Waarom kijkt de dokter meer naar de computer dan naar jou? Waarom is de kinderopvang zo duur? Waarom is je post weer niet aangekomen? En waarom ligt bij de eerste sneeuwbui het hele spoor plat?
Het antwoord: mislukte marktwerking.
Dat ontdekte Sander Heijne (1982) na zeven jaar journalistiek onderzoek voor de Volkskrant en De Correspondent. Hij schreef talloze verhalen over het spoor, de post, de zorg en andere publieke diensten, en over de problemen die ontstonden toen die aan de markt werden overgelaten.
Sander sprak honderden mensen op de werkvloer: van dokters en verpleegkundigen tot verzekeraars, van conducteurs en machinisten tot spoorbazen, en van postbodes en vakbondsleiders tot beleidsmakers.
Het resultaat is een boek dat iedere Nederlander aangaat.
Nu in de boekhandel én te bestellen via De Correspondent.
Sander Heijne (1982) schreef voor de Volkskrant en De Correspondent talloze verhalen over de problemen op het spoor, bij de post en in de zorg. In 2011 werd hij genomineerd voor de belangrijkste journalistieke onderzoeksprijs De Loep. Eind 2017 mocht Sander een TEDx Talk geven naar aanleiding van dit boek.
Er zijn nog 17 miljoen wachtenden voor u is tot stand gekomen op De Correspondent, het snelstgroeiende digitale journalistieke platform van Nederland. We zijn een dagelijks medicijn tegen de waan van de dag. Dat betekent dat we iedere dag iets nieuws willen bieden, maar ons daarin niet laten leiden door 'het laatste nieuws.'
Onze site is volledig advertentievrij en we bestaan dankzij onze 56.000 betalende leden. Zo kunnen we samen met onze leden onafhankelijke journalistiek bedrijven.
Door onze boeken te lezen, steun je onze missie: een nieuwe vorm van onafhankelijke en constructieve journalistiek.
Stel je voor: een professioneel voetbalteam zónder trainer. Een club waarbij die functie in zijn geheel is geschrapt. Een club die spelers uitsluitend beloont voor individuele prestaties: een premie voor iedere gespeelde wedstrijd, een toelage voor ieder doelpunt. Het idee: iedere speler is tot op het bot gemotiveerd, waardoor het elftal alleen maar zal winnen. Toch? Mis.
Een team wint zelden als spelers hun eigen belang boven het teambelang stellen. Een club heeft een trainer nodig voor harmonie tussen de talenten en vaardigheden van spelers. Valt die weg, dan leidt dat onvermijdelijk tot conflicten – en dus tot verlies.
Het voorbeeld van een club zonder trainer lijkt absurd. Toch is dit precies hoe Nederland sinds eind jaren tachtig het spoor, de post, de zorg, de sociale woningbouw, de kinderopvang, de energiesector en talloze andere publieke sectoren organiseert. Door ze te onderwerpen aan marktwerking, zouden publieke diensten zich bedrijfsmatiger gedragen. Burgers zouden goedkopere én betere dienstverlening krijgen.
Na pakweg drie decennia marktpolitiek is het tijd de balans op te maken. De belofte van goedkopere en betere publieke voorzieningen is in vrijwel geen enkele sector ingelost. Sinds de overheid haar rol als trainer heeft geschrapt, zijn de verantwoordelijkheden versnipperd over een waaier aan spelers die vooral zélf willen scoren. Ieder ziekenhuis of spoorbedrijf, iedere zorgverzekeraar of woningbouwcorporatie wordt net als de voetballers in het fictieve voorbeeld afgerekend op individuele prestaties, terwijl niemand meer verantwoordelijkheid draagt voor het algehele resultaat.
Het opvallende is: in politiek Den Haag is het geloof in de markt nog altijd springlevend. Het kabinet bestaat overwegend uit marktdenkers. Onderzoeksjournalistiekplatform Investico bracht in november 2017 overtuigend in kaart hoe onze ministeries worden aangestuurd door beleidsmakers en topambtenaren die zijn opgegroeid met ‘een heilig geloof in de markt’. Zij zijn de mannen en vrouwen die hun ministers voeden met ideeën, beleidsvoorstellen en oplossingen voor alledaagse problemen.
Ik wist niets van dit alles toen de Volkskrant mij in 2011 een baan als transportverslaggever aanbood. Het voorstel overviel me. Als lezer had ik artikelen over het spoor en de luchtvaart altijd overgeslagen. Tijdens mijn studie geschiedenis had ik me toegelegd op de grote conflicten van de twintigste eeuw, daarna wilde ik buitenlandreporter of oorlogsverslaggever worden. Aan grote conflicten om te verslaan schortte het niet, de Arabische Lente was net begonnen en ik was er klaar voor.
De hoofdredactie van de Volkskrant besliste anders. Als ik – na een reeks tijdelijke aanstellingen – bij de krant wilde blijven werken, moest ik over treinen, vliegtuigen, snelwegen en postbodes schrijven.
Ik had geen idee waar ik moest beginnen. Van economie wist ik weinig, van de transportsector helemaal niets. Met het voornemen om zo snel mogelijk een andere portefeuille te bemachtigen, besloot ik er het beste van te maken. Dat ik mocht schrijven over een van de grootste politiek-economische ideeën uit onze tijd, ontging mij volledig.
Lees verder in het boek