De tv-film Hemingway & Gellhorn  handelt over de belevenissen van deze twee grote schrijvers tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Kogels, whisky, liefde, seks, kogels, nog meer seks. Lekker. Het is een wanstaltig slechte film, de Spaanse burgeroorlog is teruggebracht tot rondvliegend puin, maar dat kan de kijkpret niet drukken. Martha Gellhorn en Ernest Hemingway worden geportretteerd als de zuipende, lijdende, ruziemakende oorlogscorrespondenten die ze waarschijnlijk ook waren en, jongens, wat spreekt dat tot de verbeelding. 

Wie wil dit leven niet? Opererend aan het front van een historisch conflict, onverstoorbaar tikkend terwijl de grauwe hotelkamer kapot wordt gebombardeerd, onderwijl Pulitzerprize-waardige stukken afleverend. Het is de fantasie van elke student journalistiek. 

Tot zover de heroïek. Zoals altijd bij heldenvertellingen gaat er ook een andere, iets minder tot de verbeelding sprekende werkelijkheid achter schuil. De moderne journalist verdient slecht. Twintig jaar geleden groeiden kranten nog tot in de hemel. Was je in dienst bij een krant of een omroep, dan was je vaak in het gelukkige bezit van een bovenmodaal inkomen en uitstekende arbeidsvoorwaarden. Voor de nieuwe generaties geldt dat steeds minder.

Ik houd van de romantiek van het journalistieke vak en zelfs van de opgeklopte en melodramatische heroïek.

Een jonge journalist slijt nu vaak noodgedwongen een deel van zijn werkweek bij een tekstbureau waar hij weinig verheffende beleidsteksten typt in de hoop dat deze week zijn fraaie staaltje onderzoeksjournalistiek ergens wordt geplaatst. En ook als hij, freelancend en wel, met enige regelmaat publiceert, kan hij per woord vaak niet meer dan 15 of 20 eurocent rekenen, waardoor hij na weken hard werken 500 euro bruto terugvindt op zijn bankrekening.  

Kranten en omroepen hebben te maken met minder lezers, kijkers en luisteraars en een krimpende advertentiemarkt. De traditionele inkomsten worden schaars en in de plaats daarvan melden zich grote financiële investeerders. Bedrijven, geïnteresseerd in het snelle en maximale rendement, vervoegen zich bij de hoofdredacteur en stellen eisen aan de verkoopbaarheid, de aantrekkelijkheid en de winstgevendheid van hun investering. 

Natuurlijk, elke zichzelf respecterende journalist denkt ‘stik’. Maar hij kan niet verhinderen dat lichte, dwingende formats zijn werkterrein inperken en dat lifestyle en infotainment toenemen. Net zo min kan de moderne journalist verhinderen dat een 24-uurs nieuwseconomie, de daarbij horende vluchtigheid in nieuwsconsumptie en de onderlinge, commerciële wedijver van talloze (klassieke en digitale) media zijn vak grondig veranderen.

Ik ben geen journalist. Wel ben ik een groot liefhebber van gedegen journalistiek. Ik houd van het nauwkeurige, nauwelijks tot eer strekkend uitzoekwerk, van kritische analyses van de macht, van oorlogsverslagen, van grote historische verhalen en kleine etnografieën. Ik houd van schrijven, van onafhankelijk denken, van vrije geesten. Ik houd van de romantiek van het journalistieke vak en zelfs van de opgeklopte en melodramatische heroïek zoals je in Hemingway & Gellhorn ziet. Bovenal houd ik van mensen die, zoals de Hongaarse schrijver György Konrád ooit opmerkte, langzaam durven denken in een snelle tijd. 

Om deze eenvoudige reden heb ik me verbonden aan De Correspondent. Niet om het journalistieke establishment te bekritiseren of te provoceren. Wel om ruimte te scheppen voor en bij te dragen aan een prachtig ambacht.