‘Kijk, een slechtvalk die aan het bidden is’, fluisterde boswachter Jap Smits in mijn rechteroor tijdens een rondleiding op de Strabrechtse Heide, vlak bij Eindhoven, in december 2019. De valk hing stil, keek – letterlijk – vanuit vogelperspectief, en dook: beet. ‘Een veldmuis’, fluisterde Smits, nu in mijn linkeroor. Het kinderlijke enthousiasme straalde ervan af: ‘Dat ik dit stukje natuur mag beschermen, prachtig toch?’
Een maand later zat ik op een bank op de Correspondent-redactie in Amsterdam. Met wilde handgebaren en samengeknepen billen probeerde ik het enthousiasme van boswachter Smits en mijzelf over te brengen op de hoofdredactie. Het lukte. Mijn plan: uitzoeken hoe we de kostbare natuur in Nederland beter kunnen beschermen.
Als eerste besloot ik terug te gaan naar Brabant. Onder de mossige slagboom door, de heide op. Dezelfde wandeling nog eens maken, in m’n eentje. Ik vroeg me daar af waarom Smits het beschermen van ‘zijn natuur’ zo ‘prachtig’ en ‘belangrijk’ vond. Die natuur is er toch ‘gewoon’? Die vraag voelde cynisch ten opzichte van zijn ijver. Later merkte ik dat meer mensen die vraag hadden.
Ik besloot op onderzoek uit te gaan.

Natuurbeleid is als postzegels plakken
Om te begrijpen hoe het Nederlandse landschap er tegenwoordig uitziet, maakte ik met developer Heleen Emanuel en vormgever Leon de Korte een bundel historische kaarten, die een inkijkje gaven in de verkaveling van ons land. Daarop kun je zien dat veel stukken natuur tussen de jaren vijftig en tachtig werden omgedoopt tot landbouwgrond.
Het idyllische plaatje van kronkelende beken in verwilderde landschappen veranderde in Nederland zo in een heus tekentafellandschap, bestaande uit een planmatige lappendeken vol hekken en kaarsrechte kanalen. Voor recreatie, voor wateropslag en voor natuurvriendelijke landbouw.
De natuur mag bestaan op één voorwaarde: ze moet nut hebben voor de mens.

Het grootste probleem hiervan: het naar onze hand zetten van het natuurlijke landschap zorgt ervoor dat de biodiversiteit drastisch achteruitgaat. Hoewel de vakjes natuur binnen de wet steeds strenger beschermd worden, zorgt de versplintering in het landschap ervoor dat de natuur meer en meer verstoord wordt van buitenaf.
Want buiten de hekken van Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten trekt niemand zich iets aan van ons natuurbeleid: veehouderijen pal naast natuurgebieden stoten grote hoeveelheden stikstof uit. Snelwegen doorkruisen kostbare plakken natuur. En de grondwaterspiegel in natuurgebieden daalt steeds verder door het oppompen van water door boeren.
Ons natuurbeleid lijkt zo op een groene hobby, zoals tuinieren dat is. En daar beschermen we de natuur niet mee, daar breken we haar alleen maar verder mee af:

Wat is het belang om die biodiversiteit wél te behouden? Simpel gezegd: een veelheid aan soorten zorgt voor een natuurlijk evenwicht. Een hert valt dood neer; een slijmzwam vestigt zich op het karkas; een regenworm graaft een gang die zich vult met water, lucht en mineralen afkomstig van de slijmzwam; een krokus hangt zijn wortels in de vruchtbare bodem, en paarse bloemen bekleden de velden.
Zo houden dieren en planten elkaar in stand, maar kunnen ook wij mensen blijven voorzien in onze behoeften. Stabiele ecosystemen regelen onze grondwaterspiegel, insecten zorgen met hulp van stuifmeel voor de bevruchting van onze gewassen, en een stabiel klimaat wordt voor een groot deel geregeld door kolonies anonieme algen in de oceaan. Dat de natuur de ruimte krijgt, is van levensbelang voor alles wat leeft.
Het is – daar is-ie weer – nuttig.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd gelukkig steeds duidelijker dat de versplinterde vorm van ons natuurbeheer onhoudbaar was. De kunstmatige scheiding tussen natuur en de rest van ons landschap bleek onhandig, duur en werkte averechts. Bij ecologen, biologen en landschapsbeheerders groeide het idee dat de natuur verweven moest worden met de rest van onze omgeving. Pas dan zou de natuur écht beschermd zijn.
De natuur moest een verbonden onderdeel zijn in ons landschap, geen groep van groene eilandjes, verspreid over Nederland
Zo geschiedde. Nederland stelde in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) op. Dat betekende dat er corridors kwamen voor dieren en planten om zich te verplaatsen tussen verschillende natuurgebieden. De natuur moest een verbonden deel van ons landschap worden – geen groep van groene eilandjes, verspreid over Nederland.
In 2010 werd de EHS door toenmalig staatssecretaris Henk Bleker (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie; CDA) geschrapt, wat tot protest van eerst natuurbeschermers en wetenschappers en vervolgens ook van politici leidde. Kabinet-Rutte II pakte de EHS weer op, ware het met wat vertraging en 50.000 hectare minder natuur dan gepland. In 2027 zal de voltooiing ervan een feit zijn. Een nare kanttekening: zelfs dan krijgt de natuur nog te weinig ruimte.
Gelukkig komen er steeds meer initiatieven die wél ruim baan maken voor de natuur, zoals strokenteelt, biodynamische landbouw, permacultuur, rewilding en duurzame subsidies:

Duurzaamheid is abstract, het wordt pas concreet als je het toepast
De goede gesprekken op de redactiebank werden in de loop van het jaar vervangen door een reeks haperende Zoom-meetings op een slechte stoel aan mijn kleine bureautje in Utrecht. De serie over natuurbeleid was inmiddels af.
Precies op dat moment verscheen een groot artikel in Trouw. De kop: ‘Hoe dertig jaar beleid en 11 miljard de natuur niks hebben opgeleverd’. Ik las het als: dertig jaar later en 11 miljard euro armer is voor onze natuurlijke omgeving achteruitgang de enige gepaste term.
En die achteruitgang geldt niet alleen voor de Nederlandse natuur. We delven wereldwijd nog steeds volop grondstoffen, in mijnen waar arbeiders in mensonterende omstandigheden moeten werken. Met intensieve landbouw vervuilen we onze natuurgebieden alsof het niets is. We blijven fabrieken bouwen ten koste van natuur. In Parijs maakten we internationale plannen om te zorgen dat de opwarming van de aarde niet uit de hand loopt, maar de afspraken die we daarover maken zijn boterzacht, en bijna niemand houdt zich eraan.
Terwijl duurzaamheid hét thema van deze tijd is, lijkt het een steeds lozer begrip te worden. Mijn nieuwe missie als correspondent Verduurzaming was geboren:

Veel leden reageerden op dit verhaal. De strekking van die reacties: willen we binnen planetaire grenzen blijven wonen, eten, reizen, drinken – ofwel: leven – dan is er ‘een systeemverandering’ nodig. Dat klinkt eng, en vooral ongrijpbaar. Wat is een systeem? En wat is er nodig om dat te veranderen?
Hoe vager het gesprek rondom duurzaamheid wordt, hoe meer mensen het lastig te behappen vinden
Het zijn wollige vragen met wollige antwoorden. En dat is gevaarlijk. Want hoe vager en abstracter het gesprek rondom duurzaamheid wordt, hoe meer mensen het lastig te behappen vinden, en vervolgens wellicht hun kop in het zand steken. Ik vond het daarom hoog tijd om te praten met iemand die mij concreet kan uitleggen wat duurzaamheid precies inhoudt, en hoe ik vervolgens verduurzaming concreet kan maken.
Emeritus hoogleraar duurzame ontwikkeling Klaas van Egmond zou zo iemand moeten zijn. Hij is oud-directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en was kroonlid bij de Sociaal-Economische Raad (SER), die onder andere een grote rol heeft gespeeld bij het sluiten van het huidige Klimaat- en Energieakkoord.

Voor Van Egmond is de term duurzaamheid luid en duidelijk: onze beschaving moet behouden blijven.
Daar zijn middelen voor. Daar is beleid voor. Daar zijn technieken voor. En toch is het ons al die tijd niet gelukt ‘duurzaam te worden’. We stevenen immers af op de donkerste doemscenario’s ooit als het gaat om natuur en klimaat.
Duurzaamheid ís vaag, daar is niet zoveel aan te doen. Wil je het betekenis geven, dan moet je er actief mee aan de slag gaan. Het begrip wordt pas concreet als je het toepast op facetten die de toekomst van onze beschaving bedreigen.
Grondstoffen raken op, maar stoppen met graven, ho maar
Veel leden van De Correspondent mailden mij met hun zorgen, inzichten, tips, vragen en ideeën over ‘een duurzame toekomst’. De rode draad in veel van die mails: de winning van natuurlijke grondstoffen. Daarmee wordt de natuur nog steeds volop geëxploiteerd voor allerlei apparaten, meubels en voorwerpen die wij dagelijks gebruiken. Grondstoffen zitten verwerkt in alles waarmee wij bouwen, waarmee we ons verplaatsen en wat we eten. Alles in ons dagelijkse leven heeft een onmiskenbare link met de natuur.
Ik besloot te focussen op de winning van al deze fascinerende goedjes: hoe schadelijk is grondstofwinning voor natuur en milieu? En wat zijn duurzame uitwegen?
Mijn eerste verhaal van deze serie publiceerde ik een week na Earth Overshoot Day, de dag in het jaar dat de mens meer grondstoffen heeft verbruikt dan de aarde in datzelfde jaar kan vernieuwen. In 2020 gebeurde dit op 22 augustus. Elke gram die we de rest van het jaar uit de grond haalden, betekende uitputting van grondstoffen en onherstelbare schade aan onze natuur.

In Nederland hebben we van die schade nog niet zoveel last. Hier bouwen we flat na flat, terwijl de grond in Chili vervuild raakt door koperwinning. Hier kopen we elke twee jaar een nieuwe telefoon, in Congo werken mensen in erbarmelijke omstandigheden om de daarvoor benodigde kobalt uit de grond te halen. Hier rijden we meer en meer in elektrische auto’s, ondertussen wordt kostbare tin uit mijnen in Vietnam gehakt – met extreme watervervuiling als gevolg.
Maar ook dichter bij huis zorgt grondstofwinning voor nare gevolgen, zoals grondwatervervuiling, gezondheidsklachten en onherstelbaar afgegraven landschappen:

Al decennia worden grondstoffen op alle continenten steeds schaarser, maar op de oceaanbodem liggen ze nog voor het oprapen.
Daarom staan overheden en grondstofdelvers op het punt te beginnen met een van de grootste mijnbouwoperaties ooit. De technieken zijn er. De vergunningen liggen klaar. Maar de gevolgen voor natuur en milieu zijn nog lang niet in kaart gebracht.
De geschiedenis van grondstofwinning op land stemt niet bepaald positief over hoe dat zich zal ontwikkelen. Diepzeemijnbouw is daardoor een uiterst complex verhaal vol haken en ogen:

Om de milieuvervuiling, mensonterende arbeidsomstandigheden en natuurschade rondom de winning van grondstoffen te omzeilen, gaan steeds meer bedrijven en overheden aan de slag met ‘circulariteit’.
In een circulaire economie worden grondstoffen steeds opnieuw gebruikt, waardoor er geen afval geproduceerd wordt. Dat klinkt loffelijk, idyllisch, bijna als een droom. En het klinkt… duurzaam. Was dit de groene systeemverandering waar ik naar op zoek was?
Ik ging op zoek naar dingen, plaatsen en bedrijven waarvan gezegd wordt dat ze circulair zijn. Maar ik kwam erachter dat deze een stuk minder duurzaam zijn dan de term doet vermoeden.

Het sleutelwoord: nut
Wat ik het afgelopen jaar leerde over natuur en duurzaamheid is dat er altijd ‘nut’ in het spel moet zijn. Achter elke discussie schuilt de vraag: wat levert het ons mensen op? Zowel als we de aarde en haar ecosystemen pogen te beschermen, als wanneer we kostbare landschappen moedwillig vernietigen.
Diepzeenatuur krijgt nut vanwege haar grondstoffen – vervolgens dreigen we haar kapot te maken. Een groene berg in Chili zit vol koper, dus wat doen we? We graven hem af. De grond is lekker vochtig voor alles wat leeft op de Strabrechtse Heide, maar de nabijgelegen spruitjesboer kampt met droogte, dus tappen we grondwater af.
Nut bepaalt ook welke natuur we ‘beschermen’. Grote oerbossen in Siberië die een grote rol spelen in de wereldwijde CO2-opslag worden koste wat kost beschermd tegen extreme houtkap. De Ganges-rivier is voor veel Indiërs heilig, en kreeg daarom in 2017 ‘mensenrechten’ om haar beter te kunnen beschermen. Overbevissing in de oceaan tast de visserij aan, dus stapelen we regel op regel om dit te voorkomen.
Simpel samengevat: Waarom is het erg dat de natuur verdwijnt? Omdat ze nut heeft. En waarom blijven we de natuur steevast vernietigen voor ons eigen gewin? Omdat ze nut heeft. De natuur als ‘nuttig’ zien, is dus zowel levensgevaarlijk als van levensbelang.
Als we op die manier blijven denken, eigenen we ons de natuur toe. Maar kan de natuur ook nuttig zijn, zonder constant in dienst te hoeven staan van de mens? Absoluut.
In februari 2019 sprak ik ecoloog en filosoof Matthijs Schouten. Hij is hoogleraar natuur- en landschapsbescherming aan de universiteiten van Cork en Wageningen. Gedurende ons gesprek bedachten we de term ‘natuuremancipatie’. Volgens Schouten is het zaak te kijken naar mogelijkheden om de natuur met andere ogen te zien. Niet langer als object, maar als subject. Als iets wat op zichzelf mag bestaan, zonder nut te hebben.
In zijn woonkamer hingen allerlei beeldjes en voorwerpen van inheemse volkeren aan de muur. Van hen konden ‘wij westerlingen’ pas echt wat leren, zei hij destijds. Waarom? Omdat zij de natuur veel meer als onderdeel (subject) van hun gemeenschap zien. Niet zoals wij, als object dat erbuiten staat, en per se nut moet hebben.
‘Natuuremancipatie’ dus.
Als we de natuur weer wat meer met rust laten, toont ze het onzichtbare nut voor bedrijven, overheden, boeren, industrieën en grondstofdelvers waar het in al mijn verhalen over ging. Dan hoeven we niet haar grondstoffelijke grenzen op te zoeken en te overschrijden. Dan hoeven we haar niet structureel om te ploegen tot landbouwgrond. Dan kampen we niet langer met ‘fopcirculariteit’.
En bovenal: dan vragen we ons niet langer af waarom boswachter Smits zo enthousiast is over zijn werk. Dan is dat een onomstotelijk gegeven.
Ik zou zeggen: cut the crap, en een nuttig 2021 gewenst!
Lees ook:

Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!