Een roze glitterjurk, kindermaat 128, ligt als een verlept bloempje op het asfalt. Een bruinleren linkerschoen zonder zool bungelt aan een van de veters voor een stalen kooi. Een versleten spijkerbroek hangt futloos over de rand. Afgedankt.
Terwijl ik mezelf inbeeld hoe een blije kleuter in haar nieuwe jurk rondjes door de woonkamer danste en hoe een iets te dik geworden man zich voor een laatste keer in die spijkerbroek probeerde te wurmen, komt er een vrachtwagen het terrein oprijden van sorteerbedrijf Gebotex in Dordrecht, waar ik me bevind. De glitters die zo mooi in de zon schitterden, verdwijnen onder de dikke rubberen banden.
De achterklep gaat open, zakken vol kleding en textiel ploffen de donkere loods in, waar twee gespierde mannen de vracht staan op te wachten. Kilo’s T-shirts, bh’s, boxershorts, bikini’s, leren jassen, theedoeken, gordijnen, sokken, linnen tasjes.
Dagelijks komen bij Gebotex vijf vrachtwagens vol gebruikte, ongesorteerde kleding en textiel binnen, tachtig tot negentig ton. Op jaarbasis verwerkt het bedrijf 112 miljoen kilo.
Want afgedankte kleding is een van de weinige afvalstromen die geld oplevert in plaats van geld kost om het af te voeren.
Tweedehandsjes zijn meer business dan liefdadigheid
Tweedehands kleding is big business. De wereldwijde export ervan bedroeg in 2017 meer dan 4,6 miljard dollar. Marinus Boer, eigenaar van Boer Group waar Gebotex onder valt, heeft volgens Quote een geschat vermogen van 170 miljoen euro.
Ongeveer de helft van wat binnenkomt krijgt de kans op een tweede leven en wordt doorverkocht
Kortom, jouw afdankertjes zijn geld waard. En wie dacht dat zijn of haar zak met gebruikt textiel nog altijd rechtstreeks aan ‘de arme kindertjes in Afrika’ werd geschonken, heeft het mis.
Nadat de zakken bij Gebotex zijn uitgeladen, sorteren zo’n veertig mensen met de hand in de loods ernaast wat nog als kleding verkocht kan worden en wat niet. Ongeveer de helft van wat er binnenkomt krijgt een tweede leven en wordt (afhankelijk van de kwaliteit) voor een paar euro(cent) per kilo doorverkocht. Hier in Nederland, of duizenden kilometers verderop, waar het misschien wel komt te hangen in de kraam van een handelaar op een broeierige markt in Kameroen of Ghana.
Nederland als handelskampioen in gebruikt textiel
In die wereldwijde markt van 24 miljard dollar is Nederland een grote speler. In 2018 werd hier voor 200 miljoen dollar aan kleding en textiel geïmporteerd en voor 158 miljoen dollar geëxporteerd. In beide lijsten staat Nederland in de top tien van landen die de meeste gedragen kleding en textiel in- en uitvoeren. Deze kleren komen voornamelijk uit Duitsland, België, Engeland en Frankrijk om hier gesorteerd en doorverkocht te worden.
De sorteerders verwerken inmiddels meer kleding uit het buitenland dan uit Nederland. En dat is opvallend aangezien de sortering van textiel arbeidsintensief is en de lonen hier hoog liggen.
De komende tijd schrijf ik een serie artikelen waarin ik de tweedehandskleding- en textielmarkt uitpluis. Nu steeds meer landen dreigen de import van gebruikte kleding aan banden te leggen en wereldwijd mensen steeds meer te besteden krijgen en vaker zullen kiezen voor nieuw boven oud, vraag ik mij af wat we met de zakken textiel en kleding moeten. Hoe komen we op een zo verantwoord mogelijke manier van onze spullen af?
Maar eerst: hoe heeft Nederland zich ontwikkeld tot spin in het web van tweedehands kleding? Om antwoord te vinden op die vraag moet je terug naar de negentiende eeuw – de tijd waarin naast melkventers en groenteboeren ook voddenmannen hun handel op straat hadden.
Wie gooit er nu kleding weg?
Kleding en textiel weggooien? Je bent gek, moeten ze vroeger gedacht hebben, kijkend naar de miljoenen kilo’s die elk jaar alleen al bij Boer Group binnenkomen. Want hoe anders was dat zeventig jaar geleden en in de eeuwen daarvoor, toen kleding tot op de draad werd versleten en stoffen soms wel tientallen keren werden gerepareerd, vermaakt, doorgegeven, geverfd.
Grondstoffen als wol en katoen waren kostbaar. Nieuwe kleding was lang alleen voor de elite weggelegd
Kleren werden zo ontworpen dat ze makkelijk weer te vermaken of hergebruiken waren. Grondstoffen als wol en katoen waren kostbaar. Nieuwe kleding was lange tijd alleen voor de elite weggelegd. Tot ver in de twintigste eeuw was het grootste deel van de verkochte kleding dan ook tweedehands. Overal in Europa – van Londen tot Venetië – floreerde de handel in gebruikt textiel.
Pas in de negentiende eeuw kwam de inzameling van kleding en textiel op gang. Met karren ging de voddenboer langs de deur, in de hoop dat iemand nog wat oude doeken of versleten kleren had liggen en bereid was die voor een paar cent te verkopen.
Ook kledingsorteerder Boer Group is zo begonnen. Het bedrijf werd in 1906 door Dirk Boer opgericht, die samen met zijn toen 8-jarige zoon in Rotterdam gebruikt textiel ophaalde met zijn handkar.
De geur van petticoats
Eenzelfde soort man was Jan Brak, vertelt zijn kleinzoon Hans Brak – zelf handelaar in vijftiger- en zestigerjarenkleding, als ik hem opzoek in zijn thuisstad Woerden. Zijn opa liep eind negentiende eeuw met zijn hondenkar door de straten om vodden en lompen (zoals afgedankt textiel destijds werd genoemd) op te halen, vertelt hij terwijl hij twee kopjes earlgreythee voor ons neerzet. Er hangt een lichtzoete geur in de lucht, misschien afkomstig van de trouwjurken en petticoats die in de opslagruimte hangen, en waar het parfum van de vorige eigenares nog in zit.
Brak, een gezette man van 73 jaar, een opvallende ronde bril en geruite blouse met donkerrode bretels, gaat zitten aan de andere kant van zijn vintage Gispen-bureau uit 1952 en vertelt dat hier in Woerden heel wat confectiebedrijven zaten, waar zijn opa en later zijn vader het restafval van opkochten.
Vervolgens verkocht hij de stoffen per soort door voor de fabricage van papier of poetsdoeken. ‘Zo had hij voor elke grondstof wel een afnemer, een contact’, vertelt Brak. ‘Wit katoen ging naar de papierindustrie in Twente, wol naar Tilburg of naar Prato, Italië.’
Opa Jan Brak vertelde dat hier met Kerst nog een nieuwe stroom bij kwam: dan nam hij ook de huiden mee van de konijnen die de avond ervoor tijdens het diner waren geserveerd. De vachtjes hing hij vervolgens te drogen om ze daarna door te verkopen aan fabrikanten die er bijvoorbeeld bontjassen van maakten.
In de bulk zitten ook parels
Braks vader nam op jonge leeftijd de zaak van zijn opa over, en kocht in 1928 een bedrijfspand aan de Singel in Woerden waar ruim 65 jaar, tot 1994, gebruikt textiel is gesorteerd. Als 18-jarige hielp Hans Brak mee in de sortering. ‘Als je mij een trui geeft kan ik je precies vertellen wat het is, wol, synthetisch of katoen.’ Elke maandag, vertelt hij, gingen ze naar de grondstoffenbeurs in Amsterdam.
‘Als je mij een trui geeft kan ik je precies vertellen wat het is, wol, synthetisch of katoen’
Brak is nog altijd actief in de handel in tweedehands kleding. Twee keer per jaar reist hij naar de VS en Canada om daar zijn vintage -kledinginkopen te doen.
Zijn pareltjes, zoals hij ze noemt, hangen om ons heen uitgestald. Vanachter zijn bureau, omringd met Amerikaanse vlaggen (de echte wollen, sommige nog met 48 sterren, van voordat de staten Alaska en Hawaï als ‘ster’ werden toegevoegd) vertelt hij over de ‘topkwaliteit’ van bijvoorbeeld tirolerkleding – tijdens carnaval populair – en over de hawaïblouses, zijn favoriet. ‘De echte originele, met kokosnootknoop, gemaakt van katoen. Nu is de klad erin gekomen, heb je die goedkope synthetische troep uit China. Mensen willen ze één keer aan tijdens een feestje en gooien ze daarna weer weg.’
Door jarenlang in de sortering te werken ontwikkel je wel een oog voor wat goed is en wat niet, zegt Brak. Toch is hij blij dat hij in 1980 uit de sortering van kleding gestapt is. Hij stapte over naar de handel in legerkleding en daarna in vintage- en feestkleding. ‘De sector is erg veranderd’, zegt hij. ‘Het moet tegenwoordig allemaal snel, snel, snel.’
Hoe zelfs hergebruik fast werd in fashion
Die versnelling is al in de jaren vijftig ingezet. De kledingsector hervormde in zo’n rap tempo dat de voddenmannen met hun karren het letterlijk niet meer bij konden benen. De oorlog was voorbij, de economie trok weer aan en de confectie-industrie draaide op volle toeren. Kleding werd van een schaars, kostbaar goed een consumptiegoed.
Steeds meer synthetische materialen werden toegevoegd aan de stoffen, want: goedkoper. ‘Mijn vader, die het stokje van mijn opa had overgenomen, kon op een gegeven moment zijn lompen niet meer kwijt aan de papierfabrikanten omdat ze er polyester in hadden verwerkt. Ze waren niet meer geschikt voor de papierindustrie.’
Daarnaast kwam er nu zo veel gedragen kleding en textiel binnen dat het niet alleen meer in eigen land verkocht kon worden. Landen als Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland stuurden gebruikte kleding naar hun koloniën, voornamelijk in Afrika. Handelaren als de Boer Group in Nederland surften mee op die golf en exporteerden bijvoorbeeld naar Belgisch Congo.
Brak kan zich nog goed herinneren dat vanwege gigantische kledinginzamelingen in Duitsland door het Rode Kruis veel Nederlandse sorteerbedrijven, waaronder dat van zijn vader, gevraagd werden de bergen kleding weg te werken. ‘Nederland was toen al zeer efficiënt in sorteren.’
In die tijd wisten veel mensen niet dat de kleding eerst gesorteerd werd, voordat het op transport ging, vertelt Brak. ‘Het kwam weleens voor dat we enveloppen met marken vonden en prachtige poppen met een briefje: “Für das schwarze Kind in Afrika”.’
Een kilo aardappelen vs. een kilo tweedehands textiel
Vanaf de jaren zestig zamelde het Leger des Heils permanent gedragen kleding in en opende het winkels waar een deel van de kleren doorverkocht werd.
Waar voorheen katoen- en wolafval goedkoper was dan nieuwe grondstoffen, kwam hier midden jaren zeventig een einde aan. Mede door de toevoeging van kunstvezels werden de ‘ virgin’ grondstoffen een stuk goedkoper.
Mede door de toevoeging van kunstvezels werden de ‘virgin’ grondstoffen een stuk goedkoper
Waar de kiloprijs van ongesorteerde lompen voorheen even hoog was als die van aardappelen, ligt de prijs van aardappelen nu tien keer zo hoog, is te lezen in het boek Tot op de draad. De vele levens van oude kleren van historicus en schrijver Ileen Montijn. Daarbij kwam dat de vakkennis om van oud textiel iets nieuws te maken langzaam verloren ging; mensen wisten niet meer wat ze met de gebruikte vodden en lompen aan moesten.
Als laatste ingrijpende verandering kwam er steeds meer concurrentie op de markt van kledinginzameling en -sortering.
Deze prikkels leidden ertoe dat de sector zich in enkele decennia doorontwikkelde tot een wereldwijde industrie: van recycling op lokaal niveau naar doorverkoop op een wereldwijde afzetmarkt.
Efficiëntie werd steeds belangrijker omdat de opbrengst per kilo terugliep. In 1975 werd Kici opgericht (dat staat voor Kleding inzameling charitatieve instellingen), dat het ophalen, sorteren en verkopen uit handen nam van een heel aantal goede doelen. En eind jaren tachtig kwam het idee van de kledingcontainer uit de Verenigde Staten overwaaien.
Van voddenman naar fabriek
Wie bij Gebotex gaat kijken, wordt inderdaad nergens meer herinnerd aan de voddenman van vroeger. Het lijkt eerder een fabriek.
Als je ziet wat hier dagelijks binnenkomt, bekruipt je sterk de gedachte: waar komt het in godsnaam allemaal vandaan? Houdt het niet een keer op?
De vrouwen die in de sortering werken, velen afkomstig uit Oost-Europese landen, verwerken per persoon wel 3.000 kilo textiel. Op één dag! In enkele seconden beoordelen ze of een kledingstuk nog goed genoeg is en zo ja, in welke van de 350 categorieën het hoort. Om de sorteertafels staan tientallen plastic bakken met slippers, ondergoed, riemen, knuffels, sjaals. Je snapt wel waarom Brak hier geen heil meer in zag.
Door de jaren heen zijn zo veel mogelijk verwerkingsprocessen geautomatiseerd. Het aan- en afvoeren van balen kleding gaat via lopende banden en machines. Kleding sorteren gaat nog wel met de hand, aangezien je hiervoor oog moet hebben voor mode en kwaliteit.
Minder dan 10 procent van het aanbod bij Gebotex komt uit Nederland. Het overgrote deel wordt geïmporteerd vanuit Duitsland en België. Nederlandse sorteerbedrijven zijn efficiënter en daarom vaak ook rendabeler dan hun buitenlandse concurrenten.
Hoe valt dat te verklaren?
Historicus en schrijver Montijn denkt dat het ermee te maken heeft dat Nederland in de zeventiende eeuw al een relatief rijk land was. En dat er zelfs in de negentiende eeuw al gebruikte kleding vanuit hier naar Amerika werd geëxporteerd. ‘De versleten, afgedankte jasjes van hier waren beter dan die daar.’ Bovendien, zegt ze, is Nederland altijd al een sterk handelsland geweest.
‘Nederland bouwde veel beter uitgeruste sorteerinrichtingen, met handigheidjes waardoor tegen een redelijke prijs kon worden gesorteerd’
Roderick Ferrari, secretaris bij Vereniging Herwinning Textiel, de brancheorganisatie voor sorteerders, mailt dat Nederland vanaf de jaren zestig tot 2000 de grootste sorteerder van Europa was. ‘Nederland bouwde in die tijd veel beter uitgeruste sorteerinrichtingen, met handigheidjes waardoor tegen een redelijke prijs kon en kan worden gesorteerd. Duitsers en Belgen stonden ouderwets te sorteren, zonder enig logistiek inzicht.’
Bovendien waren de sorteerkosten in deze landen hoger, waardoor meer kilo’s per dag verwerkt moesten worden. Maar het ontbrak aan capaciteit om grote hoeveelheden te verwerken. ‘Verkopen aan Nederlandse bedrijven was dan het makkelijkst.’
Maar inmiddels zijn er weer verschuivingen te zien, stelt Ferrari. ‘Recent ontstonden er met name in Oost-Europa nog grotere sorteerbedrijven, die door het aantal goedkope werkkrachten en de korte aanvoerlijnen uit bijvoorbeeld Duitsland aantrekkelijk zijn.’
Hoe nu verder?
Toch is dat niet de grootste zorg. Aan tweedehands kleding en textiel is namelijk geen gebrek. Door de groeiende wereldpopulatie en een eveneens groeiende middenklasse zal de markt de komende jaren alleen maar uitdijen.
Dus wat is dan wel het probleem?
Dat zit ’m erin dat het aandeel direct te hergebruiken textiel, dus hetgeen dat doorverkocht kan worden, steeds kleiner wordt én dat steeds minder landen zitten te wachten op ‘onze’ afdankertjes. Mensen hebben wereldwijd steeds meer te besteden en kiezen vaker voor nieuw.
De vraag is dus: wat moeten we in godsnaam met die groeiende kledingafvalberg? In het rapport Pulse of the Fashion Industry is te lezen dat we met z’n allen wereldwijd in 2015 voor 92 miljoen ton aan textiel en kleding weggooiden, en dat dit aantal tegen 2050 zal oplopen richting de 150 miljoen ton.
Kunnen we dit lineaire model omzetten naar circulair, waarbij gebruikte kleding en textiel worden ingezet als grondstof voor het maken van nieuwe items? En welke rol speelt Nederland hierin?
In het volgende artikel in deze serie over de toekomst van tweedehands kleding zal ik hier verder op ingaan.
Lees verder:
Mode ontrafeld: waarom je steeds sneller gaten in je T-shirt krijgt (óók als je meer betaalt) Een shirt dat na een wasbeurt twee maten is gekrompen, een spijkerbroek die te snel scheurt of een bikinibroekje dat na één vakantie al slap om je kont hangt. De kwaliteit van kleding holt achteruit, zelfs dure merken blijken soms niet langer dan één seizoen houdbaar. De verklaring: fashion moet over de hele linie fast. Is het kopen van tweedehands kleding wel zo duurzaam? En nog zes vragen en antwoorden over ‘vintage’ 167 olietankers van het allergrootste type, volgeladen met broeken, shirts, bh’s en handdoeken. Dat is de hoeveelheid kleding en textiel die we jaarlijks wereldwijd weggooien. Wat gebeurt er vervolgens mee? Wie verdient er aan onze afdankertjes? En is het kopen van tweedehands kleding eigenlijk wel zo duurzaam? Dat zocht ik uit.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!