Beste Jeroen Pauw,

Gefeliciteerd met de Ere-Zilveren Nipkowschijf. Je kreeg hem woensdagavond in je eigen uitzending en voelde je er zichtbaar ongemakkelijk bij.

Waarschijnlijk was je bezorgd dat de kijkers thuis het misschien wat klef zouden vinden. Volgens mij hoef je je daar geen zorgen over te maken. Wij, de kijkers thuis, zijn er inmiddels aan gewend dat tv-recensenten regelmatig glunderend aanschuiven in de talkshows waarover ze zelf schrijven. Al moet ik bekennen dat dat ook een van de redenen is dat ik zelf vaak wegzap als ik een Nederlandse talkshow zie. Talkshowtafels zitten vol met mensen van tv die op tv langskomen om te praten over tv.

Nou ja, ik hoef jou niets te vertellen. Je nodigt ze zelf dagelijks uit.

Afgelopen maandag keek ik trouwens wel een hele uitzending. Dat kwam omdat ik Wegzappen in een programma waarvan je zelf deel uitmaakt lukt niet, daar ben ik inmiddels wel achter. Al kreeg ik, afgaande op je lichaamshouding, de indruk dat ook jij zo nu en dan benieuwd was wat er op de andere zenders werd uitgezonden.

Toen wat stroever liep dan de andere onderwerpen merkte je op dat ik ‘vrij tertiair’ reageerde.

Ik ben je nog wat antwoorden verschuldigd

Ik denk dat je daarmee bedoelde dat ik de voor televisie fatale fout maakte om eerst na te denken voordat ik ergens antwoord op gaf.

Zoals Gerard Joling zelf in de uitzending al liet doorschemeren, is de waarheid niet iets wat hem echt bezighoudt

Nadenken, of zeggen dat je ergens geen mening over of verstand van hebt, is een doodzonde aan talkshowtafels. Mensen die moeten nadenken ‘doen het niet goed’ op tv. En wie het niet goed doet op tv wordt meestal niet uitgenodigd op tv, met als gevolg dat aarzeling steeds vaker als een anomalie wordt gezien.

Mijn misdragingen waren zo opgevallen dat Gerard Joling er een dag later bij jou aan tafel op terugkwam. ‘Dodelijk’, noemde hij mijn optreden. Het hardste had hij moeten lachen om de jongen met de rode krullen die achter mij zat en steeds dreigde in te dutten als ik weer een pauze liet vallen om na te denken.

Jij en de rest van je gasten moesten er zo om lachen dat ik besloot het bewuste fragment nog eens terug te kijken.

Wat bleek: er zat helemaal geen jongen met rood haar achter mij. Na goed zoeken zag ik dat er wel een jongen met rood haar in de studio zat, maar die kwam vooral bij het gesprek voor mij in beeld, omdat hij achter een andere gast zat. Hij lette toen inderdaad niet heel goed op. Al zou het ook kunnen dat hij naar boven keek omdat hij zelf, zoals veel publiek, in de rug van de gast voor hem keek.

Maar zoals Gerard Joling zelf in de uitzending al liet doorschemeren, is de waarheid niet iets wat hem echt bezighoudt. Wat niet wegneemt dat Joling het ‘heel goed doet’ op tv. Geen wonder dat hij het afgelopen jaar al drie keer in je met de Nipkowschijf bekroonde programma zat.

Omdat ik inderdaad wat tertiair denk, lijkt het mij goed om toch nog even op de uitzending terug te komen. Je stelde me wat vragen waarop ik je nog een antwoord verschuldigd ben.

Zijn linkse partijen minder goed in humor?

Laten we beginnen met je eerste vraag aan mij, naar aanleiding van het Europese lijsttrekkersdebat dat vlak voor de uitzending had plaatsgevonden. Ik had dat debat gemist omdat het werd uitgezonden toen ik in de schmink voor jouw uitzending zat.

Vandaar dat ik een beetje schrok toen je mij naar mijn mening vroeg. Je vroeg of linkse partijen minder goed zijn in humor dan rechtse partijen.

Nu, een paar slapeloze nachten verder, heb ik er geloof ik wel een redelijk antwoord op.

De eerste vraag die je zou moeten beantwoorden is: wat is humor? Daar las ik over, waarin drie theorieën over humor besproken worden.

De superioriteitstheorie

Zo is er de superioriteitstheorie, die stelt dat mensen lachen omdat ze zich superieur voelen ten opzichte van een ander.

Wie denkt het morele gelijk aan zijn of haar kant te hebben, zal – of het nu vanuit links of rechts gedachtegoed is – graag lachen om de domheid van de ander. Hoe extremer de positie die wordt ingenomen, hoe botter de bijl waarmee gehakt wordt. Of het nu is die Frans Timmermans wegzet als corrupt, of door Annabel Nanninga die zich vrolijk maakt over linkse mensen die in haar ogen te veel empathie aan de dag leggen voor zogenaamde

Dat is wellicht een verklaring voor het vooroordeel dat er op VVD-borrels vaak zo goed gelachen wordt

Het probleem is: wat voor de ene kant humor is, wordt door de andere kant als smakeloos ervaren.

Bij Fox News zijn ze graag woedend over de liberale comedians die dagelijks gehakt maken van Trump. Progressief Amerika snapt juist niet waarom hele stadions vol Trump-aanhangers smakelijk lachen als Trump een spastische journalist belachelijk maakt.

Superioriteit kan trouwens ook te maken hebben met welstand. Hoe meer geld en macht iemand heeft, hoe comfortabeler diens positie, en hoe gemakkelijker het is om te lachen om anderen en om jezelf.

Dat is wellicht een verklaring voor het vooroordeel dat er op VVD-borrels vaak zo goed gelachen wordt. VVD’ers hebben over het algemeen meer maatschappelijke macht dan de zogenaamde ‘linkse elite’ waar ze de laatste jaren zo hartstochtelijk tegen tekeer gaan.

Omdat ze die macht hebben, zijn ze wat minder bang die te verliezen en kunnen ze wat makkelijker lachen om hun eigen tekortkomingen. Ja, er is systematische corruptie in hun partij, maar nee, dat heeft nauwelijks electorale gevolgen. Dan moet je daar niet te moeilijk over doen.

Vergelijk het met de macht van een talkshowpresentator die zelfs van tv-recensenten weinig te vrezen heeft, omdat ook die het liefst een plaatsje bij hem aan tafel willen.

Het verhaal dat ze bij de VVD een beter gevoel voor humor zouden hebben is hardnekkig. Ik moet vaak denken aan de vrijdenkersruimte die de VVD ooit bepleitte, toen cartoons van de profeet Mohammed weer eens tot gruwelijke terreuraanslagen hadden geleid. De VVD was toen een groot voorstander van humor en cartoons. Terecht. Het oppakken van cartoonist Gregorius Nekschot, in diezelfde dagen, was een krankzinnige en gevaarlijke actie die een smet wierp op onze democratie.

Toch hoor je de VVD een stuk minder als linkse cartoonisten in opspraak komen. Als de grap vergaat het lachen ook de VVD.

De ontladingstheorie

Feit is dat het makkelijker lachen is als je veel macht hebt. Bij de Correspondents’ Dinners was duidelijk dat zowel Bush als Obama het zich als president kon veroorloven om grapjes ten koste van zichzelf te maken. Presidenten die grapjes maken zijn vooral grappig omdat ze hun eigen macht relativeren. Dat geeft lucht.

Dat is de ontladingstheorie.

Het leidt tot ontlading als iemand toegeeft dat we allemaal weleens een scheet laten. Het is ook een ontlading als Maxima toegeeft dat Willem-Alexander ‘een beetje dom’ is geweest.

Voor de president van Amerika is het makkelijker grappen maken dan voor een anonieme Europarlementariër. Zoals het ook makkelijker voor Gerard Joling is om aan de talkshowtafel de lachers op zijn hand te krijgen dan voor een willekeurige persoon in het studiopubliek.

De ongerijmdheidstheorie

Dat brengt mij bij de ongerijmdheidstheorie. Volgens die theorie moeten we lachen wanneer we iets zien of horen dat niet overeenkomstig is met onze verwachting, of wanneer iets afwijkt van de norm.

De ongerijmdheidstheorie is altijd in het voordeel van de nihilist. Iemand met idealen is gemakkelijker belachelijk te maken dan een nihilist.

In mijn nieuwe voorstelling geef ik daar een voorbeeld van. Een grap over veganisten is makkelijk te maken, omdat veganisten een ideaal hebben. Als je kunt aantonen dat ook veganisten hypocriet zijn, is dat al snel grappig. Zie je wel, denkt het publiek dan, ze voelen zich beter maar ook zij zijn net als wij mislukt. Dat is een opluchting.

De keerzijde daarvan is dat iemand als Trump bijna niet belachelijk te maken is, omdat hij zelf al toegeeft dat hij hypocriet is. Hij is de grap.

De comedian Bo Burnham merkte terecht op dat Donald Trump goed heeft opgelet toen hij werd geroast op Comedy Central. Hij lachte om de grappen die over hem gemaakt werden en onthield goed wat er gebeurde. Want wat hij daar zag, gebruikte hij zelf om president te worden. Niets doet het zo goed bij het electoraat als het doorprikken van hypocrisie. Ook als je daar zelf niets tegenover zet.

Wat dat betreft zou Gerard Joling niet kansloos zijn als hij ooit mocht besluiten de politiek in te gaan.

Bij de VVD zie je iets soortgelijks in de manier waarop de leden omgaan met alle corruptieschandalen in de partij. Er wordt luchtig over gedaan. Dat werkt beter dan de verkrampte manier waarop linkse partijen met hun schandalen omgaan. Toch is er voor die kramp wel wat te zeggen. Ze komt voort uit de gedachte dat mensen beter zouden moeten weten.

Kortom, ik denk dat we graag willen dat comedy, kunst of iets anders dat ons dierbaar is, goed is voor onszelf of voor de samenleving. Maar humor is net als een mes: het hangt er helemaal van af wie ermee snijdt.

Wat is aandacht waard als er geen inhoud is?

Ik begrijp dat dit een wat langdradig antwoord is. Maar je vroeg mij om mijn mening en daarom heb ik geprobeerd die hier nu uiteen te zetten.

Even later in de uitzending kwam ik terug op je vraag. Ik zei dat ik het teleurstellend vond dat de bespreking van het lijsttrekkersdebat door Peter Kee, jouw politiek redacteur, werd teruggebracht tot een soort cabaretrecensie. Kee wierp terecht tegen dat het bij een politiek tv-debat nu eenmaal gaat over hoe lijsttrekkers zich aan het grote publiek presenteren.

Het goed doen op tv en politiek iets voor elkaar krijgen gaan niet altijd samen

Na afloop, toen de studio al leeg was en we beneden nog wat dronken, heb ik tegen Kee gezegd dat ik daarom ook vind dat zo’n debat vrij zinloos is. Het mag dan de enige manier zijn om veel kijkers te interesseren voor de Europese verkiezingen, als je die kijkers daarmee niet kunt verleiden tot het zoeken naar inhoudelijke informatie moet je je afvragen wat de winst van al die aandacht is.

Het antwoord daarop is natuurlijk dat je ergens moet beginnen. Dat zou kunnen, maar als de volgende keer Gerard Joling meedoet aan dat debat, kan hij maar zo worden uitgeroepen tot winnaar omdat hij ‘het goed doet’ op televisie. Terwijl het goed doen op tv en politiek iets voor elkaar krijgen niet altijd samen gaan.

Zie daar de patstelling waarin onze democratie is terechtgekomen. Want een programma waarin echt inhoudelijk gesproken kan worden over Europa zal nooit genoeg kijkers trekken om van de netmanager te mogen voortbestaan. Laat staan dat tv-recensenten een dergelijk programma bekronen. Natuurlijk, Arjen Lubach kreeg ook een Nipkowschijf en doet soms een poging, maar hij is zelf de eerste om toe te geven dat hij in de eerste plaats een grappenmaker is.

Waar maken we ons druk om?

Dat brengt me bij het moment in de uitzending waarop je mij de indruk gaf dat je eigenlijk zelf het liefst wilde wegzappen. Je leunde achterover en zei dat we ons misschien druk maakten over een paar mensen die in feite maar heel weinig macht in Europa zullen hebben.

Ik denk dat je daar een punt hebt. Maar de manier waarop je het zei, wekte de indruk dat er een alternatief is. Terwijl de werkelijkheid is dat wij als kiezers, en ook als land, aanmerkelijk minder macht hebben dan we zouden willen. Nederland is nu eenmaal een heel klein land, in Europa en zeker in de wereld. Is dat niet precies waarom we in Europa juist moeten samenwerken? Zou die verzuchting van jou niet het uitgangspunt moeten zijn, in plaats van het sluitstuk?

Hoe dan ook, na Europa ging het aan tafel over kinderporno. Dat wil zeggen: je ging in gesprek met een televisiemaker die voor een van je commerciële concurrenten een uitzending had gemaakt over dat onderwerp. De kijker had het tv-programma nog niet kunnen zien, maar was wel getuige van een discussie tussen de journalist en een politieagent die zich ook met onderzoek naar kinderporno bezighield.

Dit was nu een onderwerp waarbij ik zelf normaal gesproken zou hebben weggezapt. Ik ben blij dat er mensen tegen kinderporno optreden, maar ik hoef de details niet te horen. Die details kwamen aan jouw tafel wel langs.

Ik hoopte dat hij zou antwoorden dat het natuurlijk allemaal even verschrikkelijk was

De journalist, Daniël Verlaan, vertelde niet alleen dat pedofielen elkaar op het tips geven. Hij was zelfs zo vrij om een van die tips met televisiekijkend Nederland te delen. Gelukkig had je ook een agent uitgenodigd, die dat uitwisselen van tips relativeerde door te vertellen dat de meeste pedofielen in chatrooms vooral stoere praatjes ophangen. Maar toch: wat het publieke belang van de tip was, begreep ik niet helemaal.

Ook was ik verbaasd toen je Verlaan vroeg wat nou het ergste was dat hij had gezien. Ik hoopte dat Verlaan zou antwoorden dat het natuurlijk allemaal even verschrikkelijk is. Maar Verlaan weet hoe televisie werkt en wat het ‘goed doet’ op tv, dus hij vertelde wat het ergste was dat hij had gezien. Ik hoorde hem aan en dacht: dit is dus ook een vorm van porno. Kijkers trekken met net iets te grafisch beschreven verontwaardiging.

Nadat we hadden stilgestaan bij de vraag wat de ergste vorm van kinderporno is, werden er even wat grappige korte filmpjes getoond die er inderdaad voor zorgden dat de vieze smaak van het dark web werd weggespoeld en we verder konden met de rest van de uitzending.

Waarom was ik zo lang niet bij Pauw geweest?

Die bracht jouw eerste echte vraag aan mij: waarom ik zo lang niet bij jou in de talkshow had gezeten. De vorige keer was al zes jaar geleden.

Welnu, ik ben er, zoals je inmiddels weet, niet zo goed in. Dat wil zeggen: ik vind zelf dat ik wel wat te vertellen heb, maar het format is wat mij betreft op z’n minst problematisch.

Daar was ik door je redacteur al voor gewaarschuwd. De voorgesprekken begonnen ruim twee weken voor de uitzending al en draaiden vooral om de vraag hoe we van mijn tien minuten aan tafel goede tv konden maken.

Nadeel van die professionele benadering is dat het ieder normaal gesprek daarna onmogelijk maakt, omdat ik bij iedere vraag dacht: welk antwoord hadden we ook alweer afgesproken dat ik zou geven?

Ik stamelde dat in een talkshow zitten nooit mijn grote ambitie was geweest. Dat ik vooral bij jou aan tafel zat omdat ik graag aandacht wilde voor mijn nieuwe theatervoorstelling. Ik begrijp dat kijkers dan denken: maar als je er met zo veel tegenzin zit, ga dan niet.

Het liefst had ik een gesprek over de voorstelling gevoerd met iemand die de voorstelling gezien had

Maar zo simpel is het nu ook weer niet. Als theatermaker heb ik publiek nodig. Om dat publiek te trekken moet ik er wel voor zorgen dat mensen weten dat ik in het theater sta. In tegenstelling tot Joop van den Ende heb ik niet het budget om met reclame en promotie een winstgevende productie te maken, ook als de recensies tegenvallen. Er zijn een paar heel positieve recensies van mijn voorstelling verschenen, maar lang niet iedereen heeft die gelezen.

Het liefst had ik een gesprek over de voorstelling gevoerd met iemand die de voorstelling gezien had. Maar een programma waarin dat gebeurt bestaat niet op de Nederlandse televisie. Op de radio wel, maar daar was geen plek omdat ik twee jaar geleden ook al te gast was geweest. De schaarste bij de publieke omroep is zo groot dat andere schrijvers, dichters en muzikanten niet aan de beurt komen voor een goed gesprek als ik voor de tweede keer in twee jaar te gast ben.

En dat terwijl ik in het theater wel moet concurreren met de Gerard Jolings van het cabaret, die in iedere radio- en tv-uitzending aanschuiven om overal hun mening over te geven. Ik zou me daarbij neer kunnen leggen, maar dan ben ik net als de politicus die niet komt opdagen voor het lijsttrekkersdebat. Als dat de enige plek is die overblijft, dan heb je geen andere keus dan te proberen die plek toch maar te gebruiken.

Wat dat betreft ben ik je ook heel dankbaar. Dankzij mijn aanwezigheid in jouw programma is de kaartverkoop voor mijn voorstelling flink omhooggegaan. Dat geeft mij de vrijheid om te blijven maken wat ik graag maak. Maar het neemt niet weg dat ik het makkelijker had gevonden als jijzelf, en niet je redacteur, ter voorbereiding mijn voorstelling was gaan bekijken.

Waarom moeten mensen naar mijn voorstelling gaan?

Je tweede vraag, waarom mensen naar mijn voorstelling moeten gaan, overviel mij daarom een beetje.

Ik had toen moeten antwoorden wat ik had voorbereid met de redacteur: dat ik de voorstelling gemaakt heb om mijzelf te helpen om te gaan met de tijd waarin we leven en alle dreigende gevaren. En dat ik hoop dat het theaterpubliek daar ook iets aan heeft, en dat het daarbij ook een heel grappige voorstelling is geworden.

Omdat ik het gesprek al zo vaak gevoerd had, wist ik even niet welke vraag bij welk antwoord hoorde

Ik had moeten zeggen dat ik er werkend aan de voorstelling weer achter kwam dat grappen maken, verhalen vertellen en theaterbezoek bij uitstek instrumenten zijn om ons te wapenen tegen alles wat er op ons af komt.

Maar ik sloeg dus dicht. Omdat ik het gesprek al zo vaak gevoerd had dat ik even niet wist welke vraag bij welk antwoord hoorde. Omdat een voorstelling voor mij pas echt gelukt is als ik haar niet samen kan vatten of kan reduceren tot een reclametekst. Omdat ik, als ik dat wel zou kunnen, de voorstelling niet had hoeven maken. En omdat ik me opeens realiseerde hoe eigenaardig het eigenlijk is dat ik aan een journalist moet vertellen waarover de voorstelling gaat die aanleiding is voor mijn komst naar zijn programma.

Al die gedachten zorgden ervoor dat ik in de uitzending op sommige kijkers overkwam als iemand die niet helemaal goed bij zijn hoofd is.

Dat vind ik jammer, maar ook weer niet heel erg. Ik denk dat het verstandig is dat mensen die op dezelfde golflengte zitten als Gerard Joling niet naar mijn voorstelling komen. Iedereen is welkom, maar het leuke van theater is dat ik – in tegenstelling tot een talkshow bij de publieke omroep – niet verplicht ben me te richten op de grootste gemene deler.

Uiteindelijk was het Angela Groothuizen, die naast me aan tafel zat om te praten over haar nieuwe tv-programma, die mij te hulp schoot. Zij had wél eens voorstellingen van mij gezien, en zei dat die bijzonder zijn omdat ze nog een paar dagen ‘nabranden’ in het hoofd van de bezoeker. Dat was niet alleen lief, maar ook een bewijs dat het helpt als een gespreksgenoot weet waar het gesprek over gaat.

De rest van ons gesprek verliep volgens mij vrij goed. Jullie lieten een paar fragmenten van eerdere voorstellingen zien, waar hard om gelachen werd. Ik noemde op het juiste moment de Amerikaanse stand-upcomedian Marc Maron als inspiratiebron, waarop jullie een fragment van hem lieten zien. En na afloop waren er toch een hoop mensen die nieuwsgierig waren geworden en een kaartje voor mijn voorstelling kochten.

Ik wil best nog eens langskomen

Ik hoop dat je nu iets beter begrijpt waarom ik liever in het theater sta dan aan een talkshowtafel zit. Ik wil in de toekomst, als ik weer een voorstelling heb en er nog steeds geen alternatieven zijn, best nog een keer langskomen. Want mensen die het ‘niet goed doen op tv’ zijn inmiddels zo zeldzaam op de buis, dat er in de uitzending van de volgende dag nog steeds over gesproken wordt.

Volgens mij snap jij als geen ander dat ik het daarom stiekem heel goed deed op tv.

Je kunt er somber over zijn dat normaal menselijk gestuntel gezien wordt als iets verschrikkelijks, omdat het zo zeldzaam is geworden. Je kunt gedeprimeerd worden over het feit dat die ontwikkeling het alleen maar moeilijker maakt voor politici om integer, geloofwaardig en effectief te zijn. Zeker in deze tijden, waarin alleen de politiek ons nog kan beschermen tegen het naderende onheil. Maar goede tv levert het zeker op.

Gefeliciteerd dus met je prijs, en veel succes met de uitzending vanavond.

Lees verder

De politiek heeft geen parodie meer nodig Satirici bedrijven politiek, politici zijn een persiflage van zichzelf. Dat werpt de vraag op wat de rol van satire nog is. Lees het verhaal van Micha hier terug Wie is er bang voor fantasie? Of je nou naar het theater gaat, een boek leest, een film bekijkt of voor een schilderij staat. Kunst is veel leuker, zinniger en opwekkender als je haar niet te letterlijk neemt, maar zelf interpreteert. Ik neem je mee naar Who’s afraid of Virginia Woolf door theatergezelschap De Koe. Lees het verhaal van Micha hier terug