Aflevering 2
Verzuiling, ontzuiling en fragmentatie
Welkom bij Stemmen. Een verkiezingspodcast zonder peilingen, van De Correspondent en het politicologische blog Stuk Rood Vlees. In deze podcast geen analyses van het premiersdebat of speculaties over exitpolls, maar een blik op het politieke systeem en de machtsverhoudingen daarachter.
In de vorige aflevering zagen we hoe kiezers verkiezingen gebruiken om leiders tot de verantwoording te roepen. In deze aflevering kijken we hoe kiezers een partij kiezen die bij hen past.
De kiezers kozen niet altijd, maar zijn gaan kiezen
Om te duiden waarom we nu zo veel partijen hebben waar kiezers tussen wisselen, kijken we eerst hoe ons partijstelsel begon.
We kunnen de naoorlogse politiek indelen in drie fasen. De eerste is die van de verzuiling. Een eerste scharnierpunt was halverwege de jaren zestig. De groei van de middenklasse, de ontkerkelijking én de opkomst van een minder gezagsgetrouwe generatie zorgden ervoor dat de Nederlandse politiek begon te ontdooien.
Het aantal zetels dat daadwerkelijk op het spel stond bij de verkiezingen verdubbelde. En er ontstonden meer partijen om uit te kiezen.
1994 was een tweede scharnierpunt. De traditionele tegenpolen – PvdA en VVD – besloten voor het eerst, zonder christelijke partner, samen te regeren – mede daartoe gedwongen door coalitiepartner D66.
In 1994 begon ook de versplintering. Nooit eerder waren zo veel kiezers van partij veranderd als in 1994 – iets wat voortaan zou blijven gebeuren. De traditionele grote partijen krompen allemaal tot middelgrote partijen.
In 2002 volgde een derde scharnierpunt, door de opkomst van de Lijst Pim Fortuyn (LPF). Voortaan zou de politiek niet gaan over economie en ethiek, maar over economie en multiculturalisme. Traditionele partijen hadden moeite zich op deze nieuwe thema’s te positioneren, jongere partijen (D66, GroenLinks, PVV, FvD) lukte dat wel.
En hoe kiezen kiezers dan?
Er zijn veel theorieën die verklaren waarom mensen stemmen waarop zij stemmen.
Traditioneel lag de makkelijkste verklaring in de demografie: de groep waarin je geboren bent, bepaalt dan op welke partij je stemt. Een tweede theorie legt meer nadruk op stemkeus als een uiting van je ideologie, waarden en partij-identiteit. Een derde theorie beschouwt kiezers als rationele burgers, die stemmen op basis van onderwerpen die zij op dat moment het belangrijkst vinden.
Tot slot zijn er theorieën die nadruk leggen op kortetermijnfactoren. In dit beeld zijn kiezers meer een speelbal.
In Nederland spelen al deze theorieën een rol. Demografie doet ertoe, maar is lang niet zo dwingend als vroeger. De kenmerken waarmee ze opgroeien helpen kiezers om politiek voor te sorteren.
Het aantal kiezers dat zich in het dagelijks leven identificeert met een partij, dus als bijvoorbeeld SP-kiezer of VVD-kiezer, is klein. Mensen identificeren zich wel met een ideologie of set waarden: links of rechts, progressief, conservatief of christelijk, of ‘tegen de linkse kerk’.
Vervolgens maken kiezers een definitieve keus. Deels is dat om inhoudelijke standpunten, deels om het verloop in de campagne, de aantrekkelijkheid van de partijleider, of de strategische prikkels die voortkomen uit peilingen. Dat maakt kiezers geen stuifzand: de meesten van ons blijven trouw aan de voorselectie van partijen die bij ons past.
Vooral CDA en PvdA leverden zetels in
De fragmentatie van de Nederlandse politiek is vooral het verlies van de twee traditionele grote partijen: het CDA (en zijn voorlopers) en de PvdA.
De drie christelijke partijen (KVP, ARP en CHU) hadden in 1948 nog een meerderheid van de zetels in het parlement. Maar met de rappe inzet van de ontkerkelijking in de jaren zestig verloren deze partijen electoraal terrein. In 1977 fuseerden de drie partijen tot het CDA. Onder de premierschappen van Ruud Lubbers (1982-1994) en Jan Peter Balkenende (2002-2010) leidde de premiersbonus tot tijdelijke groei. Maar de onderliggende afkalving zette door. Opmerkelijk genoeg verloor het CDA vanaf 2010 ook veel kerkelijke kiezers aan niet-kerkelijke partijen.
De PvdA heeft langer stand weten te houden. Van 1956 tot 1994 fluctueerde de partij tussen de 37 en de 53 zetels. Sinds 1994 werden de pieken minder hoog en de incidentele dalen dieper. Vaak wist de PvdA verlies op korte termijn nog te herstellen met een leiderschapswissel (Bos in 2003, Cohen in 2010, Samsom in 2012). Maar soms ging het fout. De PvdA ging keihard onderuit in 2017, na de regeerperiode met de VVD. De partij verloor ruim driekwart van haar zetels, en eindigde op 9.
Deze voormalige grote partijen liggen niet op sterven, maar zijn simpelweg twee van de zes of zeven middelgrote partijen geworden. Ze kunnen op korte termijn pieken en dalen.
Fragmentatie in Nederland: veel middelgrote partijen
In de figuur hiernaast zie je het effectief aantal partijen (EAP), een maat die niet alleen rekening houdt met het totaal aantal partijen, maar ook met de grootte van die partijen.
Wanneer je twee partijen met ieder 40 procent van de stemmen zou hebben, en tien kleinere partijen met elk een handjevol stemmen, is er niet echt sprake van fragmentatie.
Maar een situatie met zes middelgrote partijen met ieder tussen de 10 en 20 procent is wezenlijk anders. Een EAP-score van 2 is equivalent aan een partijstelsel waarin twee partijen 50 procent van de zetels bezitten, een score van 5 is vergelijkbaar met een systeem met vijf middelgrote partijen met elk 20 procent van de zetels, enz.
Het effectief aantal partijen bereikte in 2017 een hoogtepunt, toen maar liefst zes partijen tussen de 9 en de 20 zetels scoorden, en de grootste partij slechts 33 zetels behaalde.
Tegenwoordig ligt er minder macht bij één partij
De grootste partij is in Nederland nooit bijzonder groot geweest. Sinds de Tweede Kamer bestaat uit 150 zetels (1956) kwam geen enkele partij ook maar in de buurt van een absolute meerderheid. In de jaren tachtig wist het CDA 54 zetels te halen.
Nu heeft de grootste partij ook geen extra recht. Het is gebruikelijk dat de grootste partij het voortouw neemt bij de coalitieonderhandelingen. Maar de grootste partij hóéft niet in de regering te eindigen (zoals de PvdA meermaals heeft gemerkt), of de premier te leveren. Dit is niet wettelijk vastgelegd en deze patronen bestaan pas sinds de jaren tachtig.
Verhouding links en rechts verandert niet veel: rechts zo’n 75 zetels, links zo’n 50-55
In Nederland behalen de traditioneel rechtse partijen (tegenwoordig: VVD, CDA, PVV, FvD) al 45 jaar meer zetels dan de traditioneel linkse partijen (tegenwoordig: PvdA, GL, SP, PvdD). Het zwaartepunt van de politiek ligt rechts van het midden. Sterker nog, rechts cirkelt structureel rond de 75 zetels.
Dat betekent dat er soms (centrum)rechtse regeringen worden gevormd, zoals tussen het CDA en de VVD (tussen 1982 en 1989), tussen het CDA, de VVD en de LPF (in 2002), en tussen de VVD en het CDA met gedoogsteun van de PVV (tussen 2010 en 2012).
Linkse partijen vormen een structurele minderheid. Om te regeren moeten zij in coalitie met één of meerdere centrumrechtse partijen.
Kiezers kiezen binnen politieke blokken
Een van de belangrijkste redenen waarom de verhoudingen tussen links en rechts zo stabiel zijn, is omdat kiezers zich grotendeels in verschillende blokken ophouden. Zo zijn er kiezers die van verkiezing tot verkiezing, en van peiling tot peiling, kiezen voor een van de rechtse partijen (VVD, CDA, PVV, FvD). Andere kiezers twijfelen en switchen vooral tussen linkse partijen (PvdA, GL, SP, PvdD).
D66 is de enige partij die zich tussen deze twee blokken in begeeft. De partij is aantrekkelijk voor zowel linkse als rechtse kiezers die op zoek zijn naar een alternatief. D66 is daarmee de electorale middenpartij – of electorale vluchtheuvel.
Natuurlijk vallen niet alle kiezers in deze indeling. Zo zijn er ook kiezers die zich bewegen tussen christelijke partijen (CDA, CU, SGP), en zijn er kiezers die switchen tussen partijen die onvrede nadrukkelijk benoemen (met name PVV, SP). De kiezer is dus gaan kiezen. Niet als stuifzand dat met elk zuchtje wind radicaal andere keuzes maakt. Maar als een kieskeurige burger, die de partij zoekt die op dat moment het best bij de eigen waarden past. Zo beschouwd doet de kiezer gewoon zijn werk.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!