-
‘Een klein boek met grootse implicaties.’
-
‘Het onderzoek van Marjolijn van Heemstra is duizelingwekkend goed.’
-
‘Als je je afvraagt waarom al die multimiljardairs plotseling de ruimte in willen: lees dit.’
-
‘Een nieuw ethisch perspectief op zowel de ruimte als de aarde.’
Het essay voor De Maand van de Filosofie 2023
In de ruimte lonkt het nieuwe goud. Waar vroeger verre landschappen gekoloniseerd werden, zijn nu planeten aan de beurt. Miljardairs lanceren de ene raket na de andere, er zijn plannen voor mijnbouw op asteroïden en voor een tankstation op de maan voor wie op doorreis is naar Mars.
Maar ten koste van wat?
In dit oorspronkelijke essay neemt Marjolijn van Heemstra je mee naar de vertes die rijk maken en toont ze de verarming die dat tegelijkertijd teweegbrengt.
Maand van de Filosofie 2023
-
‘Alles van waarde is weerloos’, leerde Lucebert. Op aarde dreigt een recessie, ondertussen koloniseert de ene na de andere miljardair de ruimte. Maar ten koste van wat?
-
‘Weerloos en waardevol’ is het thema van de Maand van de Filosofie 2023. Daarin beogen de Stichting Maand van de Filosofie en De Correspondent alles wat niet in geld is uit te drukken weer volop op waarde te brengen.
-
Het essay kost 8 euro en is exclusief bij De Correspondent beschikbaar als e-book en audioboek. De papieren editie vind je in onze kiosk, maar ook in alle boekhandels.
Wat is ruimte waard in de media
-
Marjolijn...
-
...schreef een stuk voor de Volkskrant: ‘Kolonialisme is verwoestend geweest voor onze planeet. Maak in de ruimte niet dezelfde fouten.’
-
…werd geïnterviewd door Trouw: ‘Wees zuinig op de maan. Ook daar zijn de grondstoffen eindig.’
-
…sprak met het magazine van AD: ‘De maan is een universele menselijke fascinatie. Wie kijkt er niet naar boven?’
-
…werd gerecenseerd in Filosofie Magazine: ‘Er zit kwaadheid in [...] maar ook een schitterend melancholische mix van teleurstelling en schaamte.’
-
…was te gast in het radioprogramma OVT: ‘Het klinkt reuze futuristisch, maar over een paar jaar wordt het waarschijnlijk werkelijkheid: mijnbouw op de maan.’
-
…belde met het radioprogramma Annemiekes A-Lunch: ‘Mijnbouw op de maan. Moeten we dat wel willen?’
-
…en werd aangekondigd in FD: ‘Marjolijn van Heemstra schrijft over vertes die rijk maken en toont de verarming die dat tegelijkertijd teweegbrengt.’
Reacties op Wat is ruimte waard
Over Marjolijn van Heemstra
Schrijver, dichter en theatermaker Marjolijn van Heemstra schrijft voor De Correspondent over ruimte en ruimtevaart. Haar roman En we noemen hem werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs en in acht talen vertaald. Van haar laatste boek In lichtjaren heeft niemand haast zijn 17.500 exemplaren verkocht.
Nooit meer een boek van ons missen?
Met een boekenlidmaatschap van De Correspondent heb je al onze boeken als eerste in huis. Automatisch en zonder verzendkosten.
En je draagt bij aan:
- Onafhankelijke onderzoeksjournalistiek.
- Duurzaam uitgegeven boeken.
- Toegankelijke boeken voor iedereen.
Een ongemakkelijke ontmoeting
‘De klim is het meer dan waard’, herhaalde onze gids toen we daarnet aan de voet van de rots stonden. Bedoeld als aanmoediging waarschijnlijk, omdat ik steeds zo ongemakkelijk naar boven keek. Hij vertelde me nog eens wat ik al wist: op de top van de Voltzberg heb je een adembenemend uitzicht over het binnenland van Suriname. Groene wildernis tot aan de horizon. In de verte de Wilhelminaketen, de Hendriktop, de andere inselbergen die net als deze rots boven de bomen uitsteken als grote, grijze reptielen.
Ik knikte, overwoog om hem te zeggen dat mijn zorgelijke blik weinig te maken had met de hoogte van de berg, dat ik hier niet per se ben voor het uitzicht, maar voor iets wat daarboven plaatsvond en mij niet loslaat en dat ik… maar de gids was al verder geklommen, geen tijd voor lange overwegingen.
‘Straks is het donker’, riep hij achterom.
Inmiddels zijn we een paar meter opgeschoten. Zwetend probeer ik met mijn gympen grip te vinden op het graniet. Waarom geen normale wandelschoenen, zoals de rest van de groep? Toen honderd jaar geleden twee familieleden deze rots beklommen, deden ze dat ook op gympen. Tennisschoenen om precies te zijn, zo staat het in het reisverslag. Ze hadden daarom gelachen destijds. ‘Beschaafde lieden’, op sportschoenen, in de ‘wildernis’.
Ze hadden om veel dingen gelachen, vooral om de ‘gekkigheid’ van de lokale bevolking. Hun gebroken Nederlands, hun gebrekkige kennis van de Europese topografie, het feit dat ze deze rots als verblijfplaats van geesten zagen. Dat laatste vond het reisgezelschap van mijn familie behalve grappig ook onhandig: het was moeilijk geweest om gidsen te vinden om hen op de expeditie te vergezellen.
Mijn rechtervoet glijdt naar beneden op het gesteente, ik probeer iets vast te grijpen, maar het graniet biedt hier geen enkel houvast. Het is wilskracht versus zwaartekracht. Mijn probleem is dat ik eigenlijk niet naar boven wil, want ik weet dat me behalve dat adembenemende uitzicht nog iets anders te wachten staat. Een ongemakkelijke ontmoeting.
Ik kijk naar mijn gympen, denk aan hoe mijn familie de weg naar deze top aflegde. De toen 20-jarige Jacqueline van Heemstra schrijft er gedetailleerd over in haar dagboek. In hun veldflessen zat behalve water ook rum, whiskey met sinaasappel en pure whiskey. Giechelend en rozig kwam het gezelschap boven. Daar waren ze een kort moment stil, overweldigd door het machtige regenwoud onder hen. Maar al snel ontkurkten ze de champagne waarmee twee dragers hun vooruit waren gesneld en rolden een Nederlandse vlag uit. Rond de driekleur proostten ze met aluminium bekers op koningin Wilhelmina, op de expeditie en op de enige vrouw die ooit de top beklom: Jacqueline, die deze tocht haar vader Aarnoud van Heemstra vergezelde, destijds gouverneur van Suriname.
Of Jacqueline werkelijk de eerste vrouw was die de top bereikte, valt zeer te betwijfelen. De Voltzberg ligt al 2,8 miljoen jaar op zijn plek. Ooit woonden er in het gebied rondtrekkende jager-verzamelaars. Later vestigden groepjes marrons zich in de buurt van deze berg, ontsnapte tot slaaf gemaakten.
Grote kans dus dat Jacqueline op haar tennisschoenen niet de eerste vrouw was die de Voltzberg bedwong, wel staat vast dat ze de eerste witte vrouw was. De eerste vrouw op wie volgens haar reisgezelschap met goed fatsoen geproost kon worden. Maar het is niet die historische toost daarboven die deze klim zo ongemakkelijk maakt. Het is wat ze na de toost deden. De blijvende herinnering die ze achterlieten op de berg.
Mijn gympen vinden grip. Langzaam klim ik verder terwijl boven me de gids behendig zijn weg zoekt. Ik vraag me af of hij hier vandaan komt, of er hier nog een verhaal rondgaat over de groep zelfingenomen Hollanders die deze berg veranderde van een verblijfplaats voor de geesten in een monument voor haar eigen aanwezigheid.
De gids wacht op mij, steekt zijn hand uit, helpt me verder omhoog. Hij wijst: bijna, we zijn er bijna. Ik voel lichte zenuwen. Moet ik straks vertellen wie ik ben? Wat ik hier kom zoeken?
*
Het uitzicht is inderdaad adembenemend. Een oceaan van bomen in alle tinten groen met hier en daar de felgele uitschieter van een tak in bloei. Niets dat menselijke aanwezigheid verraadt. Alleen maar blad, steen en nevel. Even waan ik me de wandelaar die op het romantische schilderij Der Wanderer über dem Nebelmeer van Caspar David Friedrich over de mistige verte uitkijkt. Een mens ten overstaan van de weidse wereld.
Maar het uitzicht is meer dan romantisch. Hoe prachtig ook, de enormiteit van het bos heeft iets beklemmends. Té mooi. Té groot. Te ver van alles wat ik ken misschien. Aantrekkelijk, maar op een vreemde manier verontrustend.
Misschien is dat wat Jacqueline bedoelde toen ze schreef dat ze het niet kon begrijpen, ‘zoveel bos bij elkaar te zien’. Het maakte haar duizelig. ‘Bomen, bomen en nog eens bomen.’
Het duizelingwekkende gevoel doet me denken aan wat de Duitse godsdienstwetenschapper Rudolf Otto begin twintigste eeuw schreef over de confrontatie met das ganz Andere. Hoe een ontmoeting met iets overweldigends en totaal vreemds een combinatie van vrees en fascinatie teweegbrengt. Een verlangen ervoor te schuilen en het te omarmen ineen. Voor das ganz Andere bedacht Otto zelfs een nieuw woord: numineus. Afgeleid van het Latijnse numen, godheid – een woord dat weer is afgeleid van nuere, knikken.
Een instemmende wenk van het mysterie. In dit geval: het verpletterende bos dat ons toeknikt. Geen passieve verzameling bomen, maar een bezield wezen. Zo voelt het op deze berg, alsof het landschap terugkijkt.
*
De grootsheid die Jacqueline deed duizelen, werd door haar vader niet opgemerkt. In een brief naar huis schreef gouverneur Van Heemstra dat het panorama hem deed denken aan een ‘broccoli-veld’. Ik schoot in de lach toen ik dat las. Een van de grootste oerbossen ter wereld gereduceerd tot een akkertje.
Ik vermoed nu dat zijn blik te maken had met het hiërarchische systeem waarin hij als gouverneur opereerde en leefde. Als witte kolonist was hij de zon waar de wereld om draaide. In vergelijking met de zon is alles klein. Bovendien werd dit land al eeuwen door kolonialen beschouwd als een wingewest. De schoonheid van de natuur was volstrekt ondergeschikt aan wat die natuur de Hollandse schatkist kon opleveren.
En Van Heemstra zag daar op die berg veel mogelijkheden. Dit overvolle, oeroude landschap moest wel vol bodemschatten zitten. Zijn gouverneurschap zou in het teken gaan staan van mijnbouw. Kort nadat hij op de Voltzberg stond, zou hij noordelijker in Suriname massaal bomen laten vellen. Hij zou wegen laten aanleggen waar ooit water kronkelde. De grond laten openbreken op zoek naar steenkool en de zeer gewilde grondstof bauxiet.
Dit ongerepte landschap, zag hij, had grote economische waarde, en hij besloot die te gaan benutten. Hij zag het voor zich daar op de top. Het graven, drillen, boren. De diepe mijnen die rechtstreekse gangen naar voorspoed moesten worden.
Maar eerst wilde hij een blijvende stempel drukken op deze Surinaamse berg. Aarnoud van Heemstra had in Nederland een grote steen besteld met daarin uitgehakt in hoge, rechte letters: zijn achternaam. Mijn achternaam. Hij had de dragers specie laten meesjouwen om de steen op de top vast te metselen. Rond de plaquette werd een geultje uitgehakt zodat het regenwater niet over de letters zou stromen maar erlangs.
Jacqueline beschrijft de uitgelaten sfeer nadat de operatie voltooid was. Het gezelschap had het gevoel een missie te hebben volbracht. Deze grote groene long van de aarde was al meer dan twee eeuwen in handen van de Hollanders, maar nu lag er ook diep in dit bos eindelijk bewijs van hun aanwezigheid. Steen op steen.
‘Het lijkt me grappig voor de volgende expeditie om dit stuk beschaving daar te vinden’, schreef Jacqueline in kriebelige letters bij terugkomst in het kamp. Daarna sloot ze haar dagboek om nog even met de tamme aap te spelen die het gezelschap had meegenomen op de expeditie.
*
De afgelopen jaren kreeg ik zo nu en dan een foto van de steen gestuurd. Bekenden die de Voltzberg beklommen poseerden naast mijn achternaam, met een opgestoken duim, een vragende blik, een sardonische grijns, een frons; alle varianten kwamen langs.
Mijn antwoorden waren altijd kort en onbeholpen. Meer klank dan woord.
‘O o.’
‘O jee.’
‘Oef.’
‘Tja.’
‘Hm.’
Alsof ik de woorden om adequaat te reageren niet kon vinden. En dat is niet anders als ik de verweerde letters eindelijk in het echt ontmoet.
‘O o.’