Je zou het niet denken als je de afgelopen weken naar buiten hebt gekeken, maar Nederland heeft een droogteprobleem. Al drie jaar op rij is het structureel te droog. Tegelijkertijd zijn zomerse stortbuien juist verdubbeld: de regen die valt, valt steeds vaker in één klap. Onze zomers worden grilliger: heter, droger én natter tegelijk. Dat heeft negatieve gevolgen voor de landbouw, voor de scheepvaart en voor de natuur.
Een land dat zowel te nat als te droog is: hoe kan dat en wat betekent dat? Tien vragen over onze jojozomers – en mogelijke oplossingen.
Is het nou nog stééds droog?
Nooit eerder begon de Nederlandse zomer (op 1 juni) zo droog als dit jaar. Dat was de erfenis van een uitzonderlijk zonnige en tamelijk warme lente, waarin vrijwel geen spatje regen viel. En daarna? Toen kwamen opeens de buien, zes weken lang.
Je zou zeggen dat daarmee het probleem wel weer is weggespoeld, maar dat is het alleen aan het oppervlak. Nu de zon weer gaat schijnen en de temperaturen oplopen is dat laagje zo weer verdampt. Onderliggend is de Nederlandse bodem momenteel nog steeds droger dan in de 5 procent droogste zomers. Anders gezegd: deze situatie zou hooguit vijf keer per eeuw moeten voorkomen. Maar het is alweer het derde jaar op rij waarin de Nederlandse landbouw en natuur te kampen hebben met ernstige droogte.
Is dat toeval? En hoe schadelijk is droogte eigenlijk?
Om zulke vragen te beantwoorden, moeten we eerst een stap terug zetten.
Wat ís droogte eigenlijk?
De kern is simpel: droogte is een gebrek aan water. Als je dat verder specificeert, wordt het iets moeilijker. Zo wordt meteorologisch van droogte gesproken als je simpelweg een periode hebt met droog weer: het uitblijven van neerslag. Maar dat zegt te weinig over waterbeschikbaarheid in de bodem, de plek waar we ons drinkwater uit halen, waar planten wortelen en rivieren ontspringen.
Om iets zinnigs over droogte te zeggen, moet je dus niet alleen weten hoeveel water erbij komt (door regen bijvoorbeeld), maar ook hoeveel water er verdwijnt (door verdamping). En daarnaast moet je ook nog weten hoeveel water er nodig is en hoeveel je zelf aan de bodem wilt onttrekken. Want droogte is vaak ook een getouwtrek tussen mens en natuur, beide dorstig van aard.
Daarom worden nog een aantal aanvullende definities gehanteerd, die de input en output van verdamping, onttrekking en riviertoevoer beter meewegen:
- Agrarische droogte bestaat als planten te weinig water hebben voor normale groei. Dit zagen we bijvoorbeeld in 2018, toen de gewasopbrengsten in door droogte getroffen Europese landen tot 50 procent lager uitvielen.
- Hydrologische droogte is het opdrogen van een natuurlijke waterbron: uitputting van een diepe aquifer, afsmelting van gletsjers waar rivieren uit ontspringen, of het verdwijnen van meren. Een dramatisch voorbeeld is het Aralmeer, dat langzaam verdampt omdat de Sovjets het water van de in het meer uitmondende rivieren omleidden om er droge steppes mee te irrigeren. Even was de Sovjetunie daarmee de grootste katoenexporteur van de wereld.
- En als er grote schaarste ontstaat, wordt er gesproken van een sociaal-economische droogte – het type dat kan leiden tot honger of conflict.
In Nederland bedoelen we met droogte meestal een watertekort in de ondiepe bodem, en daarvoor is het ‘neerslagtekort’ leidend: de vermoede verdamping minus de gemeten regenval.
Wat zegt het neerslagtekort over een droogte?
Het KNMI houdt elk zomerhalfjaar met de Droogtemonitor het neerslagtekort bij. Dat er sprake is van een tekort is een normaal verschijnsel: ook in het natte Nederland verdampt er in de zomer gemiddeld meer water dan er uit de hemel valt. Dus loopt het neerslagtekort tot eind augustus meestal langzaam op. Het is pas ‘droog’ als het neerslagtekort groter is dan normaal.
De Droogtemonitor is gebaseerd op gegevens van dertien Nederlandse weerstations waar naast de regenval ook de zogeheten ‘gewasverdamping’ op een gestandaardiseerde manier wordt gemeten. Waar je voor de regenval een heel eind komt met een emmer, is verdamping lastiger. ‘De potentiële referentiegewasverdamping is de hoeveelheid water die verdampt uit een kortgeknipt grasveld dat optimaal van vocht (en voedingsstoffen) is voorzien’, beschrijft het KNMI.
Die verdamping kan in praktijk dus heel anders uitpakken voor een tarweveld, suikerbietenakker of wilgenvloedbos. Bovendien is de hoeveelheid water die uit een plant kan verdampen ook weer afhankelijk van de droogte: na een periode van uitdroging zal een natuurlijk grasland veel minder water verdampen dan een maïsveld dat continu besproeid wordt.
Daarom is het wel praktisch dat je droogte nog op andere manieren kunt meten. Overal behalve in polders is verlaging van de grondwaterstanden een sterk signaal van droogte. En ook het waterpeil in de grote rivieren is een belangrijke indicator.
Dat betekent dat we uiteindelijk een mengeling hanteren van droogtedefinities en indicatoren:
Het neerslagtekort is de meteorologische factor, die naast neerslag afhangt van luchtvochtigheid, temperatuur en zon. Grondwaterstanden nemen de invloed van de agrarische sector beter mee: irrigatie met opgepompt water zorgt dat gewassen te drinken hebben, maar vergroot de verdamping en daarmee de onderliggende bodemdroogte. En Rijnstanden laten zien dat ook Nederland wordt beïnvloed door hydrologische droogten: de waterstanden in het Duitse Bodenmeer en de hoeveelheid sneeuw in de Zwitserse Alpen bepalen mee hoeveel zoet water wij in de zomermaanden ter beschikking hebben.
Hoe droog is het dit jaar?
Op de piek van de zomerdroogte van 2018 werd gesproken van de droogste zomer ooit gemeten, en dit jaar lazen we dat het aan het begin van de meteorologische zomer (begonnen op 1 juni) ‘nog droger is dan in 2018’. Je zou eruit kunnen afleiden dat 2020 op weg is om een twee jaar oud record uit de boeken te schrijven. Maar dan gaan we iets te snel, weet iedereen die de afgelopen weken is natgeregend.
Het actuele neerslagtekort bedraagt zo’n 200 millimeter. Dat is minder droog dan in 2018 in dezelfde tijd van het jaar, maar nog steeds bijna twee keer zo droog als ‘normaal’. Het is ook fors droger dan in een gemiddelde augustus, wanneer het neerslagtekort doorgaans piekt. Om alsnog droger te worden dan in 2018, moet die ‘inhaalslag’ vooral in augustus komen. Voor een alltimerecord moet het huidige neerslagtekort de komende weken nog bijna verdubbelen.
Hoe extreem droog was 2018?
Extreme droogten zijn ook een definitiespel. Zo is er een verschil tussen extreme droogte op een moment en een droogte die extreem lang aanhoudt. We hadden dit jaar de droogste april en mei, maar daarmee niet automatisch ook de droogste zomer. Zo kan een zomer ook een recordhoog neerslagtekort hebben in juli, gevolgd door een zeer natte augustus met stortbuien en wateroverlast. Noem je die zomer als geheel dan droog?
In de rangschikking van historische droogten is het daarnaast een kleine game changer hoe je Nederland definieert. Voor snelle klimaatanalyses worden vaak de meetgegevens van De Bilt gebruikt, verzameld in de achtertuin van het KNMI. Ligt mooi centraal, en Nederland is maar een klein land, dus het zal wel ongeveer representatief zijn. Gezien vanuit De Bilt was 2018 inderdaad de droogste zomer ooit (gemeten). Tenminste: vijf weken van half juli tot eind augustus – en verder ook in september en oktober. Tussendoor doet 2018 haasje over met een ander kurkdroog jaar, 1976, dat in de eerste helft van juli en de laatste week van augustus net iets droger was. In De Bilt althans.
2018 was een droogterecord voor de meeste individuele weerstations, maar niet voor Nederland gemiddeld
Als je de meetgegevens uitbreidt naar dertien stations verspreid door het land, steekt het twintigste-eeuwse droogterecord van 1976 er plots met kop en schouders bovenuit, met een neerslagtekort dat eind augustus piekte op 363 millimeter. Dat is 22 procent droger dan 2018, dat een maximaal neerslagtekort van 297 millimeter had. Sterker nog, 2018 staat dan ‘slechts’ op plek 6. De reden ligt in de aard van zomerneerslag: die komt vaak in (onweers)buien, en die zijn vaak heel lokaal. De weerstations van Vlissingen en Volkel kregen twee jaar terug de volle laag – op alle andere stations was 2018 eigenlijk droger dan 1976.
Zo was 2018 dus een droogterecord voor de meeste individuele weerstations, maar weer niet voor Nederland gemiddeld. En wat de droogte van 2018 verder nog uitzonderlijk maakte is de duur: het neerslagtekort was bijna even hoog van juli tot en met oktober.
En dat is ook bepalend voor de schade van een droogte: hoe lang het watertekort aanhoudt. Het duurde tot de zeer natte februari van 2020 voor de grondwaterstanden in de Achterhoek eindelijk waren aangevuld en het sproeiverbod (een maandje!) werd opgeheven.
Wat is maatschappelijk het probleem van droogte?
De diepte én de duur van een droogte zijn dus bepalend voor hoe extreem die is, en dus hoeveel schade die veroorzaakt. Maar de timing is ook van belang – de grootste klappen vallen in het groeiseizoen.
Zo heeft 2020 tot dusver pech en geluk tegelijk. Twee jaar terug escaleerde de droogte pas in juli. Dit jaar stokte de regen al in maart, en liep het neerslagtekort in mei al behoorlijk uit de hand, terwijl veel planten dan moeten kiemen. Maar ook juni is voor de landbouw een belangrijke groeimaand, en daarin viel gelukkig redelijk wat regen.
Voor we de landbouw induiken is het goed te realiseren dat effecten van droogte overal spelen. Een overheidsrapport maakte een jaar na de droogte van 2018 de balans op:
- Enkele honderden panden kregen gescheurde muren door bodemverzakkingen. Schade: enkele miljoenen.
- In de industrie waren er problemen met te heet koelwater. Schade: enkele miljoenen.
- Drinkwaterbedrijven hadden als probleem dat de hoge verdamping concentraties liet oplopen van allerlei zaken die je niet in water wilt hebben. Zout bijvoorbeeld, en meststoffen, die weer leidden tot overmatige algengroei. Schade: enkele miljoenen.
- Rijkswaterstaat en de waterschappen moesten aan de bak vanwege de verslechterde kwaliteit van oppervlaktewater, en bestreden met pompen en andere noodmaatregelen tekorten aan zoet water op de zandgronden en de indringing van zout Noordzeewater in de kustgebieden. Extra kosten: 10 tot 20 miljoen.
- De economische schade voor de binnenvaart was daar nog weer een veelvoud van: 65 tot 220 miljoen. Rivierstanden waren een half jaar verlaagd, waardoor schepen niet of met minder lading konden varen. Omdat de prijzen van vervoerde goederen stegen, was een deel van de schade voor verzenders en afnemers.
- Maar uiteindelijk was het de landbouw die economisch verreweg de grootste prijs betaalde voor de droogte. De productiviteit van alle akkerbouwgewassen was lager, en ook die van grasland. Geschatte schade binnen Nederland: 820 miljoen tot 1,4 miljard euro.
Ook dit jaar is het aannemelijk dat de opbrengsten van droogtegevoelige gewassen lager zullen uitvallen. Kiemplanten zakten weg in scheuren, zomertarwe groeide te traag en uienakkers zijn maar weer omgeploegd.
Dat juni en begin juli buien brachten, was voor graanboeren toch nog een mazzel. Tarwe en andere graansoorten hebben dan al een plant gevormd, maar de aren zijn nog niet volgroeid. Dat gebeurt tijdens de zogeheten ‘filling period’ – de periode waarin de plant stopt met groeien en de verdere energie wordt gestoken in het opbouwen van een zetmeelvoorraad in de graankorrels. Als de graanplant in deze periode hittestress ervaart, stokt het vullen van de korrels en valt de opbrengst fors lager uit.
Hittestress volgt weer makkelijk op droogte. Dat komt omdat verdamping een ‘endotherm proces’ is: het onttrekt warmte uit de omgeving, waardoor planten, bodem en lucht iets afkoelen. Als de watervoorraad op is, valt er niks te verdampen, en schiet de temperatuur bij het opkomen van de zon scherper omhoog – met dus een grotere kans op hittegolven en landbouwschade.
En de natuur dan?
In bovengenoemd overheidsrapport verdwijnt de ecologische schade van droogte naar de laatste pagina’s – omdat die economisch doorgaans lastig valt te kwantificeren. Toch is de schade van droogte voor de Nederlandse natuur zeer groot, niet alleen in 2018 maar ook dit jaar, waarin de droogte toesloeg tijdens het broedseizoen – de tijd dat insecten nectarrijke bloemen nodig hebben, en vogels insecten, slakken en wormen om aan hun pasgeboren jongen te voeren, die als ze eenmaal op eigen pootjes staan poeltjes met drinkwater en muggenlarven nodig hebben. Dat gaat allemaal een stuk minder soepel op een uitgedroogde bodem.
Vogeldeskundigen weten dat de meeste gruttonesten dit jaar (opnieuw) faalden en dat er talrijke andere problemen waren, maar je kunt niet op elk nest een embedded ornitholoog zetten – het ontbreekt aan observaties om de vermoede verbanden hard te maken.
Verdroging vergroot de schade van stikstofvervuiling en verzuring
Ook als je de data wel hebt, kun je pas na grondige studie met zekerheid conclusies trekken. Een rapport van onder andere Natuurmonumenten maakt na twee droge en hete zomers op rij (2018 en 2019) de balans op, en beschrijft hoe broedpogingen van kraanvogels mislukten, grutto’s niet terugkeerden, dassen in problemen kwamen, veel bomen verzwakten en zeldzame planten als klokjesgentiaan en orchideeënsoorten verder in aantal achteruitgingen door droogte, hitte en verzilting. En waar de klokjesgentiaan in droogteproblemen komt, krijgt ook het bedreigde gentiaanblauwtje klappen, voegen vlinderdeskundigen toe.
Verdroging is zelfs een van de grootste problemen in de Nederlandse natuur, en zorgt dat de schade van stikstofvervuiling en verzuring wordt vergroot – met sterke achteruitgang van biodiversiteit tot gevolg. In de Nederlandse natuur is verdroging echter ook een keuze, hoofdzakelijk door de mens veroorzaakt.
Want als dominante bewoners vinden wij ons land pas te droog tijdens zomerse hitte, en de rest van de tijd toch vooral te nat, waardoor we kosten noch moeite sparen om kaarsrechte sloten en kanalen te graven en gemalen laten draaien die regen- en rivierwater zo snel mogelijk richting Noordzee brengen. En daar zit dan gelijk een mogelijke oplossing, om toekomstige droogteproblematiek te verminderen.
Wat kunnen we doen om droogten te verminderen?
De sleutel voor de oplossing van droogten ligt in het model van de input en de output van water. De manier waarop we water gebruiken, beïnvloedt hoeveel er ‘uit het systeem’ gaat. Gebieden met structurele en toenemende droogteproblemen, zoals de oostelijke zandgronden, zouden eigenlijk een lager watergebruik moeten krijgen. Dat betekent wellicht dat we landbouwtypen die veel irrigatie vereisen in de nattere delen van ons land zouden moeten concentreren, waar de grondwaterstanden door toevoer van rivierwater (vooralsnog) ook in de zomer hoog genoeg blijven.
Verder kan het helpen om droogte niet langer te zien als een seizoensfenomeen van de zomer, maar een natuurlijke fase in de jaarlijkse waterbalans. Nederland is en blijft een waterland. Sterker nog, door zeespiegelstijging en een netto toename van regenval zal Nederland op jaarbasis juist natter worden, en niet droger.
Als we er ook op de hoge zandgronden beter in slagen die winterneerslag vast te houden, slaan we twee vliegen in één klap. Je kunt het droogtebuffers noemen (vormen van wateropslag die grotendeels nog van de ontwerptafel moeten komen), maar je kunt het ook landschapsherstel noemen: denk aan het herstellen van vrij meanderende beeklopen (zoals de Leuvenumse beek) en het terugbrengen van oude, hoge grondwaterstanden in natuurgebieden en een deel van het aangrenzende boerenland.
Dat moet dan misschien weer als hooiland worden ingericht, in plaats van als groen, droog, overbemest biljartlaken (zonder bodemleven). In het vroege voorjaar is het dan soms zompig nat en kun je er niet met een trekker rijden – maar in de maanden erna heb je er veel plezier van, ook als je van bloemen, bijen en grutto’s houdt.
Ho! ‘Netto toename van regen’ zeg je?
Ja, dat verdient nog aparte toelichting. Door klimaatverandering wordt de atmosfeer warmer en kan deze meer waterdamp bevatten. Gevolg één is dat de verdamping omhoog gaat, wat droogten bevordert. Maar gevolg twee is dat de atmosfeer ook meer water kan transporteren over grotere afstanden.
Als de lucht uitregent in een zomerse bui valt er hierdoor voor elke graad temperatuurstijging 7 procent meer regen uit. Doordat luchtstromen in buiencomplexen bovendien sneller stijgen, neemt de snelheid van uitregenen ook met 7 procent per graad toe. Bij elkaar opgeteld betekent dit dat de intensiteit van zomerse buien 14 procent omhoog gaat voor elke graad opwarming.
Bedenk daarbij dat we in de Nederlandse zomers voor de nabije toekomst al in meerdere graden opwarming moeten rekenen en je snapt dat de aard van zomerneerslag behoorlijk aan het veranderen is. Die verschuiving is in de afgelopen decennia al begonnen: zware, lokale stortbuien (met meer dan 50 millimeter neerslag) zijn sinds 1980 al bijna verdubbeld. Dagen met meer dan 20 millimeter regen voor het hele land zijn 77 procent toegenomen.
Je bent dus ook zomaar geneigd te denken dat de totale omvang van zomerneerslag toeneemt, maar dat is weer niet het geval. Wél valt er op jaarbasis meer regen, omdat er in het winterhalfjaar door diezelfde klimaatverandering meer valt – vandaar de ‘netto toename van regen’ in ons land.
In de Nederlandse zomer is de gemiddelde regenval over de afgelopen decennia constant, en is de verwachting dat deze naar de toekomst iets zal afnemen – doordat wij vaker te maken krijgen met hogedrukgebieden. En daar komen de echte droogten van de toekomst om de hoek kijken.
Dus droogten nemen toe?
Als je hoort dat we amper twee jaar na de droogste zomer beginnen aan een nog drogere zomer, trek je al gauw de conclusie dat het een toenemend probleem is. Als je hoort dat 2018 eigenlijk op plek 6 staat, en de andere recorddroge jaren tamelijk diep uit de twintigste eeuw komen (1976, 1959, 1911, 1921 en 1947) ga je toch weer twijfelen.
Er werd dan ook een tijd gedacht dat droogten in Nederland niet toenamen, en dat klimaatverandering er dus ook (nog) geen stempel op drukt. ‘De huidige droogte is niet met klimaatverandering in verband te brengen. In de toekomst wordt de kans op droogte wel groter’, schreef het KNMI in 2018.
Daar komen dezelfde wetenschappers inmiddels op terug. Klimaatverandering heeft sinds het midden van de twintigste eeuw de kans op extreme droogten (‘zoals die van 2018’) wel degelijk vergroot, concludeerde een nieuwe studie van het KNMI en de Universiteit Utrecht eind mei. Het is alleen een complexe trend.
Dat komt omdat zomerneerslag erg grillig is, en langs de kust zelfs is toegenomen. In het binnenland is de toename van verdamping echter groter, en die wordt toegeschreven aan de opwarming. Nederland warmt bovengemiddeld snel op, met name tijdens zomerse hittegolven, die al zo’n 3 graden warmer zijn geworden. Die extra hitte veroorzaakt dus lokaal meer droogte.
De verwachting is dat klimaatverandering later deze eeuw in de Nederlandse zomers óók zal leiden tot langere periodes zonder regen, waardoor het droogterisico verder toeneemt met het oplopen van de wereldgemiddelde temperatuur. Die verwachte neerslagafname is het gevolg van de versterkte opbouw van hogedrukgebieden boven het Noordzeegebied, die in alle mondiale klimaatmodellen terugkeert – maar dan alleen in de zomer.
Als we onze winterregens beter weten vast te houden in de bodem, komen we een heel eind in de noodzakelijke aanpassingen aan droogten
‘s Winters is het Nederlandse klimaatverhaal precies andersom: meer Atlantische depressies, westenwinden en regen. Die trend is al goed waarneembaar. Als we onze overtollige winterregens beter weten vast te houden in de bodem, komen we dus een heel eind in de noodzakelijke aanpassingen aan droogten.
Om het simpeler te zeggen: we hebben meer sponsen nodig in het Nederlandse landschap. Tijdens droogten lopen ze langzaam leeg en voeden omringende gebieden. En als er dan opeens een verdwaalde stortbui overtrekt, nemen ze die moeiteloos op in de bodem, en voorkomen daarmee wateroverlast.
Het is eigenlijk een oeroud concept: hoogveengebieden, meanderende beken, natte hooilanden – vroeger was Nederland één grote droogtebuffer. Die hebben we eerst ontgonnen, gekanaliseerd, gedraineerd en verkaveld, om ze nu opnieuw te moeten ontwerpen.
Meer lezen?
Hoeveel zeespiegelstijging kan Nederland aan? Bij zeespiegelstijging is de vraag al gauw hoe hard het nu gaat, en hoe hard straks. Belangrijke vragen, waarop de antwoorden uiteenlopen. Maar een vraag die we minder vaak stellen is: hoeveel kunnen we eigenlijk aan?Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!