Koningin Beatrix wond er geen doekjes om in 1988. In haar kersttoespraak waarschuwde zij: ‘Onze wereld lijdt onder ontbossing, woestijnvorming, vervuiling en vergiftiging van lucht, bodem en water, uitsterving van dier- en plantsoorten, en stijging van de temperatuur met bedreigende gevolgen, zoals verhoging van de zeespiegel.’
Dit was geen nieuwe boodschap, benadrukte ze. Al in 1972 stelde de Club van Rome dat er grenzen zijn aan bevolkingsgroei, aan industriële groei, aan de groei van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Volgens Beatrix was de mens een bedreiging voor de planeet geworden. Dat moest veranderen: ‘Nu staan we voor de uitdaging een nieuwe relatie tot de natuur te vinden, gekenmerkt door eerbied voor ecologisch evenwicht, behoedzaamheid en zorgvuldig beheer.’
Ondanks deze koninklijke waarschuwing en ondanks het toen al omvangrijke wetenschappelijke bewijs dat de mens zijn leefomgeving gevaarlijk aan het veranderen is, slaagde de Nederlandse politiek er niet in om het ecologisch evenwicht te herstellen. Ook niet nadat een parlementair onderzoek naar klimaatverandering in 1996 concludeerde dat ‘adequaat en snel reageren’ noodzakelijk is en dat het onverantwoord is om ‘te opteren voor een beleid van business-as-usual’.
De opeenvolgende regeringen boekten wel wat vooruitgang met lucht- en waterkwaliteit, maar sinds 1988 is het aantal insecten met driekwart afgenomen, verdwijnt in Nederland meer natuur dan in omringende landen, is ons elektriciteitsverbruik verdubbeld en stoten Nederlanders 30 procent meer CO2 uit dan het gemiddelde in de EU.
De politiek weet al sinds de jaren tachtig dat we eigenhandig de leefbaarheid van de planeet aan het verspelen zijn. Toch is er al die jaren veel te weinig gebeurd om het tij te keren. Hooguit wat gepolder in de marge.
Waarom het de politiek niet lukt om toereikend klimaatbeleid te maken
Nederland is een representatieve democratie: burgers staan hun macht af aan verkozen volksvertegenwoordigers en in ruil daarvoor worden hun rechten beschermd. Hoe kan het dan dat die volksvertegenwoordigers burgers niet beschermen tegen de aantoonbare gevaren van klimaatverandering? Dat probleem speelt niet alleen in Nederland, maar in representatieve democratieën overal ter wereld. Voor dit falende overheidsbeleid zijn grofweg drie redenen aan te wijzen.
1. De kortetermijnvisie van representatieve democratie
In democratieën wereldwijd verliest langetermijnwijsheid het vaak van kortetermijnbelangen van politici (zoals zetelwinst bij de volgende verkiezingen). Moeilijke of gevoelige dossiers waar je als politicus je vingers aan kunt branden – stikstofnormen in een land dat drijft op veeteelt, aardbevingen als gevolg van lucratieve gasboringen, of de gevolgen van klimaatverandering – worden liever vooruitgeschoven. Het is moeilijk om aan het klimaat in 2050 te werken als je ook de verkiezingen van 2025 moet winnen.
En er is een ander mechanisme dat veel politici bijziend maakt: het blinde geloof in marktwerking.
Ieder probleem, dus ook klimaatverandering, zou worden opgelost door ‘de markt’
Tot ver in de jaren tachtig was er grote overeenstemming in de internationale politiek over klimaatverandering. De gangbare opvatting was: klimaatverandering bestaat, het wordt veroorzaakt door het grootschalig gebruik van olie, kolen en gas, en het vormt een gevaar voor het leven op aarde.
Waarom kwamen regeringen dan niet gezamenlijk in actie? Omdat in de VS en in grote delen van Europa – waar destijds de meeste broeikasgassen werden uitgestoten – de jaren tachtig zo ongeveer het slechtst mogelijke decennium waren voor mondiale actie door sterke overheden. Privatisering zegevierde, de vrije markt had het voor het zeggen, het enige mondiale project was de economische globalisering. Ieder probleem, dus ook klimaatverandering, zou worden opgelost door ‘de markt’.
Die logica bepaalt politieke keuzes tot op de dag van vandaag. Koopkracht en economische groei op de korte termijn zijn daardoor belangrijker dan leefbaarheid en veiligheid in de toekomst.
2. De macht van de fossiele lobby
Ook de fossiele industrie erkende een halve eeuw geleden al dat klimaatverandering bestaat. De angst om aansprakelijk te worden gesteld zorgde er aanvankelijk voor dat de industrie redelijk constructief meedacht over manieren om de uitstoot terug te dringen.
Dat veranderde eind jaren tachtig als gevolg van het heilige geloof in economische groei en liberalising. Duur betaalde lobbyisten moesten de politiek ervan overtuigen dat het de economie zou schaden als de industrie uitstootbeperkingen opgelegd zou krijgen. Die lobby werd versterkt door flink twijfel te zaaien over de wetenschappelijke consensus over klimaatopwarming.
Dat gebeurde ook in Nederland, waar in de jaren negentig hoge functionarissen van Shell de Leidse hoogleraar scheikunde (en mede-oprichter van de Club van Rome) Frits Böttcher een miljoen gulden betaalden om de menselijke invloed op klimaatverandering in twijfel te trekken.
Tot op de dag van vandaag vindt in veel landen een intensieve lobby plaats van zowel de fossiele industrie als andere bedrijven om vooral niet te snel of te veel klimaatbeleid te voeren. Vaak is het voor niemand behalve de aanwezigen duidelijk wat er achter gesloten deuren tussen lobbyisten en politici wordt besproken, en hoe dat politieke keuzes rond bijvoorbeeld klimaatbeleid beïnvloedt.
Nederland is daarin notoir: anders dan de meeste landen die lid zijn van de OESO heeft Nederland nog geen goede lobbywetgeving en -regulering, geen toezichthouder op lobbyactiviteiten en geen gedragscode voor lobbyisten.
3. Burgers staan buitenspel
Burgers staan buitenspel als het om klimaatbeleid gaat. Dat zou je misschien niet denken: of het nu gaat om de plaatsing van windmolens of de aanleg van zonnevelden, in veel democratieën krijgen inwoners de kans om mee te praten – om te ‘participeren’, in bestuursjargon.
Maar vaak heeft de lokale of landelijke overheid dit soort plannen al zo ver ontwikkeld dat er nog maar weinig ruimte is voor feedback of alternatieven die aangedragen worden door burgers. Dat zorgt niet alleen voor frustratie en wantrouwen bij inwoners, maar ook voor beleid met blinde vlekken, omdat er geen rekening wordt gehouden met de kennis en ervaring die in de samenleving zit.
De huidige Klimaatwet is hier een goed Nederlands voorbeeld van. De basis hiervoor werd gelegd met het Klimaatakkoord van 2018, dat tot stand kwam via zogenaamde klimaattafels. Aan deze klimaattafels namen 150 belangenorganisaties en lobbygroepen (van Greenpeace tot Shell) deel, maar geen burgers. Dat leidde tot een pakket maatregelen dat overwegend gunstig uitpakte voor het bedrijfsleven en de industrie.
Hoe dan wel?
Ondertussen worden de klimaatprognoses er niet beter op. Zo concludeert het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) in zijn rapporten van februari en april 2022 dat er mondiaal heel snel en heel veel actie nodig is om de opwarming van de aarde te beperken. En het KNMI voorspelt dat de Randstad weleens eerder dan gedacht natte voeten zou kunnen krijgen door de stijgende zeespiegel, dat steden in heel Nederland in hitte-eilanden veranderen, en dat we ons moeten voorbereiden op meer droogtes én meer overstromingen.
Om het tij te keren moeten we volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) radicaal breken met onze manier van consumeren en produceren. Dat betekent: anders wonen, anders winkelen, anders reizen, anders forenzen, anders voedsel verbouwen, anders energie opwekken, anders goederen produceren. Op elk van die domeinen is er ‘een forse extra inspanning’ nodig, aldus het PBL.
De weerstand tegen klimaat- en milieubeleid neemt zienderogen toe
Maar hoe gaan we al die drastische inspanningen snel en eensgezind doorvoeren? Want ook al maakt driekwart van de Nederlanders zich zorgen over het klimaat, de weerstand tegen klimaat- en milieubeleid neemt zienderogen toe. Boeren verzetten zich luidkeels tegen plannen om stikstof en CO2-uitstoot van landbouw en veeteelt te verminderen, buurtbewoners protesteren tegen windmolens en aardgasvrije wijken, milieugroepen voeren actie tegen biomassa- en kerncentrales.
Dat voorspelt weinig goeds voor de nabije toekomst, wanneer de maatregelen ingrijpender worden. De huidige Nederlandse regering erkent immers dat een inhaalslag nodig is om onze uitstoot te beperken en streeft naar 60 procent minder uitstoot in 2030.
Hoe dan? Het antwoord van de regering: met een smak geld. Maar liefst 35 miljard euro wordt er de komende tien jaar voor uitgetrokken. Dat geld rolt van boven naar beneden, van de overheid naar de samenleving. Maar de enorme transitie waar we voor staan, kan alleen slagen als er ook iets van beneden naar boven mag bewegen: inbreng, ideeën, betrokkenheid, zeggenschap. Dan bouw je aan een gezamenlijk verhaal. Een verhaal over waar we als land heen willen, hoe we de toekomst voor ons zien. Een verhaal waar mensen achter kunnen staan, omdat ze er zelf over hebben nagedacht, gepraat en meebeslist.
En precies om die reden laten steeds meer landen inwoners meepraten en meebeslissen in een zogenaamd ‘burgerberaad’.
De politiek kan het niet alleen
In een burgerberaad buigt een gelote groep inwoners zich over een complex maatschappelijk probleem. Anders dan de Tweede Kamer vormt de groep een goede afspiegeling van de samenleving – een soort mini-Nederland dus. De deelnemers laten zich grondig informeren door experts en ervaringsdeskundigen, en gaan met elkaar op zoek naar oplossingen die het gemeenschappelijk belang dienen.
Dat doen ze door zich samen te ‘beraden’, of met een duur woord: te ‘delibereren’. Bij deze manier van overleg gaat het er niet om anderen te overtuigen van jouw mening, maar om te zoeken naar common ground en van daaruit oplossingen te bedenken. Geen debat dus, maar dialoog. Geen meningenoorlog, maar uitwisseling van perspectieven.
Het mooie is dat dit niet leidt tot slappe compromissen, zoals bij polderen vaak het geval is. Burgerberaden leiden vaak juist tot maatregelen die veel verder gaan dan de politiek zou durven. Zo leidde een burgerberaad in het katholieke Ierland tot een versoepeling van de abortuswetgeving en pleitte het Franse burgerberaad voor het verlagen van de maximumsnelheid naar 110 kilometer per uur.
En zo zijn er nog honderden andere voorbeelden van over de hele wereld waaruit blijkt dat inwoners via dit soort burgerberaden binnen enkele maanden haalbare, ambitieuze aanbevelingen kunnen bedenken voor ingewikkelde problemen.
In Parijs besloot een burgerberaad over de uitrol van het 5G-netwerk en het Braziliaanse Porto Alegre organiseerde een burgerberaad over wachttijden in de zorg. In Zimbabwe vond een deliberatief proces plaats over het gebruik van genetisch gemanipuleerde organismen in de landbouw. En in verschillende landen dachten burgerberaden mee over de vraag hoe om te gaan met de coronacrisis.
De gemene deler: politici die erkennen dat ze er alleen niet uitkomen en inwoners om hulp durven te vragen.
Burgerberaden werken zo goed omdat inwoners geen rekening hoeven te houden met verkiezingen of partijpolitiek. Daarom kunnen ze – meer dan politici – rekening houden met de lange termijn en belangen van toekomstige generaties. Omdat inwoners geen jarenlange lobbyrelaties hebben, zijn ze bovendien vrijer om besluiten te nemen die het gemeenschappelijk belang dienen. En omdat burgerberaden burgers niet buitenspel zetten, brengen ze veel verschillende perspectieven en collectieve wijsheid samen.
Maar hoe zit het met het klimaat? Kunnen gewone burgers zonder specifieke kennis zo’n taai onderwerp wel aan? In Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Schotland, Denemarken en Finland vonden de afgelopen twee jaar nationale klimaatburgerberaden plaats. Met succes: inwoners blijken heel goed in staat om haalbare, slimme maatregelen te bedenken die klimaatverandering en biodiversiteitsverlies tegengaan.
Nu is het aan ons
Ondertussen blijft het in Den Haag nog stil over een landelijk klimaatburgerberaad.
Dat is vreemd, want de Tweede Kamer nam in het najaar van 2020 een motie aan om de mogelijkheden te onderzoeken van burgerberaden rond klimaat en de energietransitie. De commissie die dat onderzoek vervolgens uitvoerde onder leiding van voormalig ombudsman Alex Brenninkmeijer, concludeerde in haar rapport dat burgerberaden ‘een waardevolle bijdrage zijn aan onze democratie’.
En toch: in het coalitieakkoord van kabinet-Rutte-IV staat in het klimaathoofdstuk weinig meer dan het voornemen burgers meer te betrekken bij het klimaatbeleid. Ook klimaatminister Rob Jetten zegt er weinig over. In zijn Kamerbrief schrijft hij slechts dat hij het onderzoek van de commissie-Brenninkmeijer zal ‘meenemen’ in zijn visie op burgerparticipatie.
Maar als de Nederlandse regering haar belofte uit het coalitieakkoord wil nakomen om koploper te worden in de strijd tegen planetaire opwarming, en tegelijkertijd niet nog meer verdeeldheid en onvrede wil veroorzaken, dan kan ze niet anders dan op korte termijn de hulp inroepen van de bevolking. Klimaatburgerberaden zijn daarvoor een ideaal en beproefd instrument.
Het goede nieuws: er is veel nuttig onderzoek gedaan naar het organiseren van doeltreffende burgerberaden. En talloze praktijkvoorbeelden laten zien wat werkt en wat niet.
Na veertig jaar lobbyen, polderen, pappen en nathouden is het nu aan ons, aan burgers. Het is aan ons om de politiek te helpen bij de grootste uitdaging van deze tijd. Het is aan ons om mee te denken, mee te praten en mee te beslissen over de toekomst van Nederland. Het is tijd voor een landelijk burgerberaad over het klimaat.
In mijn boek Nu is het aan ons. Oproep tot echte democratie, dat op 22 april verschijnt, leg ik uit hoe burgerberaden kunnen bijdragen aan haalbare, effectieve en radicale klimaatpolitiek. Wat kan de Nederlandse politiek leren van burgerberaden elders ter wereld? En hoe maak je een burgerberaad onderdeel van het politieke proces? De komende weken schrijf ik ook op De Correspondent meer over dit onderwerp.
Lees ook:
Meer dan een inspraakavond, beter dan een referendum: met deze democratische vernieuwing kan de burger zélf beleid maken In een burgerberaad zoeken burgers samen naar oplossingen voor taaie politieke problemen – zoals klimaatverandering. Het kabinet onderzoekt of zo’n burgerberaad de verduurzaming van Nederland verder kan helpen. Waarom zou een burgerberaad slagen waar politici vastlopen?Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!