Het is een man die zich wapent met een kaasschaaf. Hij raakt enthousiast van slijmerige oppervlakten en troebele plassen, omdat hij weet dat daar een wereld huist die ons voorstellingsvermogen te boven gaat. Kunstenaar en microfotograaf Wim van Egmond schaaft het toplaagje prut van het wad. En als hij zijn vindsels onder zijn microscoop legt, is het altijd feest.
Het leeft, krioelt, glimt, plant zich voort. Heeft voelsprietjes, is bol met pootjes of juist langgerekt. En de aantallen zijn eindeloos, evenals de verscheidenheid. Het aantal micro-organismen is zo uitgestrekt als de zee, en onderzoekers steken net hun grote teen in het water.
Van Egmond wil het onzichtbare zichtbaar te maken voor het grote publiek. En dat doet hij met zijn microfotografie. Hij zegt dat hij het tragisch vindt dat iedereen zich blindstaart op de horizon, op de vogels die voorbijkomen. ‘Terwijl mensen vergeten dat het belangrijkste, de basis, zich onder hun voeten afspeelt.’
Hij heeft het over algen, al die verschillende micro-organismen die rondom het water leven. ‘Die bruine laag die je weleens op het strand ziet liggen, dat zijn kiezelwieren, eencellige algen. De basis voor al het leven in zee.’
Algen zijn onmisbare micro-organismen
Zeespiegelstijging kan weleens een bedreiging voor de toekomst van Nederland zijn, schrijft Rutger Bregman in zijn pamflet Het water komt. Ik loop deze winter rond de Waddenzee om te zien, te horen en te ervaren wat de gevolgen van het wassende water voor dit gebied zijn. Vooraf belde ik met Wim van Egmond om hem te vragen wat de zeespiegelstijging betekent voor algen, die onbekende wezens, nog niet eens een tiende van een millimeter groot.
Niet zoveel, zou je denken. Maar dat klopt niet. Algen, legt Van Egmond uit, zijn het fundament voor het leven in de Waddenzee.
Ze bouwen de voedingsstoffen voor de rest van de keten: voor wadpieren, slijkgarnalen en grazende schelpdieren als kokkels, het wadslakje en het nonnetje. En die zijn op hun beurt weer voer voor vissen en vogels. Zo’n 80 procent van de totale voedselproductie in de Waddenzee komt van algen.
De helft wordt geleverd door zwevende algen die in het water leven, de andere helft door bodemalgen, die op droogvallende wadplaten voorkomen. Sommige wadorganismen, zoals kokkels en mosselen, filteren vooral de zwevende algen uit het water. Andere, zoals wadslakjes en harders, grazen op de bodemalgen. En dan heb je nog soorten die van twee walletjes kunnen eten, zoals het nonnetje.
Ook voor de mens zijn de micro-organismen onmisbaar. Net als planten zetten algen kooldioxide om in zuurstof – ze zijn zelfs goed voor de helft van de zuurstofproductie op aarde. Iedere tweede hap lucht komt van hen. En dat deden algen al lang voordat er meercellige planten waren. ‘Zonder hen waren we er niet geweest’, zegt Wim van Egmond.
Hij ziet de organismen onder zijn microscoop bewegen. ‘Sommige gebruiken een soort haartjes om richting het licht te zwemmen, of om vijanden te vermijden. Andere glijden voort als bootjes’, zegt hij. De meest uiteenlopende dingen komen voorbij: de geboorte van een watervlo, twee micro-organismen die zich tegoed doen aan een dood exemplaar, of uit alle macht proberen te voorkomen dat ze door een ander worden verzwolgen.
Het leven is keihard als je zo klein bent, zegt Van Egmond.
Het wad laat zijn naakte bodem zien
Een grote groep scholeksters vliegt op van de Waddendijk, in de buurt van Harlingen. Shit. Ik wilde ze niet verstoren en probeerde juist met een bocht om ze heen te lopen. De vogels strijken twintig meter verderop weer neer. Naast me heeft de zee zich teruggetrokken. Het wad laat zijn naakte bodem zien, vogels steken hun snavels noest in het rijke slik. Ik doe mijn rugtas af en ga erbovenop zitten. Ik ben bijna in Harlingen, maar de stad kan wel even wachten. Ik kan hier uren naar kijken.
Mathijs Deen schrijft in zijn boek De Wadden, een geschiedenis: ‘De Waddenzee is onvoorspelbaar en veranderlijk, ze is altijd zichzelf, altijd eigenzinnig en vrij, en niemand die in haar nabijheid komt, blijft onberoerd onder haar aanwezigheid.’
Ook ik niet. Ik vind haar prachtig. Wild en authentiek.
Het is het grootste aaneengesloten getijdengebied ter wereld en talloze trekvogels komen hier weer wat opvetten van hun lange reizen. Doen ze dat over vijftig jaar nog? Hoe ziet het gebied er dan uit? Ik weet dat het wad veerkrachtig en dynamisch is, en altijd aan verandering onderhevig. Maar kan het de veranderingen van komende jaren ook bijbenen?
Kan het wad de veranderingen van komende jaren bijbenen?
Want die zijn onmiskenbaar. De zeespiegel stijgt – de vraag is niet hoeveel, maar hoe snel – terwijl de bodem daalt. Er komt een punt dat een deel van de wadplaten met eb minder, of zelfs helemaal niet meer boven water komt. Voor sommige platen begint dat al over tien jaar, andere houden het tot na 2100 vol. Onderzoekers kunnen niet met zekerheid zeggen wat er dan gebeurt met het leven op de wadplaten. Past de natuur zich aan?
Wat onderzoekers wel weten: hoe korter een wadplaat boven water ligt, hoe minder tijd een bodemalg heeft om te groeien. En dat heeft grote gevolgen voor het ecosysteem. Minder bodemalgen betekent minder eten voor de grazers, zoals bepaalde vissoorten en schelpdieren. Minder schelpdieren betekent minder voer voor vogels. Wadvogels die van deze grazers leven, hebben zelfs dubbel pech: door het rijzende water worden wadplaten steeds kleiner en liggen ze minder lang boven water, waardoor vogels steeds minder tijd hebben om hun maaltje bij elkaar te scharrelen.
‘Klimaatverandering is van alle tijden’, zeggen ze
Ik spreek tijdens mijn wandeling zo veel mogelijk mensen die hier rond de Waddenzee wonen. Vissers, zeelieden, een Waddenschilder, fotografen, een wadloper, vuurtorenwachters. En wat mij opvalt: op twee na maken ze zich absoluut niet druk over zeespiegelstijging of over klimaatverandering in het algemeen. ‘Klimaatverandering is van alle tijden’, zeggen ze.
De onderzoekers die ik sprak schetsen een heel ander beeld. Neem Katja Philippart van het NIOZ: ‘Het klopt dat klimaatverandering van alle tijden is. Maar de snelheid is nog nooit zo hoog geweest. We weten niet of de natuur dat kan bijbenen. Aanpassen kost tijd.’
Al eeuwen zetten wij mensen de natuur naar onze hand. Beteugelen we de zee met onze dijken en dammen. We planten windmolens op de zeebodem, boren naar gas, winnen zout, we baggeren vaargeulen, suppleren zand, ga zo maar door. Geen land dat zo zijn eigen landschap gevormd heeft als de Nederlander. Maar met de uitdagingen van klimaatverandering die we nu aan de horizon zien verschijnen, blijkt juist dat we de natuur harder nodig hebben dan ooit.
Ook algen.
De Waddenzee is een dode zee geworden
Ik schrik op uit mijn mijmeringen. Mijn telefoon gaat. Het blijkt een oudere man (89) die in de Leeuwarder Courant over mijn loop heeft gelezen. Hij wil niet uitgebreid worden geïnterviewd of met zijn naam in mijn stukken, maar drukt me op het hart dat ik me over zeespiegelstijging geen zorgen hoef te maken. In het Fries zegt hij: ‘Ik heb de wijsheid ook niet in pacht, maar ik woon al bijna negentig jaar hier in Noordwest-Friesland aan de dijk. Het slib en zand zijn in die jaren zo’n anderhalve meter hoger gekomen. Een paar centimeter zeespiegelstijging kan er echt nog wel bij.’
Wel gaat het hem aan het hart, zegt hij, om te zien hoe de Waddenzee er nu bij ligt. ‘Het is een dode zee. Vroeger zwommen bruinvisjes voor de kust langs, zat de zee vol leven.’ Hij pauzeert even. Dan: ‘Die kokkelvissers en mosselvissers hebben de hele bodem over de kop gehaald. De boel is leeggevist.’
Hij zegt dat de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 ook veel gevolgen heeft gehad voor de de stromingen in het gebied. Datzelfde geldt voor de afsluiting van de Lauwerszee in 1969. Volgens hem is de zee nooit terug in balans gekomen. De stromingen hebben hun weg niet gevonden en dat heeft de boel doen verzanden.
‘In de zomer kom ik niet meer op de dijk hier achter mijn huis’, zegt hij. ‘Ik vind het te pijnlijk om de zee zo te zien.’
De dijk is ingehaald door de tijd
Een paar dagen later sta ik aan het begin van die iconische Afsluitdijk, aan de Friese kant. De waterkering gaat op de schop. De dijk is na ruim negentig jaar trouwe dienst ingehaald door de tijd. Door klimaatverandering wordt het steeds moeilijker het hoger wordende Waddenzeewater te weren, en tegelijkertijd het overtollige zoete IJsselmeerwater – dat onder meer wordt aangevoerd door de IJssel en de Overijsselse Vecht – te lozen.
De dijk wordt versterkt en met circa twee meter verhoogd, de waterafvoer wordt vergroot door de bouw van nieuwe spuisluizen en pompen, de schutsluizen worden flink onder handen genomen en er komt een vismigratierivier, zodat vissen kunnen oversteken van zout naar zoet.
NIOZ-onderzoekster Katja Philippart vertelt me een paar dagen later op Texel dat er bij het spuien van zoet IJsselmeerwater in de Waddenzee veel zoetwateralgen in zee terechtkomen. En die blijken een groot deel van het voedsel te vormen voor de schelpdieren, zoals kokkels, mossels en oesters. We hebben dus – onbedoeld – veel invloed op het leven in de Waddenzee. ‘We zitten met alles wat we doen aan de voedselvoorziening op het wad te draaien’, zegt ze.
Philippart woont op Texel en is thuis in deze omgeving. Ze spreekt helder over algen, kokkels, over klimaatverandering en zeespiegelstijging. Ze is een van de weinigen in Nederland die onderzoek doet naar algen. Ik vraag haar waarom niet meer mensen weten van het belang van de micro-organismen: ‘Omdat het minder aanspreekt’, zegt ze. ‘Als er een dode zeehond of walvis aanspoelt, is het land te klein. Maar voor afgestorven algenbloei heb ik mensen nog nooit op de banken zien staan.’
Ze legt uit waarom die zoetwateralgen uit het IJsselmeer zo belangrijk zijn: ‘Een kokkel is een opportunistisch beest: het eet gewoon wat ’t voor de bek krijgt.’ Als we een warme, droge zomer hebben, zoals de afgelopen twee jaar, dan houden we het zoete water in het IJsselmeer omdat we dat zelf hard nodig hebben. De kokkels in de Waddenzee hebben in de warmte – die ze sowieso massaal het leven kost – meer voedsel nodig om te overleven. Maar omdat er geen zoet water wordt gespuid en er dus geen zoetwateralgen in zee terechtkomen, hebben ze veel minder te eten. Ook de kokkels hebben dubbel pech.
Ik vertel de onderzoeker over de oude man die het zand en slik in zijn leven anderhalve meter omhoog zag komen. Dat hij zei dat ik me absoluut geen zorgen hoef te maken over zeespiegelstijging. Philippart is snel met haar reactie: ‘Dan heeft hij nog nooit van de kritische drempelwaarde gehoord.’
Ze legt uit: vooralsnog is de aanvoer van sediment – zand en slik – groter dan de zeespiegelstijging, zeker in de oostelijke Waddenzee. Maar er komt een moment dat de zee sneller stijgt dan het zand door de stromingen kan worden bijgevoerd. Dat is de kritische drempelwaarde. Het klopt, zegt Philippart, dat er nu nog zand door de stromingen wordt aangevoerd, en dat daardoor het wad de zeespiegelstijging weet bij te benen. ‘Maar tot op zekere hoogte’.
‘Er staan ons met klimaatverandering en zeespiegelstijging zo veel grote veranderingen te wachten’, zegt Philippart. En het is volgens haar van belang te weten wat daar de gevolgen van zijn, zodat we tijdig de juiste maatregelen kunnen nemen. Voor onze veiligheid, onze leefbaarheid maar ook voor het behoud van ons grootste werelderfgoed, de Waddenzee. En algen spelen daarbij een onmiskenbaar grote rol.
Algen als kustbeschermers
Algen zijn zelfs ook in te zetten om onze kusten te beschermen, leer ik een paar dagen later als ik bioloog Henk Bolhuis spreek. Ook hij werkt voor het NIOZ. We hebben afgesproken op het strand van Schiermonnikoog, omdat hij daar een jaar lang om de week een monster nam. Hij deed intensief onderzoek naar allerlei soorten bacteriën en algen.
We lopen samen het uitgestrekte Noordzeestrand op. Het is een prachtige koude, zonnige dag. Bolhuis sleept af en toe met zijn been door het zand. Het is zijn persoonlijke silly walk. Door het toplaagje van het zand af te schaven tovert hij verschillende kleuren tevoorschijn. Groen, paars, zwart.
Algen.
De micro-organismen houden zich nu in de winter rustig, omdat ze zonlicht nodig hebben om aan fotosynthese te kunnen doen, maar in de zomer is dat wel anders. Bolhuis doet onderzoek naar microbiële matten, die vol zitten met cyanobacteriën, ofwel blauwalgen. In de zomer zetten ze koolstofdioxide om in suikers, waardoor ze aan elkaar plakken.
Ze zijn als een soort deurmatten van het strand te trekken. ‘Handig als natuurlijke kustbescherming’, zegt Bolhuis. Het zand stuift of spoelt niet meer weg als het aan elkaar zit geplakt. En beter nog: de algen vormen een vruchtbare laag waar planten op kunnen groeien. ‘Dit hele gebied, het groene strand op Schiermonnikoog, is op die manier aangegroeid.’
Alle Waddeneilanden verplaatsen zich langzaam naar het oosten, richting Duitsland. Dat komt doordat stroming en de wind in het Waddengebied meestal van west naar oost bewegen, waardoor delen van de kuststrook aan de noordwestkant van de eilanden verdwijnen. Tegelijkertijd stroomt het water aan de oostkant van de eilanden langzamer, waardoor zand en klei kunnen bezinken. Er ontstaat een zandplaat die op den duur ook bij vloed droog blijft. Algenmatten houden het zand vast, waardoor er plantjes en gras op groeien en de boel beter vast blijft liggen.
‘De mens redt zich wel, maar de natuur kan zich alleen aanpassen aan langzame veranderingen’
Bolhuis neemt nog een paar monsters en we lopen het strand weer af. Ik vraag de bioloog naar de toekomst van de Waddenzee, van onze planeet. Hij is even stil, en zegt dan dat we door klimaatverandering bepaalde ecosystemen verliezen. Een ramp vindt hij dat. ‘De snelheid waarmee het klimaat verandert is ongebruikelijk. En daar kan de natuur niet tegenop. De mens redt zich wel, maar de natuur kan zich alleen aanpassen aan langzame veranderingen.’
Hoe kan het dan dat er mensen zijn die niet in klimaatverandering geloven? Of beter gezegd, niet in menselijke invloed op klimaatverandering, terwijl er veel wetenschappelijk onderzoek ligt? Ook Bolhuis heeft ermee te maken.
Hij zegt: ‘Wetenschappelijke feiten en onderzoek worden soms zo makkelijk van tafel geveegd.’ Stilte. ‘Mensen geloven het verhaal dat ze beter uitkomt. Als we beseffen dat de ramp te groot kan worden – met de nadruk op kan – dan moeten we wel aanpakken, en dat kost tijd en geld.’
Hij zegt dat het makkelijker lijkt om je te laten verleiden door tegenstanders die zonder bewijs allerlei beweringen doen, en daarmee de feiten overschreeuwen.
‘Sommige mensen bijten zich liever vast in samenzweringstheorieën. Het is alleen zo verdomde jammer dat veel diersoorten daar het slachtoffer van moeten worden.’
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.
Meer lezen?
Laat het water maar komen, zeggen ze in dit Friese dorp Een maand lang wandel ik langs de Waddenzee om te zien hoe de stijging van de zeespiegel daar leeft. Vandaag, in het eerste deel, loop ik naar een dorp waar vier bewoners de dijk willen doorbreken. Kom maar op met het water, maar dan wel gecontroleerd. (Dit verhaal is ook te beluisteren.) Hoe walvispoep klimaatverandering tegengaat Walvispoep helpt de effecten van klimaatverandering tegen te gaan. Niets wat in de natuur voorkomt, staat op zichzelf.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!