Laatst was er een feestje op het pleintje bij mij om de hoek. Het is een piepklein pleintje, driehoekig van vorm, de langste zijde telt nauwelijks vijftig meter. Maar het was de maanden daarvoor grondig op de schop gegaan. Nieuwe klinkers, nieuwe bankjes, alles nieuw. Dat werd flink gevierd: er stond een circustent, er waren hapjes, er was een wethouder. En er was zelfs een speciaal lied gecomponeerd, op de melodie van Les Champs Elysees:

Oh MiddellandpleinOh oh MiddellandpleinIedereen had een ideeStadsontwikkeling nam het meeWe kunnen nu gelukkig zijnOp ons Middellandplein

Want het was niet zomaar een nieuw pleintje; de make-over was het resultaat van cocreatie. Oftewel: burgers en ambtenaren hadden het nieuwe pleintje samen bedacht.

Een verdacht trendy woordje

Nu klinkt ‘cocreëren’ als een verdacht trendy woordje. Zie bijvoorbeeld ook: bottom-up urban transition of participatory citymaking. Het woordje duikt op sinds we in de participatiesamenleving schijnen te leven: de overheid trekt zich terug, burgers gaan meer zelf doen. Maar wat betekent het?

Welnu, in Middelland, de wijk waar we net waren komen wonen, bleken ze al jaren te experimenteren met een vrij radicale vorm van zelfbestuur. ‘Mooi, Mooier, Middelland’ heette dit experiment. De twaalfduizend wijkbewoners mochten samen liefst zeven miljoen euro stukslaan om de hele wijk op te knappen, met de steun van burgemeester Ahmed Aboutaleb. Oftewel: bijna zeshonderd euro per bewoner. Met dat geld moest ‘de veiligheid’ verbeterd worden, maar dat mocht heel breed worden genomen.

Oftewel, deze Rotterdamse wijk had de cocreatiestraatprijs gewonnen.

Daar hadden we nog geen flauw benul van toen we hier kwamen wonen, vorig voorjaar. Het duivenpleintje, zo noemden we het gewoon, mijn zoontje van toen 2 mocht er graag rondfietsen om de duiven op te jagen die er altijd rondhingen. Het was toen nog gewoon een wat sneu stadspleintje, een driehoek met aan alle zijden een rijbaan, een eilandje dus. Er was een verpieterd plantsoentje, wat bankjes.

Het pleintje in juli 2017 via Google Maps

Aan het pleintje grensde een reeks sociale huurwoningen. In een ervan woonde een jongen met een scooter bij wie je naar men zei drugs kon kopen. Even op de scooter slaan, deed hij open. ’s Ochtends lag er op het pleintje vaak glas, bij de bankjes stonden lege blikjes, offers voor de goden van de nacht. Ook op klaarlichte dag kon je er een verslaafde in de weer zien met een aansteker onder aluminiumfolie. Ruim de helft van de wijkbewoners had volgens de statistieken een laag inkomen en er zaten overal cafés waar bier 1,50 euro was.

En toch, er waren al de tekenen van oprukkende veryupping. Naast het pleintje was bijvoorbeeld al een eettentje verschenen waar je biodynamische wijn kon drinken voor 7,50 euro per glas. Er waren regelmatig artistieke pop-upgebeurtenissen op het pleintje. Of food events.

Dat veryuppen was trouwens tot voor kort officieel gemeentebeleid. Het vorige college had dit stukje Rotterdam-West aangewezen als plek waar meer moeten komen wonen. Daarmee bedoelden ze: academische of hbo-opleiding, woning met WOZ-waarde van meer dan 160.000 euro. Lees: witte mensen, bakfietsmensen. En die mensen lok je met speelplekken voor kinderen en meer groen.

En toen kwamen de graafmachines

Op een dag in de herfst verscheen er op het plein een groot houten reclamebord met daarop een toekomstvisioen: een artist impression van het nieuwe pleintje. Niks geen duiven meer of drugs; vrolijke mensen van alle kleuren en standen flaneerden langs grazige perkjes en volle terrassen.

Het billboard deed me denken aan de folders van de Jehova’s getuigen, met die tekeningen van gelukzalige mensen die hand in hand door bloemrijke weilanden rennen. Maar er stonden andere teksten bij: ‘In Mooi, Mooier, Middelland werken bewoners, ondernemers, eigenaren en de gemeente Rotterdam in cocreatie aan de wijk.’

Daaronder wat hashtags met trendy woordjes:

#SamenStadsWijkMaken

#Community

#Shoplocal

#Middellandstraat

En toen kwamen de graafmachines. De radicaalste verandering: de straat die langs de sociale huurwoningen liep, werd opgeheven. Ook de twintig parkeerplaatsen die daar waren, werden geofferd. Die ruimte werd geannexeerd door het plein, dat daarmee groter en groener werd.


Foto’s: Arjen van Veelen

Samen met mijn zoontje van 2 ging ik naar het openingsfeest. Er waren enige tientallen, voornamelijk witte, buren en ambtenaren. We bliezen wolkjes. Inmiddels had het groepje cocreëerders de tweede strofe ingezet van het Middellandpleinlied:

Hipster, moslim of bejaardNiemand wordt hier aangestaardWe flaneren het liefst rondOp Mid’landse grond

Maar intussen zat mijn zoontje aan mijn been te sjorren. Hij wilde terug naar huis, de wind sneed in zijn wangen. Hij was hevig teleurgesteld: hij dacht dat in de circustent zijn televisieheld clowntje Bumba een show zou geven.

‘Oké, we gaan’, zei ik. Zelf was ik ook wat underwhelmed door het nieuwe plein. Dat was weliswaar groter geworden, maar die uitbreiding was meteen tenietgedaan door twee reusachtige betonnen plantenbakken die dwars op het plein waren aangelegd. Ze namen bijna de helft in beslag. Er zat vooralsnog alleen modder in.

Het plein is verdwenen, mopperde ik in mezelf, toen we naar huis liepen. Een plein hoort een open vlakte te zijn waar mensen kunnen samenkomen. Zonder echte pleinen ook geen publieke zaak, foeterde ik. Denk aan de agora van de oude Grieken, die leg je ook niet zomaar vol met plantenbakken, dan komt de democratie in gevaar…

Maar wacht, die plantenbakken wáren juist de democratie, bedacht ik toen. Want ik woonde hier nog maar net, maar de andere bewoners hadden kennelijk na jaren cocreëren in alle wijsheid tot precies dit plein besloten.

Ik moest me neerleggen bij de volkswil.

Foto: Arjen van Veelen

Toen sprak ik mensen die helemaal niet blij waren met het pleintje

Wie schetst echter mijn verbazing toen ik later op het gloednieuwe pleintje regelmatig mensen sprak met mensen die er helemaal niet blij mee waren! En let wel, dat waren vaak juist de mensen die direct aan het nieuwe plein woonden, in de sociale huurwoningen. Vaak niet-witte mensen. Een klein groepje, maar ze woonden er soms al decennia. Dit plein was hun voortuin.

Eerst dacht ik nog: de mensen hebben ook áltijd wat te zeiken, het is niet goed of het deugt niet, et cetera. Maar wat bleek, deze mensen hadden juist best invoelbare bezwaren. Want die verdwenen parkeerplaatsen waren ‘hun’ parkeerplaatsen. Nu moesten ze vaak enige honderden meters lopen, want in deze buurt is ’s avonds vaak een flink parkeertekort (kan ik bevestigen).

En ook die bloembakken vonden velen maar niks. Daar kon je niks mee, behalve op de randen zitten. En juist dat maakte van het nieuwe plein in hun ogen één grote, potentiële hangplek – precies wat ze niet wilden.

Was dit achterafgeklaag, hadden ze dit eerder moeten zeggen? Maar dat hádden ze juist gedaan: ze waren naar inspraakavonden geweest, ze hadden zelfs handtekeningenacties georganiseerd tégen het weghalen van die parkeerplaatsen. ‘Maar ze doen toch wat ze al wilden doen’, zoals een pleinbewoner zei.

Ik liep binnen bij de kapper op de hoek, Hairstudio Carmen. Die kapper zat hier al een kwart eeuw en trekt mensen van heinde en verre. Ja, het pleintje zag er nu mooier uit, moest ze bekennen, maar het was precies wat ze niet wilde. Ze had al jaren overlast van hangjongeren, was bedreigd op het pleintje, en nu had ze extra hangplekken voor de deur – maar geen parkeerplaatsen voor haar klanten meer.

‘Ik heb twee jaar gepraat en ze luisteren gewoon niet, ze doen toch gewoon wat ze zelf willen’

Ze had klanten die uit Groningen kwamen, moesten die gaan fietsen? Ze had zelfs brieven gestuurd aan de burgemeester. ‘Ik ben er helemaal klaar mee’, zei de ondernemer. ‘Ik heb twee jaar gepraat en ze luisteren gewoon niet, ze doen toch gewoon wat ze zelf willen.’

Ik stond perplex. Hier leek iets gehaperd te hebben in de bottom-up urban transition. Of was dit een bizar experiment, waarbij bewoners met de grootste belangen precies het minste kregen?

Ik googelde wat, er bleken al twee scripties over het project Mooi, Mooier Middelland verschenen. En zelfs een boek over het proces, geschreven door een voormalig NOS-directeur, tevens buurtbewoner.

En er was zelfs een over Mooi, Mooier, Middelland – ik klikte het gauw weer weg, want de taal ging me boven de pet. Ik las bijvoorbeeld: ‘Tegen de achtergrond van de hierboven beschreven transitiecontext binnen het bestuurlijke model kwam binnen de gemeente een krachtenveld op gang over de vraag wie in de lead zou moeten zijn.’

Ik kon beter mensen van vlees en bloed spreken. Even later zat ik aan tafel met twee ambtenaren die namens de gemeente het cocreatieproces hadden begeleid. Het waren Lot Mertens, de ‘wijkmanager’, en Niels Hoogwerf, de ‘gebiedsnetwerker’. Ik schrok even van die titels, maar tot mijn grote opluchting bleken dit juist twee Rotterdammers die heel klare taal spraken.

Lot: ‘De gemeente verzint steeds weer nieuwe woorden, wat een wijkmanager doet is gewoon praten met Rotterdammers.’

Niels: ‘Onze kernkwaliteit is: het systeem opnaaien en in contact brengen met normale mensen.’

Drie jaar cocreëren was ze niet in de koude kleren gaan zitten

En we hadden het al gauw over ‘de bagger’ en ‘de shit’ waarin ze vaak verzeild raakten. Drie jaar cocreëren was ze niet in de koude kleren gaan zitten. Ze hadden gebotst met zowel boze bewoners als met bobo’s binnen de gemeente. Ze waren helemaal gemangeld. Gelukkig konden ze er zelf om lachen.

Niels: ‘Ik zei vaak tegen bewoners: “Je mag wel tegen mij zeiken, maar wat doe je dan zelf?” Dan was het vaak: “Ja, daar heb ik niet zo’n zin in, ik wil eigenlijk gewoon een beetje tegen jou zeiken.”’

Lot: ‘Het klagen tegen een instituut – de gemeente – is altijd heel lekker. Maar als je zegt: jullie zijn met elkaar verantwoordelijk, dan moet je opeens bij je buurman gaan klagen. Dat is onprettig.’

Lot en Niels. Foto: Arjen van Veelen

We zaten in een nieuw hip koffiezaakje dat net was geopend aan het pleintje. Ik nam een slokje van mijn verse citroen-gemberthee en slikte mijn vraag over die parkeerplaatsen in. Dit ambtenarenduo leek toch al ieders favoriete kop van Jut.

Die straatprijs van zeven miljoen voor de hele wijk Middelland bleek voor veel bewoners juist best lastig, zegt Lot. Zaten ze de ambtenaren aan te kijken: kunnen jullie niet zeggen waar we die tonnen aan moeten besteden?

Niels: ‘De overheid moet zich terugtrekken, maar hoe dan? Generaal Carl von Clausewitz noemde terugtrekken de moeilijkste militaire operatie. Je kan als gemeente wel zeggen: we trekken ons terug, doei hè, de wijk mag het nu doen. Maar hoe bedoel je? Die wijk weet helemaal niet hoe dat moet.’

Geen woorden maar daden?

Rotterdam heet de stad van geen woorden, maar daden. Maar hier hadden ze zich de afgelopen drie jaar helemaal suf geluld.

Had je de buurtbewoners eenmaal wakker geschud, kregen ze allemaal verschillende, torenhoge verwachtingen. Had je daar een compromis uit gedestilleerd, moest je langs de volgende horde: het systeem overtuigen – de ambtenaren, die al dat cocreëren stiekem vaak maar flauwekul vonden.

Of neem op cocreatie, dat alleen bakfietsmensen meepraten, alleen de usual suspects uit de wijk. Niet bijvoorbeeld mensen in sociale huurwoningen, zoals aan dat pleintje.

Lot en Niels hadden hemel en aarde bewogen om te zorgen dat zo veel mogelijk inwoners zouden meepraten

Juist daarom hadden Lot en Niels hemel en aarde bewogen om te zorgen dat zo veel mogelijk inwoners zouden meepraten. Avond na avond hadden ze georganiseerd. Speciaal voor het nieuwe pleintje hadden ze zelfs een gezelschapsspel laten ontwikkelen. Bewoners konden met knikkers en fiches aangeven wat ze belangrijk vonden, bijvoorbeeld speelruimte of groen. Zelfs analfabeten of mensen die geen Nederlands spraken konden zo helemaal gelijkwaardig hun stem laten gelden.

En het mooie was: er was schaarste in het spel, dus bewoners die bijvoorbeeld meer groen wilden, moesten onderhandelen met mensen die liever meer stenen zagen. Zo leerden ze meteen dat niet alle wensen mogelijk waren.

Het spel was een groot succes – iets te groot, misschien, want uit de volksraadplegingen rolde een onmogelijk verlanglijstje. Niels somt het uit z’n hoofd op:

‘Het moet een plein worden waar ontmoeten en verbinden centraal staan; het moet vergroend worden; het moet het kloppend hart van de wijk worden; het moet ook een kleinschalige buurtuitstraling hebben; sociale veiligheid van de woningen direct aan het plein moet geborgd worden; er moet ruimte zijn voor kleinschalige evenementen…. Oftewel: het moet een plein zijn waar ALLES kan!’

Het eisenpakket werd een soort Koningslied: er schreven zo veel mensen aan mee dat het resultaat voor elk wat wils werd. Iedereen had iets gekregen, maar iedereen had ook iets te klagen.

Weinig spectaculair, vonden Lot en Niels zelf, maar goed, er lag tenminste een plan met draagvlak – ook wat waard in tijden van polarisatie.

Leuke ideeën hoor, maar dit is niet conform de Rotterdamse stijl

Alleen toen kwam de volgende horde. Want je kunt bewoners wel meer macht geven, maar wat als uitvoerende ambtenaren niet een beetje macht willen inleveren?

Niels: ‘De gemeentelijke ontwerpers zeiden vaak: “Heel leuke ideeën hoor, maar dit is niet hoe we het in deze stad doen, dit is niet conform de Rotterdamse stijl."’

Niet lullen maar poetsen werd hier: heel veel lullen, intussen niet poetsen maar wel botsen.

Tot in de kleinste details werd met de ontwerpers gebakkeleid. Er ontstond bijvoorbeeld een hoog oplopend conflict met de dienst Stadsontwikkeling, over de vraag wat precies beleefd werd als onderdeel van het plein, en wat als onderdeel van de straat.

En tot waar precies de rode klinkers mochten komen die de cocreëerders wilden in plaats van grijze tegels. Niels vocht, namens de bewoners, voor de rode klinkers op het plein én de straat, de Claes de Vrieselaan. En hij won, de klinkers kwamen ook aan de overkant van de straat – volgens de top van Stadsontwikkeling een ‘historische fout’; Niels was juist trots op deze gewonnen veldslag.

Foto’s: Arjen van Veelen

Maar verder vinden de twee dat pleintje uiteindelijk alsnog wel heel gemééntelijk geworden. Weinig iconisch en experimenteel. Een compromispleintje.

En die verdwenen parkeerplaatsen dan? Dat was toch vrij radicaal?

Daar was inderdaad geen compromis over mogelijk geweest, de keuze was: behouden of wegdoen. Hier liep het cocreëren uit op een patstelling, begreep ik.

De kapsalon was bijvoorbeeld tégen het weghalen van de parkeerplaatsen, maar andere ondernemers en bewoners waren juist vóór. Niels: ‘We hebben toen twee avonden georganiseerd waar we winkel voor winkel alle ondernemers voor hebben uitgenodigd, en daar waren de meningen ook weer ongeveer fiftyfifty verdeeld.’

‘Zo’n plein leg je aan voor minimaal 20, 25 jaar. En de gemeente wil dat de stad tegen die tijd op een andere manier met auto’s omgaat. Nee, je doet niet altijd recht aan wat iedereen wil. Maar als je dat doet, dan verandert er niets.’

Uiteindelijk heeft de gebiedscommissie, als democratisch orgaan van de wijk, de knoop doorgehakt dat de parkeerplaatsen moesten verdwijnen. ‘Ook voor die bijeenkomst hadden we weer iedereen uitgenodigd,’ zegt Niels, ‘maar toen kwam echt niemand van de bewoners die tegen waren.’

‘Je doet niet altijd recht aan wat iedereen wil. Maar als je dat doet, dan verandert er niets’

Niels zegt dat hij wel eens doodmoe thuiskwam, na weer eens een avond cocreëren in de wijk, als hij weer honderd meningen op zich afgevuurd had gekregen. Dan dacht hij: ‘Ik ga een nieuwe vorm van participatie invoeren, namelijk dictatoriale participatie. Dat houdt in dat ik zeg hoe we het gaan doen, en jullie mogen het er dan mee eens zijn.’

Maar, dat was het bijzondere, de volgende dag ging hij wéér de wijk in, met frisse zin, op zoek naar wéér honderd meningen. Omdat hij echt gelooft dat Rotterdam daar uiteindelijk beter van wordt, ondanks alles.

‘We hebben dingen opgeknapt, zoals dat pleintje, allemaal mooi en fijn, al is het vast niet perfect. Maar waar ik echt trots op ben is dat we netwerken hebben opgebouwd: mensen die elkaar weten te vinden, ook als wij straks die wijk weer uit zijn. We hebben heel veel leergeld betaald, maar we hebben wel de stem van Rotterdammers vergroot.’

Of zoals het in dat moeilijke rapport staat: ‘Door zich te ontwikkelen tot een vorm van coöperatieve gemeenschapsopbouw’, heeft het experiment ‘een basis gecreëerd om de volgende stappen te zetten naar democratische actie.’

Deze twee ambtenaren geloofden in hun zaak

Aan deze twee ambtenaren zelf lag het in elk geval niet. Die geloofden in hun zaak. Maar toch bleef ik grote vraagtekens hebben bij die cocreatie. Iedereen mocht meepraten, daar twijfelde ik niet aan, maar toch bood dit nieuwe systeem ook volop ruimte voor solo-acties.

Zo was er een ondernemer uit de wijk die twee historische lantaarnpalen aan burgemeester Aboutaleb had aangeboden, ten bate van het pleintje. De ondernemer bezat veel panden in de wijk. Hij had oude foto’s waaruit bleek dat er vroeger op het pleintje ook zulke armaturen stonden. Na wat e-mails en overleg mochten de lantaarnpalen er uiteindelijk komen, de gemeente kocht er zelfs vier extra bij.

Foto: Arjen van Veelen

Met zulke fraaie armaturen voor de deur zouden de panden van de ondernemer in aanzien stijgen. Schitterende lantaarnpalen, daar niet van, maar de actie had wel wat weg van een solo-actie van een slimme jongen.

En de macht van de gemeentelijke ontwerpers bleef onverminderd groot, leek me. Zij waren de poortwachters tussen droom en daad.

Dat verklaarde wellicht ook die enorme groenbakken. Bewoners direct aan het pleintje wilden een buffer tussen hun voordeuren en het plein, begreep ik. Daar tekende de gemeentelijke ontwerper die lappen groen, die tot de schrik van sommigen wel erg groot uitpakten – toevallig of niet wél geheel volgens de gemeentelijke ambitie om de stad te vergroenen.

Cocreatie, dacht ik: dat je jaren praat en dat de gemeente krijgt wat ze wil.

Je moet uitleggen dat niet iedereen z’n zin kan krijgen

Een poosje later belde ik met Annemieke Fontein, hoofd Landschapsarchitectuur van de gemeente Rotterdam. Ze zei dat het verwachtingsmanagement bij dit soort processen heel belangrijk is: uitleggen dat niet iedereen z’n zin kan krijgen. Zoals met die parkeerplaatsen.

Sommige bewoners zagen het pleintje als een soort huiskamer van de wijk, een buurtpleintje. Maar het ligt aan een drukke verbindingsweg, zei Fontein, het heeft een echt stedelijke functie. En dat verschil van perspectief – is dit nu een stadsplein of een buurtplein – daar was veel controverse toe te herleiden.

Over die rode klinkers: ‘Wij waren ook voor die klinkers op het pleintje, alleen vonden we het niet nodig om het over de Claes de Vrieselaan heen te trekken en was voor ons het plein voldoende.’

Maar verder, zei ze, was ze heel content met het plein dat er nu ligt: met veel groen, zoals ze liefst de hele stad zou vergroenen.

Onmiskenbaar aantrekkelijker; daar moest ik haar gelijk in geven. Terwijl ik dit schrijf, zit ik in het hippe koffietentje dat sinds kort aan het plein is gevestigd, het logo is een man met bril en snor, op de kaart staat veganistische yoghurt, alles perfect volgens het draaiboek van gentrificatie, bijna een karikatuur – maar ik kom er graag, alles is superlekker, de mensen zijn erg aardig.

Vorige maand is de scooterrijdende drugsdealer zijn huis uitgezet. Het is, volgens Niels, te beschouwen als bijvangst van het cocreëren: het bracht problemen aan het licht die voorheen minder aandacht kregen.

Alles is mooier, maar niet voor iedereen

Als om de kentering te onderstrepen zijn deze week uit de modder in de bloembakken al wat pionierende krokussen te zien. Er slenteren mensen van verschillende kleuren voorbij… Het lijkt zowaar of het paradijselijke reclamebord bewaarheid wordt.

Ik denk aan het ouwe vieze Duivenpleintje.

Ja, alles is mooier.

Maar niet voor iedereen.

Een paar dagen terug sprak ik een ouder stel op het pleintje, ze wonen hier al 37 jaar. Ze zagen met lede ogen de komst van al die eettentjes aan. Waarom? Omdat ze het toch niet kunnen betalen.

‘Hipster, moslim of bejaard’ – zo ging het liedje. Maar het nieuwe plein kent gewoon winnaars en verliezers. Want in deze stad van niet lullen maar poetsen lag er na drie jaar ouwehoeren gewoon een pleintje conform de gemeentelijke ambities. Echt zo’n pleintje waarmee je bakfietsgezinnen lokt, een perfect pleintje voor mijn soort mensen.

Noem het alleen geen cocreatie, denk ik, terwijl ik een slok neem van mijn gemberthee.

Artist impression gemaakt door de gemeente Rotterdam
Het pleintje nu. Foto: Arjen van Veelen

Meer lezen?

De armste stad van Nederland krijgt straks het duurste huis ooit (en waarom ook niet) Sinds kort woon ik weer in Rotterdam, waar ik ben opgegroeid. Maar ik herken de stad van vroeger niet meer, zoveel is er veranderd. De komende tijd wil ik dat nieuwe Rotterdam begrijpen. Deze week: over het duurste huis van Nederland dat straks in Rotterdam komt te staan, pal naast een wijk waar mensen geen geld hebben voor de dokter. Lees het verhaal van Arjen hier terug Van een prakkie tot een bakkie. Deze Rotterdamse ondernemers geven écht om hun klanten Op zoek naar de zin van het leven ben ik deze week in Winkelcentrum Zuidplein in Rotterdam. Daar tref ik twee inspirerende ondernemers: Tanja en George Muskita van Lektuurshop Populair. Ze blijken iets te doen wat zeldzaam is geworden: echt om je klanten geven. Lees het verhaal van Arjen hier terug