De handel in tweedehands kleding is ingestort. Wat moeten we aan met onze afdankertjes?
Door de coronacrisis is de export van tweedehands kleding tot stilstand gekomen. Intussen ruimen we massaal onze kledingkasten op en liggen de loodsen van kledinginzamelaars in Nederland tot de nok vol met afgedankt textiel. Hoe komen we op een verantwoorde manier van onze vodden af? Daarover schreef ik een paar maanden geleden dit verhaal.
Terwijl half Nederland lijkt te zijn begonnen met de voorjaarsschoonmaak en zijn kledingkast opruimt (je moet immers wat in lockdown), stapelen de zakken oud textiel bij kledinginzamelaars zich op. Exporteren naar landen in Azië, Afrika en Oost-Europa, zoals normaal gesproken met het overgrote deel van onze afdankertjes gebeurt, gaat door covid-19 nauwelijks meer.
Op dit moment eindigt elk jaar al zo’n 35 miljoen ton kleding op de vuilnisbelt of in de verbrandingsoven. Bijvoorbeeld omdat het vanwege de slechte kwaliteit niet herbruikbaar of verkoopbaar is. Of omdat er gewoonweg geen vraag naar is. Slecht voor het milieu en doodzonde van de grondstoffen.
En dit probleem wordt alleen maar groter, want we kopen meer en meer kleding – en gooien steeds meer weg.
Een paar maanden geleden ging ik op zoek naar textielpioniers die de kledingindustrie circulair willen maken. Ik leerde dat er in Nederland verschillende bedrijfjes en initiatieven zijn die textiel hoogwaardig recyclen, maar dat er nog maar weinig prikkels zijn voor de industrie om hier ook daadwerkelijk mee aan de slag te gaan.
Wellicht komt daar nu verandering in. Sympany, een van ’s lands grootste kledinginzamelaars, wil samen met een aantal andere partijen de technologie van SaXcell, een bedrijf dat oude katoenvezels omzet in nieuwe cellulosevezels, op grotere schaal inzetten.
‘Deze pandemie drukt ons met de neus op het feit dat we totaal afhankelijk zijn geworden van de wereldhandel in textiel’, zei Sympany-directeur Erica van Doorn, toen ik haar vorige week belde. ‘Het maakt extra duidelijk hoe belangrijk het is om grondstoffen hier, dichter bij huis, op een duurzame manier te verwerken tot andere producten.’ Volgens haar is nu het moment om te investeren in innovatie.
Hoe dat recyclen van textiel werkt, waarom het nog maar mondjesmaat gebeurt en wat een bedrijf als SaXcell precies doet, dat lees (of luister) je hieronder in een artikel dat ik in september vorig jaar maakte.
Nieuwe kleren van oude kleren maken
Het goede nieuws is dat het kán, kleding recyclen. Sterker nog: het gebeurt al.
Het slechte nieuws: slechts een klein deel van al het materiaal dat wereldwijd voor de productie van kleding wordt gebruikt, wordt uiteindelijk gerecycled: 13 procent. Het overgrote deel daarvan, 12 procent van het totaal, eindigt als poetslap, isolatiemateriaal, matrasvulling of een andere laagwaardige toepassing. Van slechts 1 procent van al het gerecyclede materiaal – of wat zeg ik: minder dan 1 procent – wordt weer nieuw materiaal gemaakt om kleding van te produceren.
’s Werelds grootste modebedrijven, waaronder H&M en Inditex (Zara), investeren al jaren in innovaties op het gebied van recycling. Beide zeggen toe te willen werken naar een ‘circulair model’, waarin grondstoffen keer op keer hergebruikt worden.
De Nederlandse overheid is er ook druk mee, en geeft tientallen miljoenen aan subsidies uit aan initiatieven die zich bezighouden met recycling. De doelstelling: in 2050 volledig circulair zijn. Volgens staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat Stientje van Veldhoven is een economie zonder afval ‘de ontbrekende schakel van het klimaatakkoord van Parijs’. Zonder recycling haalt Nederland de in 2015 afgesproken doelstellingen niet.
Gaan we ’t halen? Ik sprak met een aantal recyclepioniers, en leerde dat het met de recycling van onze versleten sokken nog niet zo vlot loopt.
Waarom er nog geen recycledoorbraak is
Om te begrijpen wat een doorbraak in de weg staat, ga ik langs bij Texperium. In 2010 opende deze stichting op een industrieterrein in Haaksbergen een ‘open innovatiecentrum’. In de proeffabriek wordt onderzoek gedaan naar verschillende recyclingtechnieken, met als doel: van oud textiel weer nieuwe garens maken.
Dat uitgerekend dit de plek is waar gezocht wordt naar een manier om afgedankte kleding te verwerken is ironisch. Haaksbergen ligt in Twente, ooit een van de belangrijkste textielregio’s ter wereld. Een plek waar duizenden mensen werkten in spinnerijen, weverijen en confectiefabrieken. Nu liggen hier balen afgedankte kleding met Made in China- en Made in Bangladesh-labels, de lagelonenlanden waar de industrie halverwege de twintigste eeuw massaal naartoe verhuisde.
In de proeffabriek is het beklemmend warm. Directeur Paula Konter, die mij rondleidt, legt uit dat die hoge luchtvochtigheid cruciaal is om de textielmachines goed te laten draaien. ‘Anders blijven de draden overal aan vastplakken. Dat wil je niet.’
Konter stopt voor drie balen samengeperste vezels, van zo’n halve tot één meter hoog. De vezels lijken op de plukjes stof die je weleens van een wollen trui aftrekt als die begint te pillen, of de inhoud van een stofzuigerzak.
In werkelijkheid zijn het oude kleren die zijn ‘vervezeld’, zegt Konter.
Dat werkt als volgt: gedragen kledingstukken worden in een machine aan flarden gesneden. Alle harde onderdelen, zoals knopen en ritsen, worden automatisch verwijderd. Wat rest zijn kleine wollige vezeltjes.
We lopen door naar een groene machine van drie bij drie meter die even verderop staat. Een man in een donkerblauwe polo graait in een zak vol witte vezels, en gooit ze in de machine. Plukjes stof dwarrelen door de lucht. De balen vezels worden in de machine opengeblazen, gekamd en uiteindelijk gesponnen tot draad.
Vanaf de fabrieksvloer lopen we een trap omhoog, naar het kantoor van Konter. Op haar bureau staan grote klossen garens. Konter pakt een grijzige draad waarin oranje, blauwe en rode restjes stof te zien zijn. Ze houdt de klos als een trofee in de lucht. ‘Deze draad is gemaakt van het afval van een sorteerbedrijf – van kleding die niet meer herdraagbaar is. Afval van afval dus. Het grootste deel hiervan belandt nu nog in de verbrandingsoven’, zegt Konter. Maar als je het recyclet, zegt ze, kun je van dit soort garens allerlei nieuwe producten maken, zoals sportschoenen, gordijnen en T-shirts.
Het probleem van mechanische recycling
Maar er is een maar. Het probleem met mechanische recycling, zoals hier bij Texperium gebeurt, is dat de kleding eerst aan flarden moet worden gescheurd voordat er draad van kan worden gemaakt. Dat zorgt ervoor dat de vezels korter worden. En in de kledingindustrie geldt: hoe korter de vezel, hoe minder de kwaliteit. Kan je gerecyclede T-shirt na een paar keer dragen alsnog bij het vuil.
In de kledingindustrie geldt: hoe korter de vezel, hoe minder de kwaliteit
Daarom is het ook (nog) niet mogelijk om via mechanische recycling garens te maken die uit 100 procent kledingafval bestaan. De grijze klos waar Konter zo enthousiast over is, bestaat bijvoorbeeld voor 70 procent uit oude gerecyclede kleren en voor 30 procent uit nieuw polyester.
En los daarvan: een oud kledingstuk kun je wel één of twee keer mechanisch recyclen tot nieuwe kleding, maar een derde keer wordt al lastiger, haast onmogelijk, vertelt Konter. Doordat de stof continu uit elkaar getrokken moet worden, blijft er uiteindelijk weinig meer van de vezel over.
Hoewel mechanische recycling steeds beter gaat en de kwaliteit van de eindproducten toeneemt, verwachten prominente organisaties die zich al lang bezighouden met kledingrecycling, dat dit alleen niet dé oplossing gaat zijn om de enorme hoeveelheid afgedankt textiel te verwerken.
Gelukkig is er nog een manier om kleding te recyclen: niet mechanisch, maar chemisch.
Nieuwe vezels maken van katoenafval? Ben je gek
Gerrit Bouwhuis is docent en onderzoeker textieltechnologie aan Hogeschool Saxion in Enschede. Samen met een groep onderzoekers ontwikkelde hij zo’n chemische manier om kleding te recyclen. Wanneer ik hem bel is hij net terug uit het lab.
Bouwhuis was in 2011 net aangetreden als lector Duurzaamheid aan de hogeschool toen hij een plan bedacht om van katoenafval nieuwe vezels te maken. Collega’s verklaarden hem voor gek, zeiden dat het een onmogelijke opgave zou zijn.
Maar nu wordt SaXcell, het bedrijf dat Bouwhuis met vier anderen runt, genoemd als een van de meest veelbelovende projecten op het gebied van recycling.
Wat ze precies doen?
Kort gezegd: Bouwhuis en zijn team zetten katoenafval om in cellulose, het belangrijkste bestanddeel van de celwanden van planten. Daar kun je prachtige stoffen van maken, ook wel bekend als viscose of lyocell. ‘Heel geschikt voor het maken van damesblouses’, aldus Bouwhuis.
Anders dan bij Texperium worden de stoffen – nadat ze zijn gesorteerd, gemalen en de harde onderdelen zijn verwijderd – opgelost in een chemisch bad. Na dat bad blijft er een vloeibare stof over waarvan via een zogenaamd ‘natspinproces’ – een soort douchekop waar de vloeistof doorheen wordt geduwd – nieuwe draad wordt gemaakt.
Gerecycled katoen is net zo sterk als nieuw materiaal
Het mooie hieraan, zegt Bouwhuis, is dat de kwaliteit van de vezels niet achteruitgaat. ‘Het is net zo sterk als nieuw materiaal.’ Daar komt bij dat het eindresultaat altijd een kleurloze vezel is. (Bij Texperium zijn ze voor de eindkleur afhankelijk van wat er aan het begin van het proces in gaat. Doe je er spijkerbroeken in, dan krijg je een blauwe draad en doe je er gele en rode truien in, dan is het eindproduct oranje.)
In 2015 lukte het SaXcell om de eerste kledingstukken van 100 procent gerecyclede katoenvezels te produceren. Binnen een jaar hoopt het een grote batch van 5.000 kilo te maken, met als uiteindelijke doel een jaarproductie van 10 miljoen kilo.
Is het een revolutionaire doorbraak die de hele kledingindustrie circulair kan maken? Dat helaas niet. De meeste kleding wordt namelijk al lang niet meer van katoen gemaakt. We dragen vooral polyester, of een mengsel van polyester en katoen. Maar ook daar zijn oplossingen voor.
Er moet toch een manier zijn om die materialen te hergebruiken?
In 2005 richtte de Britse Cyndi Rhoades een bedrijfje op genaamd Worn Again. Haar missie: oud, gebruikt textiel omzetten in nieuwe producten. Van afgedankte stoelhoezen maakte ze nieuwe schoenen, van oude Eurostar-treinuniformen nieuwe tassen.
Maar uiteindelijk zouden ook haar producten bij het afval terechtkomen, realiseerde ze zich.
Om echt een verschil te kunnen maken, zag ze in, moest ze iets doen aan de recyclekant. Omdat veel kleding bestaat uit een mix van katoen en polyester, richtte ze zich daar op. Er moest toch een manier zijn om deze materialen uit elkaar te halen en te hergebruiken?
Rhoades kwam via via in contact met Adam Walker, een fysisch chemicus in Cambridge, Engeland. Ze vertelde hem over haar grootse ideeën: om gebruikte katoenen en polyester kleren te recyclen tot nieuwe garens voor het maken van stoffen.
Tot haar verbazing reageerde Walker laconiek: ‘Natuurlijk kan dat, wat is het probleem?’
Natuurlijk kunnen we polyester en katoen recyclen, wat is het probleem?
Inmiddels werkt het bedrijf Worn Again al acht jaar met een team chemici en wetenschappers – onder leiding van Adam Walker – aan een nieuwe recycletechnologie.
Bij deze methode wordt het polyester via een bad oplosmiddelen van de katoen gescheiden. Er blijven twee soorten materiaal over: het plastic uit de polyester en de uit katoen gewonnen cellulose.
De eerste kledingstukken van 100 procent gerecycled polyester en katoen zijn al geproduceerd. Het bedrijf is nu bezig met het bouwen van een eerste grote demonstratie-installatie, die naar verwachting in 2021 af is.
Volgend jaar al hoopt Worn Again de eerste garens te kunnen leveren aan ’s werelds grootste modemerken waaronder H&M, Asics en Kering, die het bedrijf financieel ondersteunen.
Hoe reëel is een circulaire kledingindustrie?
Kan recycling de kledingindustrie circulair maken, of zijn de grote merken en onze overheid te ambitieus?
Bij chemische recycling zijn de nodige kanttekeningen te maken. Je hebt er behoorlijk wat schadelijke chemicaliën voor nodig. Van viscose, een stof die op vergelijkbare manier wordt geproduceerd, weten we dat de productie ervan desastreuze ecologische gevolgen kan hebben. In de buurt van viscosefabrieken in Indonesië en China zijn meermaals grote hoeveelheden schadelijke stoffen aangetroffen in de omliggende rivieren en meren.
Zolang er netjes wordt omgegaan met het afvalwater is er in principe niks aan de hand, verzekeren Worn Again en SaXcell. Beide bedrijven zeggen het water en de chemicaliën in een gesloten systeem te houden en continu te hergebruiken.
Maar hoe revolutionair de technieken van Worn Again en SaxCell ook zijn, de resultaten van chemische recycling zijn, anders dan bij mechanische recycling, nog niet te zien in de kledingrekken. Chemische recycling staat echt nog in de kinderschoenen.
Paula Konter van Texperium zegt dat het grote voordeel van mechanische recycling is dat de garens nu al op grote schaal geproduceerd kunnen worden. Maar ze erkent ook dat met alleen mechanische recycling een volledig circulaire textielsector niet haalbaar is. Konter: ‘Je houdt altijd het probleem dat vezels op een gegeven moment te kort worden om mechanisch te verwerken.’
Toch is er genoeg reden om hoopvol te zijn. Texperium, SaXcell en Worn Again zijn maar een paar voorbeelden van slimme bedrijfjes die bezig zijn met recycling in de kledingindustrie. Duurzaam hergebruik van materialen is onontkoombaar, zegt Gerrit Bouwhuis van SaXcell. ‘Grondstoffen worden schaarser en duurder. Of je het nu wilt of leuk vindt of niet: om recycling kun je niet heen.’