Op 2 januari ga ik ’s avonds langs bij de Syrische familie Alrashed in het Groningse dorpje Glimmen en val ik midden in een grote opwinding. Het gezin heeft het over maar één ding: de PostcodeKanjer die op nieuwjaarsdag in hun dorp is gevallen. De grootste jaarlijkse prijs van de Postcode Loterij bedraagt 53,9 miljoen euro en al die miljoenen gaan naar de deelnemers in Glimmen.

Er valt niet aan het nieuws te ontkomen. Op het grasveldje achter de Alrasheds tuigt de Postcode Loterij een podium op. Er rijdt een immense rode truck door het dorp, met daarop in duizenden lampjes nog maar eens het bedrag: 53,9 miljoen. Overal lopen journalisten rond, die aan Glimmenaren vragen hoe ze zich voelen – oudste zoon Mohammed

De helft van het bedrag wordt meteen uitgedeeld aan vijf huishoudens in één straat. Zij wonen in kasten van huizen – het leidt tot De andere helft, toch nog 26,95 miljoen euro, gaat naar de rest van de deelnemers die verspreid over het dorp wonen. Tot 4 januari blijven zij in spanning wat hun lot waard is.

Op het veldje voor het podium ziet Mohammed hoe Glimmenaren op hun mobiele telefoon alvast een globale rekensom maken. verdeeld over 450 huishoudens. Stel dat de helft een lot heeft, wat winnen we dan?

Mahmoud en zijn zoon Jamaan. Foto: Tryntsje Nauta (voor De Correspondent)

Op een haar na miljonair? Alhamdoelillah

De Alrasheds doen niet mee aan de Postcode Loterij. Preciezer gezegd: zij doen niet meer mee. Zo’n anderhalf jaar betaalden ze maandelijks een lot, op die hen als vluchtelingen wegwijs maakt in Nederland. ‘Doe maar, misschien win je wat’, zei hij.

Zo verdween elke maand 13 euro van hun rekening. Want zo voelde het: het verdween. Er kwam geen eten en kleding voor terug, of iets anders wat een bijstandsgezin met vier kinderen hard nodig heeft. Een halfjaar geleden was de keuze snel gemaakt: de Postcode Loterij ging de deur uit.

De kinderen gaan gamen en tv kijken, Huda en Mahmoud zetten eten op tafel. Niemand heeft het nog over de Postcode Loterij

En toen werd het 2019 en reed de truck van 53,9 miljoen het dorp in.

Wat hadden ze niet met hun deel van al die miljoenen kunnen doen? Mohammed is woedend. Ook zijn moeder Huda moet slikken. Ze hadden hun familie in Syrië kunnen helpen, die vaak honger heeft omdat eten onbetaalbaar is. De baby van Huda’s broer werd al eens ernstig ziek door ondervoeding.

Een halfuur na mijn binnenkomst brengt vader Mahmoud zijn gezin met één woord tot bedaren. Kalm kijkt hij voor zich uit als hij zegt: ‘Alhamdoelillah’, dank aan God. Hij zegt het nog eens en nog eens, tot iedereen in huis stil wordt.

De kinderen gaan gamen en tv kijken, Huda en Mahmoud zetten eten op tafel. Niemand heeft het nog over de Postcode Loterij.

Als ik uren later de deur bij de Alrasheds achter me dichttrek, is me over deze familie iets duidelijk geworden wat ik eerder niet zo scherp zag. Ondanks tegenslag zijn ze dankbaar. PostcodeKanjer of niet, ze hebben het goed.

Niet meer zo nieuw in Nederland

Ik leer de familie Alrashed ruim twee jaar geleden kennen als ik samen met collega Dick Wittenberg gedurende een halfjaar schrijf over vluchtelingen die net hun verblijfsvergunning in Nederland hebben gekregen. Onder de noemer maken we voor De Correspondent zo’n zestig verhalen over hoe ze hier een nieuw bestaan opbouwen.

We baseren ons op vragenlijsten die Correspondentleden maandelijks invullen samen met honderden vluchtelingen. Ik doe dat samen met Huda, die ik via via in Glimmen leer kennen, niet ver van waar ik woon. Huda’s antwoorden worden verwerkt in algemene artikelen waarin Dick en ik de resultaten beschrijven. Daarnaast maak ik

Sinds afgelopen december werken Dick en ik aan een We keren terug naar een aantal vluchtelingen die we eerder portretteerden en vragen ons af: hoe gaat het met ze? Hebben ze hun draai gevonden?

Ik weet meteen wie ik wil spreken: Huda Alrashed. Eigenlijk hoef ik niet naar haar terug te keren; we zijn nooit uit elkaar gegaan. Huda en ik zijn elkaar blijven zien, je kunt gerust zeggen dat we bevriend zijn geraakt.

Tamin en Jamaan. Foto: Tryntsje Nauta (voor De Correspondent)

Het gaat héél goed

Door haar maak ik van dichtbij mee hoe mensen zichzelf overplanten naar een ander deel van de wereld. Ik zie hoe dat proces stapje voor stapje vordert. De Alrasheds kwamen in 2015 in Nederland, kregen in 2016 hun rijtjeshuis in Glimmen en zijn intussen aardig geworteld.

Huda (35) werkt op de basisschool in Glimmen als overblijfmoeder, en als vrijwilliger in de bibliotheek. Mahmoud (44) is deze maand begonnen met een baan bij Landschapsbeheer Groningen – eerst als vrijwilliger en als het goed gaat in betaalde dienst. De vier kinderen gaan ieder naar een school die bij hen past.

De Alrasheds wekken de indruk dat ze gelukkig zijn in Glimmen. Als ik Huda voor dit verhaal vraag of die waarneming klopt, antwoordt ze: ‘Ja, het gaat héél goed.’ Ze is blij dat zij en Mahmoud werk hebben, en dat ze steeds meer mensen in het dorp kennen.

Het geluk van de Alrasheds is ook een kwestie van houding, wordt me op 2 januari duidelijk. Ik heb ze vaker ‘alhamdoelillah’ horen zeggen, maar deze keer is het effect waarneembaar. De PostcodeKanjerstress verdwijnt vrijwel meteen. We eten, we praten, we lachen uitgebreid. Een paar dagen later bel ik Huda en lijkt 2 januari een gebeurtenis uit de prehistorie. ‘Ach ja, de Postcode Loterij.’

Ik begin het patroon te zien: de Alrasheds zijn dankbaar als iets lukt en dankbaarheid sleept hen er ook doorheen als iets níet lukt. Het eerste is voorstelbaar, het tweede lijkt me moeilijker.

Zorgen over achterblijvers in Syrië

De Alrasheds hebben in hun Nederlandse bestaan genoeg tegenslag gehad. Soms zijn ze boos, gedeprimeerd of wanhopig – Huda en Mahmoud zijn geen supermensen. Ik herken intussen de signalen. Als Huda zucht en ‘ya rab’ roept, een kreet om hulp richting de Allerhoogste, weet ik hoe laat het is.

Ze maken zich aanhoudend zorgen over hun achtergebleven familie in Syrië. Via Skype en Whatsapp hebben ze dagelijks contact. Het was lange tijd de reden dat Mahmoud Hij was constant met zijn gedachten in Syrië, vooral bij zijn oude moeder die hij moest achterlaten.

Zorg nummer twee kwam hieruit voort: zou Mahmoud werk vinden? In Syrië was hij monteur van scooters en motors. ‘Mahmoud is handig’, zegt Huda tegen iedereen die het wil horen. Hij was ook banketbakker en hij houdt van koken. Niemand verlaat de familie Alrashed zonder te proeven van wat hij nu weer heeft klaargemaakt.

Het was lange tijd de reden dat Mahmoud geen woord Nederlands in zijn hoofd kreeg: hij was met zijn gedachten in Syrië

Maar ja, hoe vielen die kwaliteiten in Nederland in geld om te zetten als hij het Nederlands onvoldoende machtig was?

Zorg nummer drie: hoe kwamen ze Toen ik Huda en Mahmoud twee jaar geleden ontmoette, snapten ze niet hoe Nederlanders met elkaar omgaan. In Syrië waren ze gewend dat familie, vrienden en buren voortdurend bij elkaar binnenliepen. Tijdens de ramadan zat de hele buurt tot diep in de nacht op kleden op straat. Je leefde samen en hielp elkaar.

Glimmen leek bijna een andere planeet. Als de Alrasheds op straat mensen uitnodigden of de buren vroegen langs te komen, kregen ze meestal te horen: ‘We hebben het druk.’ Ze hoorden het zo vaak, dat Mahmoud zich afvroeg wat voor werk al die mensen deden. Hoe kon je het nou altijd druk hebben? ‘Ze hebben wel tijd om de hond uit te laten’, zei hij.

Huda en Mahmoud misten de gezelligheid, het idee dat ze deel uitmaakten van een gemeenschap. Natuurlijk konden ze andere Syriërs in de buurt opzoeken, maar er waren zoveel meer Nederlanders om hen heen. ‘We willen graag weten hoe jullie leven, zodat we jullie snappen’, zei Huda toen tegen mij.

Wesal. Foto: Tryntsje Nauta (voor De Correspondent)

Dankbaar zijn in Glimmen is voor de Alrasheds geen kunst

Maar hoeveel zorgen er ook waren, altijd kwam er een moment dat het woord ‘alhamdoelillah’ viel. Het woord dwingt hen te kijken naar wat ze wel hebben. En dan is de conclusie simpel: ze hebben het oneindig veel beter dan hun familie in Syrië. ‘We zijn zo blij dat we hier zijn’, zegt Huda als ze in december met haar gezin bij mij op bezoek is. ‘We hebben rust aan het hoofd, stabiliteit, geen oorlog’, vult Mahmoud aan.

Ook buiten Syrië hadden ze zoveel slechter terecht kunnen komen. Familie van hen vluchtte naar Saoedi-Arabië, waar het al gauw kost om als buitenlander te kunnen werken. De echtgenoot van Huda’s zus kon dat niet betalen en belandde in de gevangenis. ‘Saoediërs spreken dezelfde taal als wij en zijn moslims zoals wij. Maar ze behandelen ons als honden’, zegt Mahmoud.

De Alrasheds weten ook uit eigen ervaring hoe het leven in andere landen is. Na hun vlucht uit Syrië in 2012 woonden ze in Jordanië en Egypte, maar het lukte niet er een bestaan op te bouwen. Vooral Egypte vonden ze verschrikkelijk. ‘Egyptenaren houden niet van Syriërs en wakkert dat aan’, vertelde

Ze wilden naar Europa, maar ze wisten niet hoe ze er moesten komen. Met zijn allen in een bootje van een mensensmokkelaar zou tienduizenden euro’s kosten en dat geld hadden ze niet. De enige mogelijkheid die ze zagen, was zoon Mohammed meesturen met Huda’s broer, die ook in Egypte was.

Mohammed was tien, Huda’s broer achttien. Na vijftien dagen dobberen op de Middellandse Zee kwamen ze aan in Italië. Daarna reisden ze over land naar Nederland, waar ze asiel kregen. Huda, Mahmoud en de rest van de kinderen volgden via gezinshereniging.

Dus ja, dankbaar zijn in Glimmen is voor de Alrasheds geen kunst, ook al lopen sommige dingen anders dan ze willen.

‘Vergeten we nu niemand?’

Die houding betekent niet dat ze afwachten wat er op hen afkomt. Huda slaagde afgelopen jaar voor die vluchtelingen met een verblijfsvergunning verplicht binnen drie jaar moeten halen. Ze regelde zelf haar baan bij de basisschool van haar kinderen.

Mahmoud ploeterde jaren met de cursus en mocht toen stoppen – met dank aan de Nederlandse autoriteiten die inzagen dat hij leerproblemen had. Via de gemeente vond hij zijn werk; hij onderhoudt openbaar groen.

Huda somt op met wie ze omgaan: Etta, Theo, Margriet, Bonnie, Alice, Jan, Annie, Henk Jan, Ingrid, Annemiek...

Ook aan hun sociale contacten in Glimmen werkten ze hard. Ze bleven mensen uitnodigen, bijvoorbeeld als hun kinderen ergens speelden en ze aan de praat raakten met de ouders. ‘Het heeft tijd gekost’, zegt Huda, ‘maar nu durven ze bij ons te komen. Er is vertrouwen.’

Huda somt op met wie ze omgaan: Etta, Theo, Margriet, Bonnie, Alice, Jan, Annie, Henk Jan, Ingrid, Annemiek, Andrea, Iris, Reinier en Bertus. ‘Vergeten we nu niemand?’ vraagt ze aan Mahmoud.

Achteraf heeft Huda begrip voor de afstandelijkheid die ze in het begin voelde. ‘Mensen keken alleen maar naar ons. Ach, ze moesten gewoon aan ons wennen’, lacht ze.

Bijna dagelijks gaat de bel

De eerste contacten verliepen via de protestantse kerk. Jan van de diaconie, verantwoordelijk voor de armenzorg, bezocht hen elke week. Hij bezorgde hun een vaatwasser en talloze andere nuttige zaken.

Toen Jan vertelde dat er met kerst feest in de kerk was, boden Huda en Mahmoud aan te helpen. ‘We zijn wel moslims, maar allereerst zijn we mensen’, zegt Huda. Na afloop van de kerkdienst serveerden ze koffie, thee en chocomelk. Glühwein deed iemand anders, grinnikt Mahmoud.

Gaandeweg kregen ze meer bezoek en nu gaat bijna dagelijks de bel. De achterbuurvrouw komt vaak langs met haar kind dat even oud is als hun jongste. Een andere buurvrouw vroeg laatst of Huda alsjeblieft eten wilde brengen toen ze ziek was.

Dankzij al dat bezoek gaat ook het Nederlands van Mahmoud vooruit. Nadat zijn gasten het eten op hebben, wijst hij bijvoorbeeld op de bank in de woonkamer en zegt: ‘Slapen?’ Dan breekt gelach uit. ‘Nederlanders houden van Mahmoud’, zegt Huda.

Tamin en Mohammed. Foto: Tryntsje Nauta (voor De Correspondent)

Het leven in Nederland begint nu pas echt

De Alrasheds krijgen zoveel hulp uit het dorp, dat ze het bijna niet kunnen geloven. Zoveel Glimmenaren leggen hun uit hoe Nederland werkt of waar ze iets kunnen kopen. Zoveel dorpsgenoten brengen meubels, kleren of keukenspullen. Af en toe staan er zelfs wildvreemden voor de deur om te vragen of ze iets nodig hebben.

Van de juf van zoon Tamim kreeg het gezin een oude trampoline, die voor de rijtjeswoning kwam te staan. De hele buurt stond er bijna dagelijks op te springen, waardoor hij uit elkaar begon te vallen. Toen de overburen dat doorkregen, kochten ze een nieuwe.

Afgelopen zomer gebeurde er nog iets bijzonders. Alice, de zus van Jan, regelde dat de Alrasheds voor het eerst in Nederland een week op vakantie konden. Met financiële hulp van de kerk huurde ze een vakantiehuisje in Brabant, waar ze het gezin met andere Glimmenaren in de auto naartoe bracht en weer ophaalde.

De Alrasheds hadden een prachtige week. Ze konden zwemmen en snookeren. Ze maakten wandelingen. Ze rustten uit.

Is hun leven in Glimmen nu klaar? Verre van. Mahmoud zou het liefst ergens als kok aan de slag gaan, eventueel in een eigen restaurant of cateringbedrijf dat hij samen met Huda begint. Huda wil daarvoor graag een opleiding doen. ‘Ik wil mij ontwikkelen’, zegt ze vaak.

Voor het zover is, moeten er nog hindernissen worden genomen. Ze moeten de studie van Huda bekostigen. Ze moeten een weg vinden om een bedrijf op te richten. Het leven in Glimmen is nog maar net begonnen. Alhamdoelillah.

Verder lezen?

De Syrische kok Omar wilde op eigen benen staan in Nederland. Zijn recept: nieuwe vrienden Drie jaar geleden vluchtte Syriër Omar Sbeini naar Nederland. Nu is hij kok, spreekt hij vloeiend Nederlands en heeft hij een eigen bedrijf. Aan de overheid heeft hij weinig gehad. Aan zijn kring nieuwe Nederlandse vrienden des te meer. ‘Zonder contacten begin je hier niets.’ Lees het verhaal van Dick hier terug Nieuwkomers verbazen zich over Nederland. Waarom hebben mensen hier ’s avonds hun gordijnen open? Bijna 80.000 nieuwkomers moeten inburgeren in Nederland. Dus vroegen we 172 vluchtelingen hoe dat gaat. Nou: ze redden zich hier beter dan toen ze hier aankwamen. Maar veel dingen blijven raar aan Nederland. Lees het verhaal van Dick hier terug