Wil je een uitdaging? Probeer dan eens een dag lang geen enkel product van plastic aan te raken.
De kans is groot dat je vannacht op een matras lag waar plastic in zit. Je werd gewekt door de wekker op je smartphone, die voor ongeveer de helft uit plastic bestaat. Je trekt je oplader uit het stopcontact en wordt daarbij niet geëlektrocuteerd omdat alle elektriciteit in je huis omhuld wordt met een laagje beschermend plastic.
Eerst maar even douchen, tandenpoetsen en een kop koffie. Die douchekop bevat plastic en ook de flexibele slang is van kunststof, net zoals het douchegordijn. Het water wordt afgevoerd door PVC-buizen. Je tandenborstel is misschien van bamboe, maar de borstelharen zijn van nylon. En dat is plastic. Je koffiezetapparaat – of het nu een Nespresso, cafetière of percolator is – bevat plastic onderdelen.
Buiten regent het, maar gelukkig heb je een regenpak. Gemaakt van polyester, een vorm van plastic. En welk vervoersmiddel je ook neemt, een kleine 6 procent daarvan bestaat uit plastic.
En stel dat je een verpleegkundige bent, op weg naar je werk in het ziekenhuis. Van iedere vier dingen die je daar aanraakt, is er minstens één grotendeels van plastic gemaakt. En in tijden van corona is die hoeveelheid alleen nog maar groter geworden.
Plasticvrij leven is volstrekt onmogelijk. Het is niet voor niets een plastic age waarin we leven.
Per jaar produceren we met z’n allen bijna 400 miljoen ton plastic. En veel daarvan verdwijnt op plekken waar het niet hoort. Om uiteindelijk bij te dragen aan de plasticsoep. Er is geen ander materiaal waarbij er zo’n duidelijke link is tussen het materiaal en bepaald gedrag: achteloos weggooien.
Plastic staat voor onze wegwerpmentaliteit.
Hoe is dat zo gekomen? En kunnen we dat nog veranderen?
Waar we het over hebben als we het over plastic hebben
Eigenlijk is ‘plastic’ een foutieve benaming, want dat verwijst niet zozeer naar het materiaal, maar naar één specifieke eigenschap ervan: het is plastisch. Verhitten maakt het vloeibaar en vervolgens kun je het vormen in een mal. Er zijn veel meer materialen waar dat voor opgaat – glas, ijzer, brons, zelfs beton is in eerste instantie vloeibaar en vormbaar – maar alleen plastic heeft die eigenschap tot kenmerk verheven. Het woord is synoniem komen te staan voor het materiaal kunststof – een verzameling synthetische polymeren.
Het verhaal van het eerste plastic begint simpel genoeg: met een biljartbal. De van oorsprong Ierse sterbiljarter Michael Phelan looft in 1863 in Amerika een bedrag uit van 10.000 dollar – omgerekend zo’n 200.000 dollar nu – aan de uitvinder die met een alternatief voor ivoor weet te komen. Dat is waar biljartballen tot dan toe van gemaakt worden, en aangezien het spelletje steeds populairder wordt, zouden olifanten het niet overleven als er niet snel een alternatief wordt gevonden.
Na wat mislukte pogingen in een schuurtje in Albany, New York vragen de broers John en Isaiah Hyatt in 1870 patent aan op celluloid: het eerste plastic. Voor die vinding wordt John in 1914 geroemd door de Society of Chemical Industry. Bijzonder, want hij is nooit opgeleid als chemicus. In zijn dankwoord meldt John dat het waarschijnlijk nooit zover zou zijn gekomen als hij had geweten hoe gevaarlijk het was.
Voor hun biljartballen maken de broers namelijk gebruik van kamfer, een licht ontvlambare stof waardoor er soms een kleine ontploffing plaatsvindt als twee ballen elkaar raken.
Plastic is de kameleon onder de materialen. Het is overal, in allerlei gedaanten
Uiteindelijk worden biljartballen dan ook niet blijvend door celluloid vervangen. En de Hyatts zien nooit hun geld van Phelan, omdat in Engeland ook al uitvinders bezig zijn met een vergelijkbaar materiaal. Er volgt een juridische strijd die helemaal tot het Amerikaanse Hooggerechtshof gaat, dat uiteindelijk beslist dat niemand de rechten op het materiaal krijgt en dat iedereen plastic mag produceren.
Van écht kunststof kun je pas spreken met de uitvinding van bakeliet in 1910. Bakeliet, een vondst van de in Amerika wonende Belg Leo Baekeland, is in tegenstelling tot het bioplastic celluloid volledig synthetisch en gemaakt van, hou je vast, polyoxybenzylmethylenglycolanhydride. Daar win je Scrabble mee.
Het is het eerste plastic dat op grote schaal wordt geproduceerd door de petrochemische industrie. Het is volgens een promotiefolder van de General Bakelite Company die Baekeland heeft opgericht ‘The Material of a Thousand Uses’, en om dat te benadrukken adopteert het bedrijf het symbool voor oneindigheid als logo.
Bakeliet krijgt vooral bekendheid dankzij de iconische zwarte bakelieten telefoons en grammofoonplaten. Het eerste commerciële voorwerp dat van bakeliet wordt geproduceerd blijft echter dicht bij zijn fossiele oorsprong; het is de knop van de versnellingspook van een Rolls-Royce.
Typisch.
Het is dan 1916, en hoewel de echte plastic-boom nog moet komen – in de jaren vijftig – is de plastic age officieel begonnen. Leo Baekeland, in 1924 al op de cover van Time, wordt later in datzelfde tijdschrift geroemd als de vader van plastic.
Grote sprongen volgen in de jaren dertig van de twintigste eeuw. Plastic is de eerste industrie waarbij systematische investeringen in onderzoek en ontwikkeling (R&D) door het bedrijfsleven een belangrijke rol spelen. Grote spelers in de chemische industrie in Amerika en Europa storten zich op de ontwikkeling van plasticsoorten. DuPont, IG Farben, Imperial Chemical Industries, en niet te vergeten: Dow Chemical, vandaag de dag nog altijd een van de grootste chemiebedrijven.
Het vertaalt zich in de alomvattende aanwezigheid van plastic in ons dagelijks leven. Cellofaan in de vorm van plakband, styreen wordt piepschuim, met nylon poets je je tanden, blijven je benen warm (panty’s) en hang je aan je klimtouw. Neopreen houdt ons warm – we maken er bijvoorbeeld wetsuits van, en er gaat geen dag voorbij zonder dat je polyetheen (PE) aanraakt: plastic zakjes, flesjes, verpakkingen en ga zo maar door.
Plastic is de kameleon onder de materialen. Het is overal, in allerlei gedaanten. Het is een dermate alomtegenwoordig materiaal dat zelfs Vaclav Smil – materiaalkenner par excellence – er niet aan begint om alle soorten en toepassingen te beschrijven. Dat is gelukkig ook niet nodig: om de impact van plastic te begrijpen, is het genoeg om te kijken naar ‘de grote drie’ van de plasticsoorten.
Polyethyleen, polypropyleen en polyvinylchloride
Plastic is op te delen in twee groepen: thermoplasten en thermoharders. De eerste groep wordt steeds opnieuw zacht en vervormbaar tijdens verhitting; de tweede blijft, eenmaal in een bepaalde vorm, hard. Bakeliet is een thermoharder, maar je surfplank of purschuim zijn dat bijvoorbeeld ook. Het grootste deel van de plasticproductie, ongeveer 80 procent, bestaat uit thermoplasten. Die lijn volgen we.
Binnen de groep thermoplasten zijn er drie plasticsoorten die de hoofdmoot vormen van onze plasticproductie: polyethyleen, polypropyleen en polyvinylchloride (PE, PP en PVC). Samen zijn ze goed voor ongeveer 69 procent van de wereldwijde plastic-output. Het zijn de plasticsoorten waarvan voornamelijk verpakkingsmateriaal wordt gemaakt (PE en PP) en bouwmaterialen zoals buizen en kabelhulsels (PVC).
Hoe populair het materiaal is, is te zien aan de groeicurve van de mondiale productie van alle plastics, die door geen enkel ander materiaal geëvenaard wordt. Van 2 miljoen ton in 1950 naar 380 miljoen ton in 2018 – dat is een gemiddelde groei van 8,4 procent per jaar.
China is, zoals met zo veel materialen, koploper en neemt 30 procent voor zijn rekening. Europa en Noord-Amerika volgen met respectievelijk 17 en 18 procent. Wereldwijd praten we over een markt ter waarde van bijna 500 miljard euro – en de groei zal niet snel stoppen. Alleen al in Europa zijn er 1,6 miljoen banen mee gemoeid.
Wat die productie ons precies kost aan energie en CO2-emissies is moeilijk in te schatten. Vanwege de diversiteit aan plasticsoorten is het lastig om betrouwbare overkoepelende cijfers voor de plasticindustrie te geven. Dat het vervuilend is, staat buiten kijf. Plastic is een van de pijlers van de fossiele industrie. Niet zozeer vanwege de hoeveelheid fossiele grondstof die gebruikt wordt – dat valt namelijk wel mee – maar vanwege de onmisbaarheid van plastic in onze samenleving.
Zeker 14 procent van de olie- en aardgasproductie gaat naar de petrochemie, maar daar valt bijvoorbeeld ook ammoniakproductie onder – de grondstof voor kunstmest. Naar schatting gaat 4 tot 5 procent van alle fossiele grondstoffen naar de productie van allerlei soorten plastic.
Wat betreft CO2-emissies zijn alleen de cement- en ijzer- en staalproductie vervuilender dan de petrochemie. Tegelijkertijd is de petrochemische industrie de grootste energieverbruiker. Een conservatieve schatting voor 2015 is dat de plasticindustrie 1,7 gigaton CO2 uitstoot; dat zou een kleine 4 procent van het wereldwijde totaal van dat jaar zijn.
Om het een beetje in perspectief te plaatsen: in de Amerikaanse staat Pennsylvania bouwt Shell momenteel aan een petrochemisch complex om van etheen plastic te maken. Die ene fabriek gaat tot 2,25 miljoen ton CO2 per jaar uitstoten, gelijk aan 400.000 nieuwe auto’s. En dat is slechts één van de 300 (!) nieuwe petrochemische bouwprojecten in Amerika.
Het zijn geen vrolijk makende cijfers. Toch is de productie niet het grootste probleem van plastic.
Waarom we aan plasticfobie lijden
Plastic verschilt van de andere materialen die ik in deze reeks besproken heb. Bij beton en staal zit het probleem aan het begin van de levenscyclus: de productie ervan is extreem vervuilend. Bij kunstmest zagen we dat al verschuiven: de productie is vervuilend, maar het is vooral in het gebruik dat kunstmest problemen veroorzaakt. Bij plastic ligt het vervuilende zwaartepunt nog een stap verder: het is vooral problematisch door de manier waarop we ons ervan ontdoen.
Die vervuiling is uitstekend op de kaart gezet. In tien jaar tijd is het opruimen van zwerfplastic een miljoenenindustrie geworden, met The Ocean Cleanup voorop. Een van de gevolgen daarvan is dat we tegenwoordig massaal aan plasticfobie lijken te lijden.
Naar schatting gaat 4 tot 5 procent van alle fossiele grondstoffen naar de productie van allerlei soorten plastic
Daarmee wil ik niet beweren dat de vervuiling geen serieus probleem is. We kennen allemaal de verontrustende berichten: in 2050 bevatten onze oceanen meer plastic dan vis – zie ook de iconische foto van het zeepaardje met wattenstaafje. Zelfs als we actie ondernemen, moeten we rekenen op 710 miljoen ton plastic afval in 2040.
Per minuut gaan er ruim een miljoen plastic flesjes over de toonbank, en het grootste gedeelte daarvan wordt niet gerecycled. Om nog maar te zwijgen over microplastics, waarvan er minstens vijfhonderd keer meer in het milieu voorkomen dan er sterren zijn in de Melkweg en waarvan we eigenlijk nauwelijks nog de gevolgen kennen. Plasticvervuiling is zo wijdverbreid dat archeologen en geologen (micro)plastics beschouwen als zogeheten stratigrafische marker voor het antropoceen.
Maar toch, wat we ons af moeten vragen is of onze huidige opruimwoede het eigenlijke probleem aanpakt.
Plastic = weggooien
Plastic is synoniem komen te staan aan weggooien. Zo veel zelfs dat plastic verantwoordelijk wordt gehouden voor onze wegwerpmentaliteit. En het stukje materiële cultuur dat emblematisch is geworden in dat verhaal is de plastic tas. We lezen er onze zonden in tegen de natuur.
Sten Gustaf Thulin zou daar stomverbaasd over zijn geweest.
Thulin, een Zweedse ingenieur, is de uitvinder van de plastic tas. Hij bedacht ’m in 1959 vanuit – en dat lees je goed – milieuoverwegingen. Het tot dan toe gebruikte papier zorgde namelijk voor ontbossing, en voor Thulin was de plastic tas een perfect alternatief – mits je ’m tot in lengte van dagen gebruikte.
‘Voor mijn vader zou het idee dat je ze [plastic tasjes, MK] simpelweg weggooit bizar zijn geweest’, vertelt zijn zoon in een interview met The Independent.
Zo collectief boos zijn we op de plastic zak dat we vergeten wat voor fantastische uitvinding het eigenlijk is: een waterbestendig, herbruikbaar, lichtgewicht zakje dat meer dan duizend keer zijn eigen gewicht kan dragen en toch zo klein op te vouwen is dat het in je zak past.
Briljant.
Hoe kan het dat zo’n geweldig design, bedoeld als waardevol object voor hergebruik, uitgroeide tot het meest waardeloze voorwerp dat we kennen? En daarmee ook symbool is komen te staan voor onze wegwerpmentaliteit?
Om dat te snappen moeten we eerst wat weten over hoe we naar een plastic zak kunnen kijken.
Een technische en culturele analyse
Spullen kun je op twee manieren begrijpen: via een technische of een culturele analyse. De technische brengt in kaart waar objecten van gemaakt zijn, en hoeveel energie en uitstoot het kost om een product te maken, transporteren, gebruiken en recyclen of vernietigen. Onderzoekers noemen dit ook wel de life-cycle assessment (LCA). Een culturele analyse kijkt naar wat we doen met objecten en wat ze voor ons betekenen.
Op de plastic zak zijn al veelvuldig life-cycle assessments losgelaten. Een van de laatste, een Deens onderzoek uit 2018, ging daarbij viral, omdat bleek dat de plastic zak van alle alternatieven voor het vervoeren van boodschappen de minst vervuilende is. Een tas van biologisch katoen zou je maar liefst 20.000 keer moeten hergebruiken voordat het een duurzamer alternatief is voor een plastic zak voor eenmalig gebruik. Duik je echter in de studie, dan is er nogal wat op af te dingen, volgens Stefano Cucurachi, industrieel ecoloog aan de Universiteit Leiden.
‘Iedere analyse begint met het bepalen van de functie van het product dat je onderzoekt’, vertelt Cucurachi. Dat het bij een plastic tas gaat om het dragen van boodschappen is duidelijk, maar daar kun je niet mee rekenen. Hoeveel kilo’s boodschappen je draagt en er in een plastic tas passen, daarover lopen onderzoeken uiteen.
Een groot probleem van deze studie – en een eerdere studie van TNO – is dat de impact van zwerfafval niet wordt meegenomen – simpelweg omdat er nog geen methode beschikbaar is om de milieu-impact van zwerfafval te bepalen.
Maar belangrijker nog is dat dit soort puur technische studies – met aannames over hoeveel liters of kilo’s je in een plastic zak kwijt kunt ten opzichte van niet-plastic alternatieven – geen rekening houden met hoe je zo’n zak daadwerkelijk gebruikt, en waarom deze op zichzelf prachtige uitvinding als waardeloos wordt ervaren.
De culturele analyse dus. En daar weet een archeoloog wel raad mee.
Waarom het ertoe doet wat je met een ding doet
Waarom hebben sommige spullen – denk aan een trouwring – enorm veel betekenis, terwijl we aan andere nauwelijks aandacht besteden?
Dat heeft onder andere te maken met de biografie van spullen. Daarmee verklaren we bijvoorbeeld waarom de ene tweedehands Fender Stratocaster-gitaar 3.975.000 dollar opbrengt, terwijl op eBay eenzelfde gitaar nog geen 1.000 dollar kost. De eerste is The Black Strat, een gitaar met een eigen Wikipediapagina, dé gitaar waarmee David Gilmour een aantal belangrijke Pink Floyd-albums heeft gemaakt. Voor die extra 3.974.000 dollar koop je geen gitaar, maar de verzamelde waarde van jaren gebruik. Je koopt een biografie.
En zo kunnen spullen ook een culturele biografie hebben – de ongeschreven culturele regels die sturen hoe we met sommige spullen omgaan. Die culturele biografie maakt dat we ons realiseren dat achter een trouwring in een kringloopwinkel waarschijnlijk een treurig verhaal schuilgaat. Bovendien is door de verkoop een betekenis- en waardevol object gedegradeerd tot een stukje goud, dat alleen nog materiële waarde heeft.
‘Een biografie van dingen kan zaken voor het voetlicht brengen die anders verborgen blijven.’
Terug naar onze plastic zak.
Een culturele biografie van plastic
De culturele biografie van een plastic zak – en vrijwel alle simpele plastic verpakkingen – is armzalig. Er zit geen enkele waarde aan – commercieel noch biografisch. En dat is onderdeel van het probleem.
Waar vrijwel alle bedrijven hun best doen om hun producten waardevol te maken, heeft de plasticindustrie op het tegenovergestelde ingezet. Plastic is niets. Het moet onzichtbaar zijn, vaak letterlijk. Het is bewust zo ontworpen dat je er vrijwel niets anders mee kan of wil dan het zo snel mogelijk weggooien. Het is zelfs te waardeloos om serieus te recyclen.
Het is, naast plasticiteit, het meest kenmerkende aan plastic: made to be wasted.
Die ‘wegwerpbaarheid’ van plastic is een bewuste keuze. De waardeloosheid van plastic wordt zelfs geprezen als een kwaliteit van dit materiaal. Al decennialang. Zie bijvoorbeeld dit artikel van Lloyd Stouffer, redacteur van het Amerikaanse vakblad Modern Packaging, dat gepresenteerd werd tijdens het Nationale Plastic Congres in Chicago in 1963:
‘Het is een heuglijke dag wanneer niemand plastic verpakkingen meer te goed vindt om weg te gooien.’
Om dat te bereiken werden de materiaalkosten zo veel mogelijk gedrukt, om zo supermarkten te verleiden op plastic tassen over te schakelen. Daarnaast keek Stouffer met interesse naar Europa: ‘Europese landen schakelen in één keer over van herbruikbare verpakkingen naar wegwerpverpakkingen.’ Om van plastic een wegwerpproduct te maken, moest men tegen traditie ingaan. En dat is geen sinecure.
Plastic is bewust zo ontworpen dat je er vrijwel niets anders mee kan of wil dan het zo snel mogelijk weggooien
Consumenten in Amerika hadden bijvoorbeeld aanvankelijk helemaal geen zin in plastic tasjes in plaats van papier. Plastic tasjes, dat was iets voor die vervelende progressieve stadsbewoners die lopend boodschappen doen en die tassen moeten dragen. In papieren zakken blijven de boodschappen tenminste overeind staan in de auto.
Maar niet alleen het materiaal, ook ons gedrag is plastisch, en dat weet de plasticindustrie maar al te goed. Dat weggooien moest ons worden aangeleerd. Het gratis aanbieden van tasjes hoort daarbij. Gratis is waardeloos.
Om dezelfde reden is het een taak van de overheid om hier in te grijpen.
Waar het bedrijfsleven schaamteloos inzet op het manipuleren van ons gedrag, is de overheid erg terughoudend om iets in die richting te ondernemen, onder het liberale credo dat mensen zelf wel de juiste weloverwogen beslissingen maken, en dat markt en industrie vrijgelaten moeten worden om zoveel mogelijk welvaart voor iedereen te creëren.
Politiek filosoof Matthew Crawford windt er geen doekjes om wat dit soort ongereguleerd kapitalisme betekent: ‘In onze morele preutsheid om dingen te veroordelen ziet het kapitaal zijn kans schoon.’
Een quick fix: de plastic tas als cadeau
Dat is het probleem van de plastic tas: als consumenten is ons geleerd om een in principe waardevol, herbruikbaar en handig product te zien als een waardeloos, makkelijk te vervangen restproduct.
Velen zien een verbod op gratis plastic tassen, zoals het kabinet in 2016 instelde, als dé oplossing. Maar simpele oplossingen horen bij simpele problemen en dat is dit niet.
Stefano Cucurachi, die de effecten van het verbod bestudeert: ‘Met een verbod haal je de vraag niet weg. Mensen hebben nog steeds iets nodig om hun boodschappen in te dragen. Zo heeft de afname in plastic tasjes geleid tot een toename van papieren tassen. En dat is niet per definitie beter. Het gaat niet om het materiaal. Het gaat erom wat je ermee doet.’
Toch heeft het verbod wel degelijk effect. Volgens toenmalig minister Stientje van Veldhoven (D66) leidde het verbod tot 80 procent minder tassen dan in 2015 en dus minder zwerfafval.
Dat klopt, maar ook hier blijkt de werkelijkheid complexer.
Zo wordt een gedeelte van die winst volgens Cucurachi weer teniet gedaan door een opvallende toename in het gebruik van plastic afvalzakken. Die goedkope gratis tasjes werden blijkbaar veelvuldig hergebruikt als afvalzak. Eenzelfde effect is gemeten in Californië, waar een verbod tot 18 miljoen kilo minder plastic tasjes heeft geleid, maar óók tot een toename van ruim 5 miljoen kilo in afvalzakken. Nogmaals een aanwijzing dat het van belang is om te kijken naar wat we uiteindelijk doen met spullen, in plaats van uitgaan van de beoogde functie.
Hoe je waarde aan iets toevoegt
Wat is er feitelijk gebeurd door 25 cent voor een tasje te vragen?
Die 25 cent haalt de plastic zak uit haar onzichtbaar bestaan als vluchtig, gratis (waardeloos!), nietszeggend stukje wegwerpmateriaal. Door het besluit om een prijs op een plastic zak te zetten heeft de overheid het cultureel geoormerkt als koopwaar. De plastic tas heeft nu waarde, al is het maar 25 cent. Dat helpt… een beetje.
Maar om ervoor te zorgen dat mensen bewuster omgaan met dat tasje, moet er meer waarde – een ander soort waarde – aan toegevoegd worden.
Een van de beste manieren om dat te doen is door een ding cadeau te geven. Zo maken we van koopwaar een gift en daarmee hechten zowel gever als ontvanger er emotionele waarde aan. Een cadeau van een goede vriend of partner is een materiële vertaling van die relatie en helpt zelfs mee aan de creatie ervan. Daarom hebben veel mensen ook zo’n moeite om een cadeau weg te geven of te verkopen.
En dat is precies wat we willen bereiken. Want iedere keer dat je een tas hergebruikt, verlaag je de milieu-impact ervan.
Geef dit jaar dus je vrienden of partner een opvouwbare polyester tas cadeau met de feestdagen. Neem hun favoriete kleur en laat ’m bedrukken met een foto van een favoriet huisdier, een lievelingscitaat, of een schattige foto van jullie samen. Je geeft zo een simpele tas een biografie, en dat is de meest effectieve manier om te zorgen dat mensen bewuster met hun spullen omgaan.
Plastic gaat voorlopig niet weg. Laten we er dan maar om geven, in plaats van het te verafschuwen.
Meer lezen?
Briljant bedacht: hoe de plasticindustrie het idee verkoopt dat de burger z’n ‘eigen’ plastic op moet ruimen De overheid moet meer wet- en regelgeving invoeren om de plasticproductie in te dammen, vindt Rob Buurman, directeur van Recycling Netwerk Benelux. In plaats daarvan bestendigt ze het verhaal van de plasticindustrie: dat het probleem van plastic vooral is dat burgers het laten rondslingeren. Niemand weet welk probleem The Ocean Cleanup eigenlijk oplost Het publiek ervaart de plasticsoep in de Grote Oceaan als een groot probleem. Maar hoe groot het probleem écht is moet nog blijken – en of ‘oplossingen’ als The Ocean Cleanup niet meer kwaad doen dan goed, ook. Deze vier materialen vormen de moderne wereld, maar maken haar ook kapot. Wat zijn de alternatieven? Beton, staal, plastic en kunstmest vormen de wereld om ons heen, maar ze zijn ook extreem vervuilend. Willen we naar een duurzame samenleving, dan helpt het om te leren kijken als een archeoloog. Hoe is onze relatie met deze materialen? En wat zijn de alternatieven?Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!