Beste,

Gisteren zat ik bij De aanleiding: Karen Uhlenbeck heeft de Abelprijs gewonnen, gezien als de ‘Nobelprijs voor de wiskunde’. Uhlenbeck was de eerste vrouwelijke winnaar.

Ze won de prijs ‘voor haar baanbrekende prestaties in geometrische partiële differentiaalvergelijkingen, ijktheorie en integreerbare systemen, en voor de fundamentele impact van haar werk op de analyse, de meetkunde en de wiskundige natuurkunde.’

Haar werk is complex en – eerlijk is eerlijk – ik begrijp het nog niet helemaal. De beste uitleg die ik heb kunnen vinden staat (sowieso een aanrader als je graag over wetenschap leest). Zet je schrap voor donuts, bubbels en kauwgombellen.

Ik zat dan ook niet aan tafel bij Matthijs van Nieuwkerk om te praten over harmonische functies en Dirichlet-energie. Want Uhlenbeck staat niet alleen bekend om haar briljante inzichten, maar ook om haar strijd om meer vrouwen in de wiskunde te krijgen.

In 1993 richtte ze het op bij het Institute for Advanced Study aan Princeton, ze organiseert elk jaar een congres voor vrouwelijke wiskundigen en neemt haar taak als rolmodel heel serieus.

‘Maar het is lastig om een rolmodel te zijn’, zei ze in ‘want wat je vooral moet doen is studenten tonen hoe imperfect mensen kunnen zijn en dat ze desondanks kunnen slagen... Ik ben dan misschien een geweldige wiskundige en daardoor beroemd, maar ik ben ook erg menselijk.’

Uhlenbecks woorden moedigden me aan toen ik me voorbereidde op DWDD. Want het is best spannend, zo’n televisieprogramma. Maar ik besloot mijn imperfecte, menselijke zelf te zijn en gewoon aan tafel te gaan zitten.

Want vrouwen in de exacte wetenschap, daarover heb ik wel het een en ander te vertellen.

Vrouwen in de exacte wetenschappen

Toen ik begon aan was ik van plan om een evenwichtig beeld te geven. Mannelijke én vrouwelijke wetenschappers wilde ik opvoeren. Maar al snel strandde mijn plan.

Ik besteed veel aandacht aan historische verhalen – de ontwikkeling van de IQ-test, de eerste opiniepeilingen, het onderzoek naar roken en longkanker. En de geschiedenis van de wetenschap is, helaas, niet erg dichtbevolkt met vrouwen.

Er zijn natuurlijk uitzonderingen. Ik open mijn boek met Florence Nightingale, niet alleen een van de beroemste verpleegsters uit de geschiedenis, maar ook een ontzettende datanerd. Met onder andere haar infographics over de sterfgevallen tijdens de Krimoorlog, overtuigde ze de overheid voor meer hygiëne in de legerzorg.

En ook buiten mijn vakgebied zijn er vrouwelijke rolmodellen te vinden in de geschiedenis. Wat te denken van Marie Curie, die zowel de Nobelprijs voor natuurkunde als die voor scheikunde won.

Maar het is geen weelde. Ik ben op dit moment A Short History of Nearly Everything aan het lezen van Bill Bryson. Telkens als er een vrouw aan bod komt, schrijf ik een vrouwenteken in de kantlijn.

Ik ben op pagina 243 (van de 574). De score tot nu toe: 13 vrouwen. Van wie de meerderheid ook nog eens vrouw-van, collega-van of dochter-van is. Haal je die eruit, dan blijf je over met vier vrouwelijke wetenschappers. De mannen heb ik niet geteld, want ik moest een deadline halen.

Toegegeven, dit is natuurlijk een volstrekt onwetenschappelijke methode (met ook nog eens data die bevooroordeeld kunnen zijn, als Bryson andere uitmuntende vrouwen over het hoofd heeft gezien.) Toch schrok ik ervan.

Daarom is het juist zo geweldig dat Uhlenbeck deze prijs heeft gewonnen. En dat ik bij DWDD aan tafel zat met drie inspirerende vrouwelijke natuurkundigen - en

De geschiedenis gaan we niet veranderen, maar in het heden zijn genoeg vrouwelijke rolmodellen te vinden.

Even nog de cijfers

Hoe zit het in Nederland met vrouwen in de wetenschap? Als je naar de cijfers kijkt, zie je dat 45,5 procent van het personeel in het wetenschappelijk onderwijs vrouw is. Naarmate je hoger op de ladder komt, daalt dat aandeel. Van de hoogleraren is zo’n één op de vijf vrouw.

voor exacte vakgebieden liggen nog wat lager. Zo is binnen de gebieden Natuur en Techniek respectievelijk 37 en 30 procent van het personeel vrouw. Voor hoogleraren is het 14 procent en 13 procent.

Maar er is vooruitgang. Als je kijkt naar scholieren en studenten in bèta-richtingen, dan neemt het aandeel vrouwen al jaren toe.

Maar de cijfers zijn verre van 50/50. Als dit inderdaad het resultaat is van het feit dat vrouwen denken dat ze niet goed zijn in dit soort vakken, dan is dat naast oneerlijk vooral doodzonde voor de wetenschap.

Niet alleen gooi je de helft van je potentieel talent weg. Ook kan diversiteit in de wetenschap bijdragen aan het vergaren van nieuwe inzichten. Daarover – en over de wetenschap over het verschil tussen mannen en vrouwen – schreef ik een tijd terug

Tot slot...

...schreef bioloog Thomas Oudman over ijsberen. Die zijn lastig te tellen, legt hij uit. Met de mooie woorden: ‘Je zou kunnen zeggen dat wilde dieren ook dat met vluchtelingen gemeen hebben; de beschrijving van hun toestand is in de eerste plaats met z’n hoevelen ze zijn. Een nummer.’

Deze nieuwsbrief liever in je inbox? Als correspondent Ontcijferen onderzoek ik de getallenwereld. In mijn nieuwsbrief houd ik je op de hoogte van wat ik schrijf, zie, hoor en lees. Een vast onderdeel: #NerdAlert, voor de getallenliefhebbers. Schrijf je in voor mijn nieuwsbrief