Kijk eens naar de wereld om je heen. Het gebouw waar je nu in zit, het scherm waar je nu naar kijkt, de kleren die je draagt, het vervoersmiddel dat je straks pakt naar je volgende afspraak.
Allemaal spullen gemaakt door mensen.
Er zijn meer verschillende soorten spullen op aarde dan organismen. Alleen al van de mobiele telefoon bestaan minstens 8.000 verschillende ‘soorten’. Ter vergelijking: het aantal beschreven soorten zoogdieren staat momenteel op 6.495.
En al die spullen zijn ergens van gemaakt.
Alleen weten we bijna nooit waarvan. Neem iets simpels als een potlood. Kun jij de vier basismaterialen noemen waar dat uit bestaat? En de ruim honderd materialen waar de vierhonderd onderdelen van een goedkope broodrooster van zijn gemaakt?
Materialen vormen de bouwstenen van onze samenleving. Maar we staan er bijna nooit bij stil. ‘Zelfs een ijverig lezer van economisch nieuws kan dagenlang lezen zonder een enkele verwijzing tegen te komen naar de materialen die de fysieke fundamenten van de moderne beschaving vormen’, schrijft wetenschapper Vaclav Smil in zijn laatste boek.
En dat terwijl onze relatie met die materialen nu belangrijker is dan ooit. Van alle materialen waarmee we onze beschaving bouwen – denk aan hout, aluminium, papier, een hele reeks metalen, siliconen – springen er vier uit vanwege de enorme impact die ze hebben op onze samenleving en het klimaat.
Ik heb het over beton, staal, kunstmest en plastic.
Haal je één van die vier materialen weg, dan ziet onze samenleving er fundamenteel anders uit.
Tegelijkertijd zijn deze vier materialen enorm vervuilend. De productie van beton en staal samen zorgt voor 15 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot. Synthetische ammoniak, het hoofdbestanddeel van kunstmest, is hoofdverantwoordelijk voor het verstoren van de natuurlijke stikstofcyclus. Plastic vervangt langzaam het zeeleven. En de productie van deze vier materialen samen is goed voor ruim 10 procent van het wereldwijde energieverbruik – veelal gevoed door fossiele brandstof.
Het is dé catch-22 van de eenentwintigste eeuw: de materialen waarmee we onze beschaving bouwen, maken die beschaving tegelijkertijd kapot.
Hoe is dat zo gekomen? En kunnen we dat veranderen?
De blik van de archeoloog: materiële cultuur...
Ik ben archeoloog aan de Universiteit Leiden. Daar houd ik me bezig met onze omgang met materialen en hoe mensen door de eeuwen heen vaardigheden en kennis hebben ontwikkeld rondom materialen. Nu zullen sommigen van jullie je afvragen waarom juist een archeoloog zich met deze thema’s en vragen bezighoudt. Zitten archeologen niet vooral met hun hoofd in het zand, gravend naar mooie vondsten en starend naar een ver verleden?
Nee, archeologie is veel meer dan dat. Het is een manier van denken.
Twee specifieke perspectieven zijn daarbij cruciaal: materiële cultuur en de lange termijn.
Materiële cultuur is wat ons menselijk maakt. Het gebruik van werktuigen staat aan het begin van onze evolutie. Er is zelfs een vroege mensachtige naar vernoemd: Homo habilis, de ‘handige mens’.
Archeologie heeft zich volledig gespecialiseerd in hoe de mens materialen gebruikt. Uit noodzaak, want bijna 99,9 procent van onze geschiedenis kent geen geschreven bronnen, maar slechts artefacten: archeologenjargon voor de dingen die mensen maken en gebruiken. Al die dingen bij elkaar vormen een materiële cultuur, en aan de hand daarvan kijkt en begrijpt een archeoloog een samenleving, zowel in heden als verleden.
Geef me je spullen en ik vertel je wie je bent – maar dan op het niveau van beschavingen.
…en lange termijn
Maar hoe uniek is de mens eigenlijk in zijn gebruik van materialen? Chimpansees gebruiken immers ook werktuigen.
Dat klopt. Een hele reeks dieren maakt en gebruikt werktuigen. Kraaien bijvoorbeeld kunnen een haak maken om voedsel uit een buisje te tillen. Maar er is geen kraai of chimpansee die een voorraadje werktuigen maakt om in de toekomst te gebruiken.
Dat is een ander kenmerk van de mens. We kunnen vooruit plannen: Homo prospectus.
We zijn er alleen heel slecht in.
Verder kijken dan je eigen generatie vinden we lastig. Wereldwijd is voor de meeste mensen vijftien tot twintig jaar de tijdshorizon, daarna wordt de toekomst zwart.
Langetermijndenken zit in ons bloed, maar het vermogen om meer dan vijfentwintig jaar te overzien – honderden of zelfs duizenden jaren – moet getraind worden.
Dat is wat je leert als archeoloog.
Het geeft je grip op de langzame maar fundamentele processen die onze samenlevingen hebben gevormd en veranderd, of zelfs doen verdwijnen. Want soms is de tijd gekomen voor een samenleving. De Bronstijd: voorbij; Romeinen: verdwenen; de Mayacultuur: teloor; het Akkadische Rijk: ten onder. Regelmatig speelt klimaatverandering daarbij een rol. Archeologie is óók een les in nederigheid. Geen enkele beschaving – hoe groots ook – is verzekerd van haar voortbestaan. Maar de mens is er niet door verdwenen.
De menselijke soort blijkt een taaie. Laat er genoeg tijd overheen gaan en we zien herstel. Andere tijd, andere cultuur. Als we op 1 januari 2051 de klimaatdoelen niet gehaald hebben, gaat de mens niet plots ten onder. Maar het kan wel erg lelijk worden. Er is dus zeker haast geboden bij de verduurzaming van onze samenleving. De kern van het probleem zit ’m alleen niet in tijd, of zelfs geld. De transitie naar een duurzame samenleving gaat in essentie over onze omgang met materialen.
Groei en materialen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden
Geen andere wetenschapper heeft zich daar meer mee beziggehouden dan Vaclav Smil – ik noemde hem hiervoor al even. Veertig boeken staan er inmiddels op zijn naam. Allemaal gaan ze over ons gebruik van materialen, over grondstoffen en over energie. En allemaal staan ze bol van de cijfers.
Smil is een realist pur sang en bekend onder klimaatwetenschappers als ‘slayer of bullshit’. Zelf is hij daar kort over: ‘Ik heb er nog nooit naast gezeten wanneer het over grote energie- en milieukwesties gaat, omdat ik niets te verkopen heb.’
Zijn laatste boek Growth is een ruim zeshonderd pagina’s tellende baksteen met een simpele boodschap: groei moet stoppen. ‘Economen vertellen ons dat we groei kunnen loskoppelen van materiële consumptie. Dat is totale nonsens.’
En daarin staat Smil niet alleen. De ene na de andere wetenschapper – van Ha-Joon Chang tot Kate Raworth – betoogt dat de economie en materialen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Dat de economie tegenwoordig voornamelijk uit diensten of kennis is gaan bestaan, is een modern fabeltje. Uiteindelijk gaat het om brute materiële krachten.
Willen we de relatie mens-milieu veranderen, dan moeten we dus eigenlijk éérst een andere relatie begrijpen: die van mens-materiaal. Momenteel een abusive relationship, op zijn zachtst gezegd.
Toch komt die nauwelijks aan bod in de journalistiek.
De komende maanden ga ik daarom onze materiële cultuur onderzoeken. In een serie van vijf artikelen zal ik laten zien hoe vier materialen – beton, staal, kunstmest en plastic – de fundamentele bouwstenen zijn geworden van onze samenleving en waarom ze dringend aan vervanging toe zijn.
Ik heb het overigens expres over materialen, niet over grondstoffen. Weinig mensen zullen ijzererts of aardolie in hun handen hebben gehad, maar allemaal kennen we onze vork van staal of plastic. We zien betonnen muren elke dag om ons heen, niet het zand, grind en cement dat daarin zit. Over staal en beton hebben we een mening: staal is koud, beton is grauw. Ammoniak is voor velen een gas waarover je slechts leest in de krant, maar kunstmest kennen we wel, al was het maar in de vorm van het zakje Pokon bij de bloemen. We verhouden ons tot materialen, niet tot de grondstoffen waarvan ze gemaakt zijn.
En die verhouding, hoe wij met materialen omgaan, zal moeten veranderen. Want gaan we door zoals nu, dan zal op den duur Nederland onder water komen, Australië permanent in brand staan, en zullen honderdduizenden migranten over de aarde zwerven vanwege klimaatverandering. Willen we onze mondiale beschaving behouden, dan moeten we naar een duurzame, circulaire economie.
Maar het probleem van deze vier bouwstenen van onze samenleving, is misschien niet eens hoe vervuilend ze zijn. Het probleem is vooral: hoe onvervangbaar ze zijn.
Ik ga daarom ook op zoek naar alternatieven.
Jullie input daarbij is van harte welkom. Heb jij je huis van hout of leem gebouwd in plaats van beton, dan hoor ik graag van je. Heb je een alternatief voor plastic, of ben je een boer die geen kunstmest meer nodig heeft, dan ben ik benieuwd naar je verhaal. Of heb je andere ideeën over hoe we ons gebruik van materialen kunnen aanpassen, laat het hieronder weten.
The materials that build our world are also destroying it. Are there alternatives?Meer lezen?
Als we zo doorbouwen hebben we straks geen planeet meer over. Ik duik in de bouwput op zoek naar oplossingen Overal ter wereld groeien steden hard, met vaak rampzalige gevolgen voor de natuur. Door het gebruik van eindige grondstoffen is de bouw op dit moment per definitie niet duurzaam. Dat kan en moet anders, bijvoorbeeld door ‘natuurinclusief’ en circulair te gaan bouwen.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!