en voert hij de inquisitie weer in.

Goya laat zich in het openbaar zo min mogelijk over politieke kwesties uit. Maar in de beslotenheid van zijn atelier werkt hij, alleen voor zichzelf, aan De Verschrikkingen.

Goya tekent de gruwelijkheden: folteringen, moord en hongersnood

De serie bestaat uit 82 losse afbeeldingen. Het toont het oorlogsgeweld op het platteland. We zien publieke folteringen, plunderingen, verkrachtingen, moord.

Goya kiest geen kant: hij laat Fransen zien die ongewapende boeren aan flarden schieten, maar ook Spaanse rebellen die hun Fransgezinde landgenoten martelen of als beesten met een bijl op slapende soldaten inhakken.

Dat is meteen een belangrijk verschil met andere oorlogskunst, die bijna altijd in opdracht wordt gemaakt om de overwinnaars te verheerlijken. Hierin is nauwelijks plek voor leed – zelfs sterven is heroïsch. Zo’n zwart-witte kijk op de werkelijkheid is in De Verschrikkingen dus niet te vinden.

Goya hult zijn figuren soms zo in duisternis Franse of Spaanse soldaten, burgers of geestelijken. Hierdoor valt het verhaal weg. We kijken niet naar helden die hun vaderland verdedigen of nobele militairen die verlichtingsidealen komen brengen: we kijken naar afschrikwekkende misdaden van mens tegen mens.

We kijken niet naar helden die hun vaderland verdedigen: we kijken naar afschrikwekkende misdaden van mens tegen mens

In het van De Verschrikkingen laat Goya zien hoe Madrid in 1812 in een hongersnood verkeert, die meer dan 20.000 mensen het leven zou kosten. uitgemergelde lichamen, meer dood dan levend, stapels lijken van mensen die het niet gehaald hebben.

De maakt Goya na afloop van de oorlog. Je zou ze ‘De Verschrikkingen van de Vrede’ kunnen noemen. Het zijn een soort spotprenten: ze bekritiseren de corrupte kerk en Ferdinand VII, onder wiens schrikbewind het volk net zo zwaar te lijden heeft als onder de oorlog. Er komen nachtmerrieachtige fabeldieren in voor, zoals een gigantisch vleermuismonster dat met groteske, wijd opengesperde ogen een vrouw leegzuigt. Las resultas heet de prent – de gevolgen. Geen wonder dat Goya ervoor kiest de serie niet te publiceren: de kritiek had hem zomaar z’n kop kunnen kosten.

Las resultas (De gevolgen), Francisco Goya, circa 1814-1820

Bij Goya geen glorie of verzachtende omstandigheden – alleen ellende

Uiteindelijk wordt De Verschrikkingen van de Oorlog uitgebracht in 1863, 35 jaar nadat Goya op 82-jarige leeftijd overlijdt. De serie wordt meteen populair. En hoewel er in de twee eeuwen na het ontstaan ervan veel is veranderd – denk aan modernisering van oorlogsvoering en de uitvinding van fotografie – is het werk nog altijd niet achterhaald. Hoe komt dat?

Peter van der Coelen, conservator prenten en tekeningen bij Museum Boijmans Van Beuningen, stelde de tentoonstelling samen. ‘De Verschrikkingen is een ontzettend belangrijke serie binnen de geschiedenis van de prentkunst. Prenten, vooral uit die tijd, worden vaak oubollig gevonden. Maar mensen herkennen dat het werk van Goya iets onmiskenbaar moderns heeft.’

Wie door een willekeurig museum met oude kunst loopt, komt genoeg glorieuze zee- en veldslagen tegen. Die composities berusten nauwelijks op de werkelijkheid. Goya breekt radicaal met de manier waarop oorlog sinds mensenheugenis wordt afgebeeld. Geen tromgeroffel en wapperende vaandels, wel achteloze verminking, vernedering, willekeur en irrationeel geweld aan beide kanten. Een stuk realistischer dus.

Nu was Goya niet de allereerste die anti-oorlogskunst maakte. Als oervader wordt vaak de Fransman Jacques Callot genoemd: al in 1633 publiceerde hij een reeks etsen onder de titel Ook hier zien we chaos en dode lichamen. Maar Callot bewaart afstand: het is het leger dat wandaden begaat. Bij Goya zijn het mensen. Dat maakt zijn werk vele malen aangrijpender.

Van der Coelen: ‘Wat Goya zo bijzonder maakt is de close-up: hij zoomt in op individuele figuren. Daarmee is hij een voorloper van fotojournalistiek zoals we die nu kennen. Er wordt zelfs gezegd dat de allereerste oorlogsfotografie rechtstreeks is beïnvloed door De Verschrikkingen.’

De moderne, onafhankelijke manier waarop Goya de oorlog vastlegt, doet inderdaad denken aan fotojournalistiek. Met een onderschrift als Yo lo vi (Ik heb het gezien) benadrukt hij zijn rol als getuige. Toch is het geen objectief verslag, eerder emotionele indrukken.

Zo is er een ets waarin verminkte lichamen op een boom zijn gespietst. Goya gebruikt het bijschrift niet om ons te vertellen of het Spaanse slachtoffers zijn of Franse, of wat er precies gebeurd is – daar gaat het niet om. Hij beperkt zijn commentaar tot een bijtend cynische uitroep: Grande Hazaña! Con Muertos! (Wat een moed! Met doden!).

Het interessante aan het werk van Goya is dat hij door in te zoomen op wandaden van het individu, geen ruimte overlaat voor verzachtende omstandigheden. Zijn aanklacht krijgt zo ook een universeel karakter: het is niet alleen van toepassing op de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog, maar ook op de gruweldaden die tijdens alle andere oorlogen worden begaan.

Grande Hazaña! Con Muertos! (Wat een moed! Met doden!), Francisco Goya, circa 1810-1813

Een typische kunstenaars-kunstenaar

Ook op artistiek gebied was Goya vernieuwend. Van der Coelen: ‘Prentkunst is in principe een kunst van de lijn; de techniek brengt bepaalde beperkingen met zich mee. Kunstenaars hebben altijd geprobeerd om daar vanaf te komen. Rembrandt experimenteerde al om meer te bereiken in zijn etsen, maar Goya gaat een stap verder: hij perfectioneert de techniek van de en weet zo bijna het effect van aquarelschilderingen te krijgen.’ Hij is de eerste prentmaker die echt met vlakken werkt, in plaats van lijnen.

Hoewel Goya vanwege de oorlog geen toegang had tot de beste materialen, spreekt zijn meesterschap uit alles: kijk bijvoorbeeld hoe griezelig treffend hij de stijfheid van lijken weer weet te geven die worden versjouwd. Hij gebruikt licht en donker om verhalen te vertellen, rangschikt zijn figuren in geometrische composities.

Goya maakt ook slim gebruik van symboliek. Zo komen er opvallend veel dode bomen in de serie voor: zelfs het landschap is ontredderd.

Goya is volgens Van der Coelen een typische kunstenaar die door veel medekunstenaars wordt bewonderd. ‘Vooral eind negentiende, begin twintigste eeuw keken veel prentmakers naar zijn series. Zowel het onderwerp als de techniek spraken een hele generatie Duitse artiesten aan. Picasso was een groot bewonderaar. En ook hedendaagse oorlogsfotografen zijn, al dan niet letterlijk of bewust, beïnvloed door De Verschrikkingen. Het is een nieuwe manier van oorlogsgeweld weergeven: radicaler, persoonlijker.’

Wat Goya’s Verschrikkingen zo gruwelijk modern maakt

Goed, Goya is dus vernieuwend in de benadering van zijn onderwerp en beheerst het ambacht tot in de puntjes. Maar uiteindelijk is dat niet de reden dat zijn prenten me zo’n opdonder geven. Dat komt doordat de aanklacht die eruit spreekt, nog altijd even machteloos is. Goya gaf de gruwelen van de oorlog een gezicht, en dat gezicht doet akelig hedendaags aan.

Want de meest aangrijpende beelden van oorlog zijn nog altijd die waarop is ingezoomd op individueel lijden. Onwelkom als ze zijn, nestelen ze zich diep in ons collectieve geheugen: denk aan de die voor het oog van de camera op straat wordt geëxecuteerd. Een gier die zit te azen op een in Soedan. Bewakers die lachend hun gevangenen vernederen in Of het levenloze lichaam van een aangespoeld op het strand. Stuk voor stuk Goyaëske beelden, die niet zouden misstaan in De Verschrikkingen.

Hoe krachtig en briljant Goya’s aanklacht ook is, de wereld is nog net zo’n gruwelijke plek als twee eeuwen geleden. En juist die mislukking maakt De Verschrikkingen, wrang genoeg, modern.

De Verschrikkingen van de Oorlog is nog tot en met 23 september te zien in