Ik klauter de bouwsteiger op die tegen het karkas staat van de Heilige Stephanuskerk. Alleen de klokkentoren en de voorgevel zijn nog intact, het schip van de kerk is al grotendeels gesloopt. Twee resterende rijen zuilen vormen een leeggevreten ribbenkast.

Trappetje voor trappetje klim ik hoger. Op een meter of twaalf bereik ik een plateau. Het waait hier flink, ik grijp me vast aan een steigerbuis.

Kijk daar, in de verte: de Moerdijkbrug over het Hollands Diep. De A16 richting het zuiden begint al aardig vol te raken, de vroege vrijdagmiddagspits. En kijk daar, zijn dat niet de raffinaderijen van Shell, die zilverglimmende sprookjeskastelen?

Het echte wonder voltrekt zich beneden mij: daar zijn dingen gaande die ik een paar jaar terug niet voor mogelijk had gehouden

Maar het echte sprookje voltrekt zich op de grond:

Kijk, een scholier fietst voorbij met een tas onder de snelbinder.

Kijk, een man duwt zijn kapotte scooter voort.

Kijk, een vogel, kijk, een hond, kijk, een vrachtwagen met bier.

Het is zomaar een vrijdagmidddag in een dorp dat niet mocht bestaan.

lazen de Moerdijkers vijf jaar geleden in de krant over hun geboortedorp.

Dat was een paar jaar nadat er bij Chemie-Pack een grote ontploffing was geweest. De apocalyptische beelden van vuur en zwarte rookpluimen gingen de wereld over.

Na die knal was er een commissie gekomen, onder leiding van VVD’er Ed Nijpels. Hij ‘maximale benutting van de economische potenties van Moerdijk’, oftewel, dat we de industrie hier haar gang moesten laten gaan.

Het dorp kon maar beter amoveren, bestuurderslatijn voor oprotten.

Foto: Arjen van Veelen

Het einde van Moerdijk leek nabij


‘Einde van Moerdijk is nabij’, stond er zelfs op

Ik moet bekennen dat ik zelf ook mijn steentje bijdroeg aan dat onheilssfeertje. Precies vijf jaar geleden sliep ik één nachtje in Pension Moerdijk, voor twee tientjes, tussen Poolse en Roemeense havenarbeiders. En ik had al gauw klaar: dit dorp was gedoemd.

Ga maar na. Ook toen al stond de Heilige Stephanuskerk leeg. Er lag nog maar één vissersboot in de ooit zo trotse haven. Er was nog maar één winkeltje (ooit had je hier bakkers, een breiwinkel, een koekfabriek, zeven cafés).

Mensen schilderden hun kozijnen niet meer, jonge gezinnen trokken weg, de klassen in de basisschool werden kleiner en kleiner. Al ruim dertig jaar rukte het industrieterrein op naar de dorpsgrens. Slechts een schaamlapje natuur scheidde zware industrie nu van de oude dorpskerk.

‘Nijpels, die gooien we hier in de haven en verzuipen we’, zo sprak een voormalig palingvisser op tv

Het gehucht was inmiddels van alle kanten ingesloten. Ten noorden: het drukbevaren Hollands Diep. Ten oosten: een van de drukste stukken snelweg van Nederland, op dit traject van de A16 passeren er inmiddels dagelijks 134.000 Ten zuiden: de A59. Ten westen: de industriehaven Port of Moerdijk, de vierde zeehaven van Nederland, met daaromheen niet alleen die petrochemische industrie maar nog vierhonderd andere bedrijven, waaronder de afvalverbrander ATM (de Afvalstoffen Terminal Moerdijk).

Moerdijk, een nietige enclave van 1.100 zielen, zou verzwolgen worden door die niet te stoppen lavastroom. In het dorp zelf was bovendien al tweespalt uitgebroken. Je had de import, die hoopte op een mooie oprotpremie. En je had de Moerdijkers die bezwoeren dat ze nooit levend zouden weggaan van hun geboortegrond.

‘Nijpels, die gooien we hier in de haven en verzuipen we’, zo sprak een voormalig palingvisser op tv. Maar intussen was er ook al een enquête geweest waaruit bleek dat een meerderheid van de inwoners zelf al geen heil meer zag in deze plek.

Er waren protestacties, maar dat verzet leek me zinloze folklore. Een lavastroom stop je niet: Moerdijk werd een Pompeï van het industriële tijdperk.

Nu, staande op de bouwsteiger, besef ik hoe ver ik ernaast zat. Moerdijk leeft nog, en hoe – ik merkte het de afgelopen tijd.

Het dorp leed onder het woeden der gehele wereld

Een paar weken geleden nam ik weer de afslag naar het dorp. Dat was voor het eerst sinds jaren, want hoewel ik regelmatig over de Moerdijkbrug sjeesde, was ik het bijbehorende dorp een beetje vergeten.

Tot ik laatst een nieuwsbericht las over vluchtelingen uit het straatarme Albanië, die via uitgerekend Moerdijk naar Engeland vluchten. Ze kamperen in de berm langs de A16 en klimmen daar onder de dekking van de nacht in vrachtwagens.

Inklimmers, zo werden ze genoemd. En Moerdijk dreigde een ‘klein Calais’ te worden, las ik in verwijzend naar dat tentenkamp bij de Franse haven.

Dat arme Moerdijk had opnieuw te lijden onder de grote krachten van de boze buitenwereld, dacht ik. Ditmaal migratie. Wat zou er eigenlijk nog van het dorp over zijn?

Dat arme Moerdijk had opnieuw te lijden onder de grote krachten van de boze buitenwereld, dacht ik

Begin deze maand struinde ik met een bijzonder opsporingsambtenaar door het gras langs de A16, hij toonde me wat verlaten tentjes. Daarna reed ik op de bonnefooi het dorp zelf in, er half van uitgaande dat ik een soort tweede Doel zou aantreffen, dat Vlaamse bij de Antwerpse haven.

Dat karkas van de Stephanuskerk paste in elk geval aardig in het plaatje: zelfs God was uit Moerdijk verdwenen.

Alleen, leerde ik al gauw: dit was geen sloop. Rondom het skelet van die kerk zou juist het komen. Met een openluchttheater, picknickvelden, jeu-de-boulesbanen, kinderspeeltuinen, een basketbalcourt, bankjes, een ijsbaan – wat niet al.

En in het dorp zelf, zo zag ik, timmerden mensen weer aan hun huizen. Leegstand was er nauwelijks.

Er bleek zelfs een hagelnieuw dorpshuis te zijn, de Ankerkuil, groter en beter dan het vorige. Met een huisartsenpraktijk, een grote multifuncionele feestzaal. Er zijn feesten en begrafenissen, bingo’s en biljart, je kunt er zelfs koersballen (een soort bowlen).

Bij de entree van de Ankerkuil stonden rekken met glanzende folders: ‘Kom wonen op Moerdijk’. Jonge gezinnen prijzen de rust van het dorp, een ‘paradijs voor kinderen’, met het natuurgebiedje, zwemstrandje, de unieke ligging, je bent zo op de snelweg, in een halfuurtje bij Breda of Rotterdam.

En er vaart vanuit de haven van Moerdijk sinds 2016 zelfs weer een veerpontje naar Strijensas.

Moerdijk had al zoveel rampen overleefd

Ik had de miraculeuze wederopstanding van Moerdijk gemist – de zoveelste.

Want het lijkt alsof de grote krachten van de geschiedenis steeds precies hier hun geschillen uitvechten – alsof er een vloek rust op deze plek en het geen toeval is dat in 1711 prins Johan Willem Friso tijdens de overtocht van Moerdijk naar Strijensas.

Moerdijk ligt op de grens van de rivier die het zuiden en noorden van Nederland scheidt, het protestantse en katholieke deel. Het gehucht bloeide op als vissersdorp, het was daarnaast ook een belangrijke pleisterplaats met een veerdienst.

Op de plek waar ooit een soort Biesbosch lag, kwam nu een industriegebied

Toen in 1936 de verkeersbrug werd aangelegd (een van de drie naast de twee spoorbruggen), werd het dorp voortaan letterlijk gepasseerd.

Daarna kwam de oorlog: het dorp werd platgebombardeerd, er zijn nauwelijks nog historische panden. Kort na de oorlog volgde de Watersnoodramp van 1953. Daarna werden de Deltawerken gebouwd, die de zee tegenhielden maar ook de genadeklap bleken voor de visserij op Moerdijk.

En tot overmaat van ramp verkocht de staat een grote lap grond vlak naast Moerdijk aan Shell – nadat het bedrijf had gedreigd naar het buitenland te vertrekken (klinkt bekend?).

Op de plek waar ooit grienden en biezen lagen, kwam nu zware industrie. Die groeide en groeide terwijl het dorp werd verwaarloosd. Tot die mediagenieke ontploffing bij Chemie-Pack.

Waarna het dorp nog lang en gelukkig verder leeft. Hoe kan dat nou?

Foto: Arjen van Veelen

Moerdijk leeft, besef ik

De afgelopen weken ging ik naar de Sinterklaasintocht, bezocht een kerstborrel, een vogelshow, ik kwam bij verschillende Moerdijkers thuis, sprak er tientallen inwoners.

Die beruchte uitspraak van Nijpels, dat het dorp geen toekomst had, veroorzaakte juist het tegenovergestelde, leerde ik. Dorpelingen kwamen in verzet. En Jac Klijs, burgemeester van de gemeente Moerdijk (de fusiegemeente waar het dorp onder valt) maakte zich sterk voor het dorp, waar decennia lang steeds voor de economie was gekozen.

Resultaat was de unieke die in 2015 van start ging. Die hield in dat de gemeente garant stond voor de huizen: eigenaren konden hun huis altijd voor 95 procent van de taxatiewaarde aan de gemeente verkopen. Dit was nadrukkelijk niet bedoeld als oprotpremie, maar juist een ‘blijfregeling’ die kopzorgen moest wegnemen.

Wel een gok, natuurlijk. Mensen hadden massaal eieren voor hun geld kunnen kiezen, weg van de vulkaan. Dan was het dorp leeg en zou de gemeente met een financiële strop zitten.

Maar dat gebeurde helemaal niet. In 2016 hadden 31 huizenbezitters er gebruik van geaakt, vorig jaar 15 en in 2018 nog maar 9. De interesse in de regeling wat betekent dat het dorp opleeft.


Moerdijk is als een patiënt die door de doktoren allang was opgegeven, maar die jaren later nog vrolijk voortstapt

En de gemeente investeert miljoenen in het dorp, al was het maar vanuit een eigenbelang: ze bezit tientallen huizen. Intussen heeft de gemeente alweer 52 van de 84 opgekochte woningen kunnen verkopen aan nieuwkomers, of aan jonge Moerdijkers die willen settelen. De huizenprijzen sneller dan in omliggende dorpen.

Moerdijk is als een patiënt die door de doktoren allang was opgegeven, ‘trek de stekker er maar uit’, maar die jaren later nog vrolijk voortstapt.

‘Omdat Moerdijk in opstand kwam’, is de overtuiging van Jaap de Visser (83), een voormalig paling- en spieringvisser (tevens een van de velen in het dorp met die achternaam). Deze De Visser was de man die vijf jaar terug over Nijpels zei dat-ie ’m wel zou ‘verzuipen’.

Nog altijd is hij vrijwel dagelijks bij het haventje te vinden, bij het voor het havenkantoor, om de toestanden in het dorp en de wereld door te nemen. Nu gaat het niet over verzet, maar bijvoorbeeld over de nieuwe plezierhaven die hier zal komen.

Het succes van de Moerdijkregeling heeft zelfs hem verbaasd. ‘Ik had verwacht dat er veel meer huizen leeg zouden staan’, bekent hij. De mensen die voor de regeling hebben gestreden, zegt hij, zijn toevallig allemaal vertrokken. Vaak was dat ‘import’.

In Moerdijk is elke dag wel wat te doen

Waarom er toch nog zoveel gebleven zijn? Omdat ze hier geworteld zijn, zegt hij, maar ook: omdat in dit piepkleine dorp zo ontzettend veel te doen is. Behalve bij de heemkundeclub is Jaap actief bij het biljarten, doet hij aan koersbal en zingt hij in een koor (van Corry Konings tot kerkliederen).

En hij is niet de enige. Vrijwel iedereen die ik spreek is actief in minstens één club of vereniging.

Het lokale Klaverblaadje heeft een evenementenkalender: elke dag gebeurt er wel wat. Door het jaar heen zijn er events als het Oldtimer Festival, de kerstmarkt, carnaval, Sinterklaas, Halloween, maar ook een eigen wielerronde.

In datzelfde blaadje lees ik over een bijzondere dorpsbewoners zamelen geld in voor een speciaal gehandicaptenspeeltoestel voor de speeltuin die straks komt in het nieuwe dorpshart. Er woont namelijk een gehandicapt kind in het dorp, Fenne, en zij moet ook mee kunnen spelen.

Dorpelingen zijn druk in de weer met sponsorbingo’s, sponsorlopen. Overal zie je collectebussen.


In welk dorp vind je nu een biljartclub die niet vergrijst?

De actie tekent de hechtheid, alsof Moerdijk een tijdcapsule is waar al het goede van de jaren vijftig nog intact gebleven is. Bij Koman Vis kronkelen de vette palingen nog bijna zoals honderd jaar terug. Op straat fietst de bejaarde Jan de Visser sr. voorbij, ook een voormalig visser, met een emmer melk op z’n fietsrek, net gehaald bij de boer.

Dat beeld is vast te romantiserend. Feit is dat hier zaken bloeien die elders allang zijn weggekwijnd.

Zeker, de fanfare Hollands Diep Klanken is ter ziele. En de voetbalclub telt nu drie jeugdelftallen, geen vijf. Maar er zijn grotere dorpen in de omgeving die het helemaal zonder voetbalclub moeten doen. En waar vind je nou nog een biljartvereniging die niet vergrijst, maar waar ook twintigers lid van worden? Waar vind je nou een gestaag groeiende jeu-de-boulesclub?

Op elke veertig Moerdijkers is wel een vereniging

Op elke veertig inwoners is er in Moerdijk wel een club of vereniging:

Hengelsportvereniging Altijd Beet; Tennisvereniging Klaverpolder; Voetbalvereniging Tussen Puinhopen Opgericht; Biljartvereniging De Platte Pomerans; Carnavalsvereniging De Spieringkruiers; het St. Nicolaascomitee; Stichting Zeekadetcorps Moerdijk, Toneelvereniging Moerdijk, Rooms-Katholiek Kerkkoor Moerdijk, de Zonnebloem Moerdijk, de EHBO-vereniging, de Moerdijkse Vogelvrienden, de Moerdijkse Oldtimer Vrienden, de dartclub, de bingo, de zumba…

Dat verenigingsleven is het geheim van het dorp, zegt Jan de Visser jr., een forse man in visserstrui, voorzitter van de Moerdijkse Vogelvrienden, tevens garnalenvisser van beroep.

Ik sprak hem vijf jaar geleden ook, hij lijkt een beetje beledigd als ik zeg dat het weer goed gaat met Moerdijk. ‘Hoezo wéér?’ Het ging altijd goed, zegt-ie. Echte Moerdijkers gaan niet weg, dan hadden ze met bulldozers moeten komen.

Die verenigingen, die zijn de lijm van het dorp, de continuïteit.

Jan de Visser. Foto: Arjen van Veelen

De vereniging die werd opgericht tijdens de Watersnood

En zowaar, net als vijf jaar geleden is ook nu in de Ankerkuil een vogeltentoonstelling van de Vogelvrienden. Bassischolen zijn al wezen kijken, wie weet is er weer aanwas, het jongste lid is nu een jaar of 18.

Binnen kwetteren vogeltjes, alsof er niks veranderd is, en er lijkt ook niks veranderd sinds de Vogelvereniging op 1 februari 1953 werd opgericht in een Moerdijks café. Dat was, let op, de nacht dat de dijken hier braken. Het water stond aan de lippen – en dan ga je een vogeltjesvereniging oprichten?

‘Een Moerdijker ben niet zo gauw onder de indruk’

‘Een Moerdijker ben niet zo gauw onder de indruk’, zegt de Visser. Zelf zat hij ook gewoon in z’n luie stoel door het raam naar de ontploffingen in de verte te kijken, toen met ChemiePack, alsof het een tv-film was. Maar, geeft hij toe, het is ook symbolisch voor hoe gezelligheid hier een buffer is tegen de buitenwereld.

En nog steeds worden er nieuwe verenigingen opgericht in Moerdijk. Deze maand al twee, de vereniging ‘Dorpstafel Moerdijk’ en de Moerdijkse buurtvereniging.

‘Als er geen actieve gemeenschap zou zijn, dan is het hier zo bekeken, dan zijn we zo weggevaagd’, zegt Kees Scheenaard, kartrekker van de eveneens vrij nieuwe jeu-de-boulesclub. Of eigenlijk gewoon een vriendenclub, zegt hij. Vijfentwintig, dertig man, er zit van alles tussen, van manager tot vrachtwagenchauffeur.

Vorige koude winter gingen ze zelfs jeu-de-boulen in de leegstaande kerk, met een zelfgeregeld kacheltje. Scheenaard zit ook in de werkgroep voor het nieuwe dorpshart. Uiteraard komen daar straks drie officiële jeu-de-boulesbanen, incusief drainage en verlichting. Lang leve de lol, is het motto.

Maar op de Moerdijk is die lol ook een verdedigingslinie.

Die riante Moerdijkregeling was er nooit gekomen als Moerdijk geen levend dorp was geweest. Want waarom zou de gemeente huizen opkopen die ze aan de straatstenen niet kwijt kon? En de mensen wilden er wonen, omdat er wat te doen is. Dus, zolang de industrie in de nek hijgt, moeten Moerdijkers tonen dat het hier gezellig is: gezelligheid als vuur dat de wolven weghoudt.

Alsof individualisme geen voet aan de grond kreeg in Moerdijk

De Moerdijkregeling zorgde natuurlijk wel voor Die nieuwkomers moeten wel integreren.

Maar juist voor hen is dat actieve verenigingsleven fijn. ‘Je bent een Moerdijker zodra je aan het verenigingsleven deelneemt’, lees ik in een Alsof individualisme geen voet aan de grond kreeg in Moerdijk.

Zou het kunnen dat er een synthetische drug uit die schoorstenen van het industriepark komt, denk ik als ik weer eens over de Moerdijkbrug rijd, maar dan een drug die de mensen hier allemaal heel sociaal maakt?

Zou het kunnen dat er een drug uit de schoorstenen komt, eentje waardoor de mensen hier allemaal heel sociaal worden?

Iedereen die je spreekt lijkt die damp te hebben gesnoven, of het nou de postbode is, de kruidenier van ‘t Winkelmandje of vishandelaar Koman.

In Moerdijk kwam ik op straat een keer een vrouw tegen van 76 die een boodschappenkarretje de stoep op trok. Ik bood aan te helpen, de kar was zwaar, vol kerstcadeaus, vertelde ze. Gekregen van dorpsgenoten voor wie ze medicijnen ophaalt bij de praktijk in Zundert.

Of ik kwam het buurtpreventieteam tegen, een dame en heer, gele hesjes, midden op straat – dat kan hier natuurlijk. De ene, Jan de Visser, bleek een Rasmoerdijker. De ander, Isabel, zat in een antikraakwoning, maar wilde toch integreren.

Ik vroeg trouwens wat nou het spannendste was dat ze hadden meegemaakt. Jan vertelde over de keer dat ze een dure BMW met stationair draaiende motor zagen staan. Dus toen verwachtte ik een verhaal. Maar wat bleek: de bestuurder was de weg kwijt.

Dat is ongeveer het niveau van de problemen op Moerdijk, lijkt het.

Zeker, de inwoners klagen weleens over dronken Polen. Of over die Albanezen. Voormalige vissers vinden het belachelijk dat je niet meer op paling mag vissen, omdat er te veel dioxine in zit – de Philip Morris-fabriek is toch ook nog gewoon open?

Dus nee, inderdaad ontkom je niet aan de grote krachten van de wereld, migratie, globalisering, klimaat. En tegelijk lijkt het dorp Moerdijk immuun, want ze hebben dat tegengif van saamhorigheid.

Op Moerdijk kun je daadwerkelijk gewoon nog dat touwtje uit de brievenbus laten hangen. Al doen inwoners dat niet: de gewoonte is wel dat de achterdeur openstaat, vrienden en kennisen komen hier gewoon ‘achterom’.

Van de industrie merk je niet zoveel

En je merkt op het dorp trouwens weinig van de industrie, althans, de bewoners doen laconiek over wat zich in hun achtertuin afspeelt, op maar een paar honderd meter van de dorpsgrens.

Over de ontploffingen: ‘De wind stond tot nu toe altijd goed’, of ‘Er is altijd wat, in Enschede ontplofte die vuurwerkfabriek’, of ‘Mijn buurman verhuisde naar lage Zwaluwe, bleek hij naast een gevaarlijk drugslab terechtgekomen’.

Misschien is het grootspraak, of willen de inwoners over hun eigen nest. Uit onderzoek van de GGD West-Brabant bleek in elk geval te vinden.

Sommigen beweren dat de industrie de inwoners afkoopt door verenigingen en evenementen te sponsoren. Sponsoring van de gemeenschapszin als spiegeltjes en kraaltjes.

Maar zou dat logisch zijn? Als die bedrijven het dorp weg zouden willen hebben, als ze hun goddeloze gang wilden gaan, hadden ze veel meer aan een dorp zonder samenhang, waar niets te doen is. En het werkt nu eerder andersom, zeggen sommige inwoners: dat bloeiende dorp houdt Shell en ATM scherp.

Zou ik hier zelf willen wonen?

Bij de intocht van Sinterklaas wordt z’n stoomboot onthaald door tientallen jonge kinderen. Ik spreek vader Mark (32), hij werkt in de staalconstructie. Vertelt dat een hele generatie van twintigers zich nu op de Moerdijk vestigt.

‘Moerdijk is een rustig dorp met een goede basisschool’, ook volgens de 21-jarige taxichauffeur Van Valen. ‘Ideaal om je kind te laten opgroeien.’

Een keer betrapte ik mezelf erop dat ik even keek naar de huizenprijzen. De rust van een dorp, de stad om de hoek? Was het echt zo’n paradijs?

Een paar keer klapperden mijn oren van het onbeschaamde racisme dat je hier ook gewoon kunt horen. ‘Heerlijk rustig dorp’, riep iemand me na bij de haven, ‘Geen negers, Turken of Marokkanen!’

‘Heerlijk rustig dorp’, riep iemand me na bij de haven, ‘Geen negers, Turken of Marokkanen!’

Bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen stemde 27 procent van de inwoners op Wilders. Zwarte Piet blijft hier ook pikzwart. En van sommige inwoners mogen die Albanezen die zich verstoppen in het maïsveld gewoon platgereden worden.

Maar hoor je zulke taal ook niet in Rotterdam, waar ik zelf woon? Het is niet eigen aan Moerdijk. Wel eigen is die saamhorigheid. Moerdijk heeft nog altijd die troef: wie ergens lid wordt, integreert.

Jeu-de-boulen met Syriërs

Op het dorp wonen ook Syrische vluchtelingen, statushouders, niet veel, maar ze zijn evengoed welkom, bijvoorbeeld bij de jeu de boules, ‘als ze der eigen maar een beetje duidelijk kunnen maken, dan vind ik het goed’, zegt Kees Scheenaard. Gaat om die lol, tenslotte.

En soms is haattaal niet wat het lijkt. Op een tochtje door de velden rond het dorp zag ik een keer een Amerikaanse slee staan, een oude Ford, met achter de achterruit een verkiezingsbord met ‘VOTE TRUMP 2016’. Hier woonde Jacques van IJsseldijk (37), een ondernemer die de verlichting op snelwegen verzorgt. En die op z’n erf ook een prachtige privécollectie heeft met bussen, armaturen en ander straatmeubilair dat al verdwenen is.

Het dorp gaat naar de sodemieter, zegt-ie.

Na die crisis kwam er leegstand, die deels is opgevuld met mensen van ‘bepaald allooi’, zoals oud-bewoners van En dan had je de ‘oostblokkers’ op de camping om de hoek, ze bellen ’s nachts aan omdat ze met hun dronken harsens in de sloot gereden zijn. Of ze z’n vrachtwagen mogen om hun wagen eruit te trekken.

Dat Trump-bordje was een beetje om te provoceren, zegt-ie. Hij en z’n maten vinden Trump een goeie gast. Een poosje geleden liet hij voor de grap de wapperen op z’n erf, waren de mensen boos. ‘Alsof hier nou zoveel negers zijn.’

‘Op Wilders stem ik niet, met z’n kopvoddentax. Zeg nou gewoon eens: we gaan de criminélen aanpakken’

Maar op Wilders stemmen, zoals van het dorp deed? Dat dan weer niet. ‘Op hem stem ik niet, met z’n kopvoddentax. Zeg nou gewoon eens: we gaan de criminelen aanpakken.’ Nee, dat jaar had hij, opnieuw voor de grap, een poster van de SGP voor z’n raam geplakt. Had iedereen zoiets van: jij, die vloekt als een ketter?

Ik vraag hem naar het dorpshart. ‘Het was beter geweest als de kerk gewoon nog met mensen gevuld was. Ik heb paar keer gezegd: jullie zullen gestraft worden als dorp, jullie slopen Gods huis.’ Hij vind het geldverkwisting, de industrie zal vroeg of laat toch het dorp opslokken.

Maar zelfs deze vrolijk-cynische Moerddijker, de internettrol van het dorp, blijkt besmet met dat gekke stofje. Want ook hij doet vrijwilligerswerk.

Tijdens het laatste Oldtimer Festival, een van de grootste evenementen in het dorp, regelde hij de pendelbussen. ‘Een heel belangrijke taak’, zegt hij trots, ‘anders loopt het allemaal vast.’

Foto: Arjen van Veelen

Mama doet mensen helpen

Een paar dagen later in café de Put wordt de uitslag bekend van de crowdfunding voor de speeltuin. In totaal is er € 14.820,86 opgehaald. Oftewel: bijna vijftien euro per inwoner.

Later zit ik aan tafel bij Bianca Lankhuijzen, moeder van het gehandicapte kind dat de inspiratie vormde voor de speelplaats. In haar woonkamer staat een groot tafereel met besneeuwde minihuisjes, er rijden treintjes, er is een schaatsrijbaan, koek en zopie. Net Moerdijk, zeg ik voor de grap. Maar zo ziet Bianca het ook echt.

Ze studeerde rechten en heeft nu een eigen bedrijf als bewindvoerder van mensen die in schulden zijn geraakt. ‘Mama doet mensen helpen’, zo legt ze het haar kinderen uit.

Via haar werk merkt ze dat de maatschappij ‘steeds individualistischer’ wordt, ze komt jonge mensen in schulden tegen die sociaal volledig geïsoleerd zijn, bijvoorbeeld.

Als Nederland iets van Moerdijk kan leren, is het hoe je elkaar helpt

Als Nederland iets van Moerdijk kan leren, zegt ze, is het hoe je elkaar helpt. Hier zijn weinig egoïsten. Het ‘buren helpen elkaar’ gaat hier veel verder dan dat cliché van een kopje suiker.

Dat merkte ze pas echt toen hun dochter de diagnose kreeg, haar hersenen zijn glad, in plaats van de ribbelige bloemkooltjes – ze houdt de ontwikkeling van een baby van zeven maanden.

Het nieuws ging als een lopend vuurtje rond. Binnen no time zat haar huis vol vrienden en buren, iedereen die het verdriet met haar deelde.

Ook Jos Schalk kwam later even langs, die bij de gemeente werkt, tevens een van de meest energieke promotors van het dorp Moerdijk. Hij bedacht later die crowdfunding. Het balletje ging rollen, mensen begonnen spontaan allerlei sponsoracties.

‘Je hebt altijd kartrekkers nodig’, zegt Bianca, ‘maar dit dorp bestaat uit heel veel kartrekkers.’

Komend voorjaar zou de speeltuin al af moeten zijn, ze droomt al van de dag dat ze met haar twee kinderen op de woensdagmiddag daar gaat picknicken, Rens die van de glijbaan gaat, Fenne die schatert in de rolstoelcarroussel.

Saamhorigheid als tegengif tegen individualisme

Die middag loop ik naar de Stephanuskerk. De bouwsteiger lonkt, de bouwvakkers vinden het best dat ik naar boven klim.

De zuilengalerij beneden, dat karkas, heeft al een bijnaam gekregen: het Parthenon van Brabant. Het is de tempel van een trots dorp.

Dat maakt die uitspraak van Nijpels, dat het dorp maar beter weg kon, nu des te wranger. Zijn woorden pasten in de logica van de tijd, de logica van groei, van vrije markt, van krachten die zo vaak als onvermijdelijke natuurverschijnselen worden gezien.

There Is No Alternative, zo heet het: we moeten mee in de vaart der volkeren. ‘Schiphol zal altijd blijven groeien. Dat is nu eenmaal zo’ – je kon het Buma laatst nog horen zeggen, in Nieuwsuur.

Maar moeten we per se mee?

Nog altijd staat Moerdijk bij veel mensen synoniem voor ‘het dorp dat toch zou verdwijnen?’ En de apocalyptische beelden zijn niet zomaar van het netvlies. Maar er is ook een veel spectaculairder verhaal: het nietige Moerdijk laat zien dat het wél zin heeft om je te verzetten tegen die zogenaamde onafwendbare krachten. En dat er een alternatief is: de menselijke maat aanhouden.

Dit dorp wijkt voor niets. Er is altijd een alternatief

Hoe houden we de planeet leefbaar? Hoe houden we samenlevingen leefbaar? Het zijn de grote vragen van deze tijd. Het nietige Moerdijk vormt een mogelijk antwoord.

Cedo nulli – ik zie de tekst op de voormalige pastorie tegenover de kerk. Ik wijk voor niemand. De eigenaar vocht jarenlang tegen het Logistiek Park Moerdijk, een strijd die nog altijd niet gestreden is, trouwens.

Nu gaat hij zelf verhuizen, toch nog wijken uit Moerdijk, maar de tekst blijft hangen, als een prachtig motto voor dit dorp en de rest van de wereld.

Wijk niet zomaar, want er is wel een alternatief.

Meer lezen?

Wat een Action-caissière me leerde over de Gele Hesjes: nostalgie naar de jaren negentig is heel begrijpelijk Ik liep met de Gele Hesjes heen en weer over de Erasmusbrug in Rotterdam. Hoewel ik zingeving zocht, vond ik vooral mensen die zich zorgen maakten over geld. En terugverlangden naar het Nederland van de jaren negentig. Lees het verhaal van Arjen hier terug Waarom mensen wegzetten als racist (of terrorist, of fascist) zo slecht werkt Het is maar al te verleidelijk om aan te nemen dat je tegenstander niet deugt. Maar wat als GroenLinks én de PVV zich gewoon zorgen maken om Nederland? En wat als dit ook geldt voor aanhangers van DENK én Forum voor Democratie? Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam een jonge psycholoog tot een radicale conclusie: zelfs je ergste vijand lijkt meer op je dan je denkt. Lees het verhaal van Rutger hier terug Laten we dit Kerstverhaal aan elkaar vertellen - juist nu Meer dan honderd jaar geleden gebeurde er iets ongelofelijks: duizenden soldaten kwamen uit hun loopgraven en vierden samen Kerst. Haat en vijandschap zitten namelijk niet diep in onze natuur, maar vormen een dunne laag op een goed hart. Om te lezen of te luisteren! Lees het verhaal van Rutger hier terug