In 2013 sleepte stichting Urgenda met 886 mede-eisers de overheid voor de rechter. De overheid moest meer doen om de uitstoot van broeikasgassen omlaag te brengen, vond de stichting. Een paar jaar later volgde de uitspraak in de Klimaatzaak: het Urgenda-arrest. De rechter gaf de stichting gelijk: om dwangsommen te voorkomen, legde de overheid de uitstoot van kolencentrales in 2021 fors aan banden.
Zo’n uitspraak staat niet op zichzelf: zo spande Mobilisation for the Environment (MOB), een stichting die werd opgericht door juristen, meerdere rechtszaken aan tegen de overheid. Zo ook over verschillende bouwprojecten. Die zouden stikstofregels overtreden en zo de biodiversiteit in gevaar brengen. Ook MOB kreeg gelijk: diverse bouwprojecten kwamen stil te liggen. Dat heeft grote consequenties: minder bouwen betekent minder CO2-uitstoot, maar ook minder woningen, minder CO2-opslag en minder economische groei.
In 2021 besloot de rechter eveneens dat Shell zijn uitstoot per 2030 moet halveren. Shell ging in hoger beroep, dat nog loopt. De oliereus wijst er onder andere op dat de uitstoot al is onderworpen aan andere normen en belastingen die door overheden zijn opgelegd. Dat de rechter daarbovenop nog met een reductieplicht komt, zou dus dubbelop zijn. In andere woorden: Shell vindt dat hier voor de rechter geen taak is weggelegd.
Al deze uitspraken konden op veel kritiek rekenen. Thierry Baudet, in 2020 nog een hoogvlieger in de peilingen, liet van zich horen: ‘De rechter heeft in de Urgenda-zaak een hele grote fout gemaakt.’ Voor Rob Jetten, toen D66-fractievoorzitter, was het juist Baudet die een hele grote fout maakte: ‘Schop niet steeds tegen de rechter aan, ondermijn onze onafhankelijke rechtspraak niet.’
Maar de Tweede Kamer ging vervolgens nog een stap verder dan Baudet. Kamerlid Chris Stoffer (SGP) diende in 2023 een motie in. ‘Klimaatbeleid is een zaak van de politiek en niet van de rechter’, zei hij. Zijn motie, waarin stond dat er meer eisen gesteld moeten worden aan belangenorganisaties voordat ze naar de rechter mogen stappen, haalde een Kamermeerderheid. Tot grote schrik van Kamerleden die tegen de motie hadden gestemd. ‘Schokkend’, vonden zij. ‘Onacceptabel.’
Over de rol van de rechter zijn de meningen dus, zacht gezegd, verdeeld. Deze discussie wordt met de dag relevanter, omdat rechters steeds vaker gevraagd worden zich uit te spreken over overheidsbeleid. Van coronamaatregelen tot aardbevingen in Groningen, van geluidshinder rond Schiphol tot de Turkijedeal: over uiteenlopende onderwerpen trekken belangengroepen naar de rechter om de overheid bij te laten sturen.
We kunnen rekenen op meer van dit soort botsingen. De vraag is: waar ligt de grens tussen kritiek op de rechter vanwege de uitspraak en ondermijning van de rechter als instituut?
De rechter is een mens, geen machine
Toen de Franse verlichtingsfilosoof Charles de Montesquieu halverwege de achttiende eeuw de scheiding der machten beschreef, had de rechterlijke macht in Frankrijk geen beste reputatie. Verdachten werden gemarteld, straffen waren wreed, oordelen hoefden door de rechter niet te worden onderbouwd. Wie voor de rechter kwam, moest dus maar hopen dat die een beetje welwillend was. Voor de gewone sterveling viel dat helaas vrijwel altijd tegen: het gewone volk kreeg hogere straffen dan de adel. Klassenjustitie dus.
Dus wilden verlichtingsdenkers als Montesquieu dat rechters minder macht kregen. Rechtspraak moest worden gebaseerd op wetten, die zo min mogelijk ruimte zouden laten voor interpretatie. Thomas Jefferson, een van de Founding Fathers van de Verenigde Staten, schreef in 1776 dat hij de rechter het liefst helemaal zou willen automatiseren: ‘[L]et the judge be a mere machine.’
Thomas Jefferson schreef in 1776 dat hij de rechter het liefst helemaal zou willen automatiseren
Sindsdien is het denken over de rechterlijke macht behoorlijk veranderd: niet lang nadat Jefferson over robotrechters droomde, werden grondrechten (ook wel: mensenrechten) geformuleerd en in nieuwe grondwetten vastgelegd. In de twintigste eeuw speelden die grondrechten – en daarmee de rechter – een steeds grotere rol in het democratische bestel. In 1915 oordeelde de Hoge Raad bijvoorbeeld dat burgers naar de rechter konden gaan om zich te verzetten tegen overheidsoptreden. Die trend heeft zich sindsdien doorgezet.
Omdat maatschappelijke belangen in grondrechten en verdragen zijn opgenomen, hebben rechters de bevoegdheid die belangen af te wegen. Maar die belangen zijn bewust breed geformuleerd: ‘De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid’, lezen we bijvoorbeeld. Of: ‘De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu.’ Omdat ze zo breed geformuleerd zijn, moet de rechter de belangen naar eigen inzicht interpreteren.
Wie die interpretatieruimte niet wenselijk vindt, kan daar beleid op maken. Zo staat in de Nederlandse grondwet dat de rechter niet mag onderzoeken of een wet die door de Eerste en Tweede Kamer is gemaakt wel in lijn is met de grondwet. Ook wel: het ‘verbod op constitutionele toetsing’. Internationale verdragen krijgen wél voorrang ten opzichte van de Nederlandse wet – terwijl daar, net als in onze grondwet, grondrechten in zijn verankerd. Een hele reeks partijen, van GroenLinks-PvdA tot BBB, wil daarom toch dat constitutionele toetsing wordt toegestaan, zodat onze grondwet net zo zwaar telt als internationale verdragen. De PVV wil juist af van sommige van die verdragen, zoals het VN-Vluchtelingenverdrag. Dat zou de macht van de rechter weer inperken.
Over het antwoord op de vraag of de rechter meer of minder macht moet hebben, kun je kortom van mening verschillen. Maar hoe zit het met kritiek op de rechter?
Kritiek op de rechter is geen rechtse hobby
Kritiek op de rechter, zoals die van Thierry Baudet op het Urgenda-arrest, lijkt soms voorbehouden aan extreemrechtse partijen die zich toch al weinig aan de democratie gelegen laten liggen. Wie alleen de milieu- en klimaatzaken volgt, zou denken dat het een wetmatigheid is: rechts is kritisch op de rechter, links vindt die kritiek niet kunnen.
Toch is dat niet altijd zo. Neem de juridische strijd die zich heeft ontsponnen rondom ‘box 3’, de belasting op inkomen uit sparen en beleggen. De staat weet niet zomaar wat mensen hebben verdiend met hun vermogen, dus werd belasting geheven op basis van een aanname. De overheid rekende met een gemiddeld rendement op spaargeld en beleggingen. Een ‘fictief rendement’.
Naast D66-rechters zijn er blijkbaar ook christendemocratische rechters
Te veel fictie, stelde de Hoge Raad eind 2021, nadat belastingbetalers massaal bezwaar hadden gemaakt. De Belastingdienst moest snel een herstelregeling treffen. En tegelijkertijd een nieuw stelsel bouwen voor vermogensbelasting, omdat het oude door de rechter dus illegaal was verklaard. Omdat dat nieuwe stelsel niet snel genoeg kon worden ingevoerd, was er ook nog een overbruggingsregeling nodig.
De Belastingdienst moest dus drie nieuwe systemen bouwen en miljarden euro’s terugbetalen aan tienduizenden mensen. Nogal heftig, dus – je raadt het al – niet iedereen was het ermee eens.
Coen Teulings, voormalig directeur van het Centraal Planbureau en universiteitshoogleraar in Utrecht, klom in de pen. De box 3-uitspraak van de Hoge Raad had de rechtsonzekerheid vergroot, stelde hij. Want fictie of geen fictie, uiteindelijk hing je belasting in box 3 alleen af van hoeveel vermogen je had. Mag de staat dan geen vermogens meer belasten? En waarom was dat dan twintig jaar lang geen enkel probleem geweest, en nu opeens wel?
De onderbouwing van de Hoge Raad kon op weinig liefde rekenen: want op basis waarvan was box 3 nou precies gesneuveld? Volgens de Hoge Raad was er inbreuk gemaakt op Artikel 1 van het protocol bij het Europese mensenrechtenverdrag. Dat definieert het recht op eigendom – nogal algemeen dus. En frappant: het artikel maakt expliciet een uitzondering op dat recht op eigendom als het gaat om belastingheffing. ‘Ik had ook niet het idee dat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens voor deze situatie was geschreven’, stelde de verantwoordelijke staatssecretaris, van achtergrond fiscalist, droogjes vast.
En daarmee is het niet gedaan: in 2022 deed een aantal partijen (onder aanvoering van GroenLinks en de PvdA) een voorstel voor een vermogensbelasting. Maar, zo schrijft de landsadvocaat naar aanleiding van het Hoge Raad-arrest, zo’n vermogensbelasting zal bij de Hoge Raad waarschijnlijk ook sneuvelen op dat eerste artikel van het mensenrechtenverdrag.
Deze rechterlijke uitspraak pakt dus meer dan fijn uit voor vermogende Nederlanders: die betalen daardoor minder belasting. En opeens bevindt ‘rechts’ zich aan de kant van de rechter, terwijl ‘links’ zich over de uitspraak opwindt.
Het komt wel vaker voor dat linkse denkers kritiek op de rol van rechters in belastingzaken hebben: Thomas Piketty, econoom en vermaard pleitbezorger van vermogensbelastingen, haalt graag een voorbeeld uit Duitsland aan. Daar verklaarde een rechtbank belastingtarieven boven de 50 procent ongrondwettelijk. Dat oordeel werd later teruggedraaid. Maar: één van de rechters in kwestie was inmiddels de politiek ingegaan voor de christendemocraten en probeerde zijn zin nu via een wetswijziging te krijgen. Naast D66-rechters zijn er blijkbaar ook christendemocratische rechters.
Rechters zijn niet perfect, maar daarom niet minder belangrijk
Zolang wetten ruimte laten voor interpretatie, en niet toegepast kunnen worden door de machines die Jefferson voor zich zag, zullen rechters afwegingen moeten maken. En dat is best moeilijk, dus zal het ook weleens misgaan.
Omdat het moeilijk is, en een mens nu eenmaal fouten maakt, is kritiek op de rechter heel gezond. Net als ieder mens heeft een rechter feedback nodig om van te kunnen leren. Toch leidt kritiek op de rechter dus vaak tot felle reacties, zoals na de motie van SGP’er Stoffer, die daarmee de gang naar de rechter wilde beperken. En ook die reacties zijn goed te begrijpen: elders, denk aan Polen of Hongarije, bleek kritiek op de rechter een eerste stap richting de afbraak van de rechtsstaat. De rechter werd de macht ontnomen, verkiezingen en media werden minder vrij, en de corruptie nam toe.
Hier ligt een taak voor de politiek: die moet duidelijk onderscheid maken tussen kritiek op een vonnis en kritiek op het systeem. Je kunt van mening zijn dat een vonnis onjuist is, maar tegelijkertijd accepteren dat het oordeel aan de rechter is. Hoe paradoxaal dat ook klinkt.
En andersom: wie kritiek op het systeem heeft, moet die niet vermengen met kritiek op een vonnis. Je kunt vinden dat de rechterlijke macht te veel macht heeft en de wetgevende te weinig, maar dat zou niet moeten afhangen van je mening over milieu- of belastingbeleid. Die discussies vermengen leidt tot onnodige misverstanden.
Als dat onderscheid helder blijft, moet kritiek kunnen. Sterker nog: wie de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht wil verdedigen, doet er juist goed aan te erkennen dat de rechter er ook naast kan zitten. Het beste argument voor onafhankelijke rechtspraak is immers niet dat rechters onfeilbaar zijn, maar dat het alternatief zoveel slechter is. Liever feilbare rechters dan helemaal geen rechtsstaat.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!
Je bent niet ingelogd. Log in om andere verhalen te lezen, verhalen op te slaan, bijdragen te lezen en plaatsen, correspondenten te volgen en meer.