De afgelopen decennia kreeg de aarde er sluipenderwijs een nieuw werelddeel bij. Duizenden ongerepte kilometers vulden zich met menselijke sporen. Een onherbergzaam gebied is het. Je kunt er niet wonen en voorlopig alleen doorheen reizen als je miljoenen euro’s tot je beschikking hebt. Maar onze godganse beschaving is er inmiddels afhankelijk van: de nabije ruimte.
In het ijskoude landschap dat zich uitstrekt vanaf zo’n 160 tot 36.000 kilometer boven de aarde, zweven de satellieten die ons in staat stellen te bellen, observeren, spioneren, te voorspellen en te navigeren. Een buitenaards weefsel van kijkers, zenders en ontvangers dat zo langzamerhand het zesde zintuig van de mensheid vormt. Een zintuig waarmee we droogte en smeltend ijs in kaart brengen, de trek van vogels, vissen en mensen. Waarmee we tsunami’s voorspellen, geïsoleerde plekken verbinden met de buitenwereld, schepen over zee loodsen en vijandige troepen lokaliseren.
Ons leven is diep verstrengeld met die zoemende, zwevende schil van apparaten rond de aarde. En maar weinig mensen beseffen hoe kwetsbaar dat ons maakt. Want hoewel de ruimte vaak geassocieerd wordt met leegte, raakt het gebied buiten de dampkring in rap tempo vol, waardoor de kans op botsingen toeneemt.
Een sluier van afval om de aarde
Sinds eind jaren vijftig de Russische Spoetnik werd gelanceerd – de eerste kunstmatige satelliet – is de vloot gegroeid tot meer dan achtduizend kunstmanen. Daarnaast draaien er volgens een schatting van de European Space Agency momenteel rond de 900.000 stukken afval groter dan 1 centimeter in een baan rond de planeet. Denk aan rakettrappen, schroeven, schilfers, veren, afvalzakken. Er zweeft verloren bagage tussen, van astronauten die op ruimtewandeling gingen – een tandenborstel, een handschoen, een tas vol gereedschap – maar de meeste ruimteschroot is afkomstig van de vernietiging, ontploffing of botsingen van satellieten zelf.
Jaarlijks besteden satellietoperators nu al miljoenen Amerikaanse dollars aan het voorkomen van botsingen. En met de commercialisering van de ruimtevaart zal het botsingsgevaar op korte termijn gigantisch toenemen.
Als niets daarboven vervangen kan worden, glijden we hierbeneden al snel terug de tijd in
De ruimte is het nieuwe wingewest – met satellietdata valt veel te verdienen. Particuliere bedrijven zijn van plan om de komende jaren tienduizenden satellieten de lucht in te schieten. In de nabije toekomst zal een op de vijftien lichtpuntjes die we ‘s nachts aan de hemel zien door onszelf gelanceerd zijn. Ook de sterrenbeelden moeten zich straks voegen naar de menselijke maat.
Het drukst is het in Low Earth Orbit (LEO), het gebied tussen de 160 en 1000 kilometer hoogte, dat zich goed leent voor onder andere observatie- en communicatiesatellieten. Omdat het relatief dichtbij is, is plaatsing goedkoper en zijn er minder sterke antennes nodig voor verbinding met de aarde. LEO-satellieten gaan bovendien sneller dan hoger zwevende soortgenoten: elke negentig minuten een rondje om de planeet, wat het botsingsgevaar vergroot. Met die snelheid kan zelfs de impact van een klein stukje ruimtepuin – een schroef, een schilfer – groot zijn.
In het ergste geval treedt het zogenaamde Kesslersyndroom in werking. Een botsing veroorzaakt dan nieuw ruimtepuin, dat nieuwe botsingen ontketent, dat weer nieuw ruimtepuin genereert, enzovoorts. En dat net zo lang tot de aarde is gehuld in een sluier van afval zo dik dat nieuwe lanceringen onmogelijk worden.
Satellieten leven gemiddeld vijftien jaar, dus als de ruimte voor langere tijd ontoegankelijk is en niets daarboven meer vervangen kan worden, glijden we hierbeneden al snel terug de tijd in. Ga maar na: geen gps meer, geen weersvoorspellingen, geen observaties en in afgelegen gebieden geen verbinding meer met het internet.
Moeten we ons zorgen maken?
Wie het Kesslersyndroom opzoekt, vindt overal verwijzingen naar Gravity, een blockbuster uit 2013. Daarin zorgt het neerschieten van een spionagesatelliet voor een kettingreactie aan botsingen die de spaceshuttle van George Clooney en Sandra Bullock vernietigt. Het duo moet vervolgens slingerend door de ruimte de weg vinden naar het International Space Station (een tocht zo misselijkmakend dat hij zelfs de grootste liefhebber van de kosmos astrofobisch maakt).
Maar ergens wijkt het scenario van Gravity af van het klassieke Kesslersyndroom: de snelheid waarmee de ruimte met puin gevuld raakt. Ward Munters, expert in ruimtepuin en -recht aan de KU Leuven, legt het uit via Zoom. Als deze ramp zich voltrekt, zal het waarschijnlijk een proces van decennia, misschien zelfs eeuwen zijn.
Wellicht dat de gemiddelde aardbewoner daarom geen urgentie voelt om zich daar al druk over te maken. Wij reageren nu eenmaal adequater op een crisissituatie. Geef ons een plotselinge pandemie en we trekken alles uit de kast. Maar een schil van afval die traag als een schimmel de aarde inkapselt krijgt geen momentum.
Wanneer het Kesslersyndroom zich zal voltrekken is moeilijk te zeggen, stelt het laatste rapport over ruimteschroot van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Sommige onderzoeken die daarin worden aangehaald geven ons nog twee decennia, volgens anderen duurt het nog zeker een eeuw. En dan zijn er de wetenschappers die zeggen dat het proces al gaande is.
Inmiddels zijn er grootscheepse schoonmaakprogramma’s opgetuigd door verschillende ruimtevaartorganisaties. Maar het is de vraag of die zijn opgewassen tegen het tempo van de toekomstige lanceringen.
Satellieten zijn onmisbaar in moderne oorlogsvoering
Waar het plot van Gravity de waarheid dichter nadert, is in de dreiging van militaire acties buiten de dampkring. Na het ontdooien van de Koude Oorlog associeerden we de ruimte eerder met wetenschap en samenwerking dan met geopolitieke vijandschap. Maar de spanningen lopen op. China, Rusland, India, de VS; allemaal willen ze kosmische grootmacht zijn. Het is een oeroud principe, zegt Munters, dat elk leger op zoek gaat naar het hoogste punt. Wie neerkijkt op de tegenstander, heeft het overzicht. En wie neemt er genoegen met een bergtop als je ver boven de wolken kunt zweven?
Hoe belangrijker de ruimte wordt, hoe moeilijker het is om internationale afspraken te maken
Dat satellieten niet meer weg te denken zijn in moderne oorlogsvoering bleek onlangs nog, toen de Oekraïense vicepremier Mykhailo Fedorov acht commerciële satellietbedrijven vroeg om hun beelden vrij te geven. Zo wilde hij inzicht krijgen in de troepenbewegingen en -opbouw van het Russische leger. ‘Jullie medewerking en de informatie die jullie kunnen verstrekken kunnen de levens van onze bevolking redden’, schreef hij.
Waar satellieten worden ingezet in conflicten neemt ook de dreiging van antisatellietwapens toe, die de afgelopen tien jaar een vlucht namen. Kosmische grootvervuilers zijn het. Toen Rusland er vorige winter een testte door een eigen oude satelliet uit de lucht te schieten, veroorzaakte dat zo veel nieuw ruimteschroot dat de astronauten in het International Space Station (ISS) tijdelijk moesten schuilen in ruimtecapsules. En satellieten van de European Space Agency moeten nog maandelijks een brokstuk ontwijken van de explosie die een Chinese test met een antisatellietwapen teweegbracht in 2007.
Of daar geen regels voor zijn? In principe wel, maar de wetten die buiten de dampkring gelden zijn niet bindend. Er zijn verdragen in de maak, maar het is een helse klus om die door voldoende landen te laten ratificeren. Hoe belangrijker de ruimte wordt, hoe moeilijker het is om internationale afspraken te maken. En inmiddels, zegt Ward Munters, staat de nabije ruimte wereldwijd bovenaan de prioriteitenlijst.
Juridisch gezien zullen we het voorlopig moeten doen met het verouderde Ruimteverdrag uit 1967, dat door 102 landen geratificeerd werd. Dat stelt dat de ruimte iedereen en niemand toebehoort, en gebruikt mag worden maar niet toegeëigend. Waar die grens ligt, is in de praktijk nogal vaag.
Er wordt te weinig over satellieten gepraat
Het is in het belang van de hele mensheid om ons nabije heelal te behoeden voor verstopping en militarisering. Voor snelle(re) wetgeving is draagvlak nodig, voor draagvlak een maatschappelijk gesprek. We zouden ons kunnen afvragen of de tienduizenden satellieten die de komende jaren naar boven gaan allemaal noodzakelijk zijn. Hoeveel sneller moet onze internetverbinding worden? Hoe afhankelijk mogen of willen we zijn van een plaats die voor de meeste aardbewoners onbereikbaar is? En van een handvol ondernemers die nu in de ruimte de infrastructuur opzetten waar de rest van de wereld het mee moet doen?
Je zou kunnen stellen dat we ons in deze precaire tijd vooral met de aarde moeten bemoeien, we hebben onze handen immers al vol aan problemen binnen de dampkring. Maar zowel de oorlog in Oekraïne als de klimaatcrisis bewijzen dat we nergens meer zijn zonder de blik van buiten. De ruimte is inmiddels cruciaal voor het monitoren van de opwarming van onze atmosfeer en helpt bepalen of de oplossingen die we inzetten zinvol zijn.
Daarom is het opvallend hoe weinig er in het dagelijks leven over satellieten wordt gepraat. Te ver weg misschien. Te onzichtbaar. En het helpt vast niet mee dat een satelliet nauwelijks menselijke trekken heeft. Een gemiddelde Marslander voorziet met pootjes en armen (soms zelfs een hoofd) in onze antropomorfische behoefte. Marslanders krijgen koosnaampjes, hebben fans en Twitteraccounts. Met een koelkastvormige aardobservator is het moeilijk meeleven.
Bovendien haken veel mensen – waaronder ik – al snel af als het al te technisch wordt, een frame waar satellieten behoorlijk in vastzitten. Hierdoor hoor je nauwelijks filosofische of maatschappelijke vragen over de Ningxia-1 03, de EOS-04 of de Starlink-3511.
Beschermer, verbinder, bedreiging
Voor zover ik weet was de Duits-Amerikaanse Hannah Arendt de enige grote denker die zich waagde aan een wijsgerige kijk op dit onderwerp, alweer meer dan vijftig jaar geleden. De lancering van de Spoetnik was volgens haar het begin van earth alienation: satellieten zouden ons gaan vervreemden van de aarde. Volgens haar maakte onze aanwezigheid in de ruimte de menselijke belevingswereld niet groter, maar kleiner. Het zou de banden verbreken tussen onszelf en de wereld, ons doen leunen op een indirecte ervaring van de planeet waarmee we leven.
Maar het woord satelliet biedt een ander perspectief. Het stamt af van het Etruskische satnel, waarmee duizenden jaren geleden een lijfwacht of beschermer werd aangeduid.
Zoals de meeste zaken is ook de satelliet een veelkantig fenomeen. Hij beschermt en vervreemdt ons, verkent de aarde, vervuilt de hemel, is kwetsbaar en bedreigend. Satellieten kunnen helpen de mensheid te behoeden voor een domme ondergang, maar zonder goed bestuur zouden ze die ondergang zomaar kunnen bespoedigen.
Met dank aan Joost Carpay, programmamanager sturing institutionele programma’s bij het Netherlands Space Office.
De komende tijd duik ik voor De Correspondent in het nieuwe werelddeel buiten de dampkring. Ik onderzoek kosmisch kolonialisme, ruimtemijnbouw en -toerisme, en de verhalen achter de lanceringen. Wat zullen we de komende decennia winnen en verliezen daarboven? Kunnen we de ruimte ook anders beschouwen dan als plek om leeg te trekken en vol te bouwen? Wie bepaalt hoe de nabije ruimte wordt gebruikt? En wat staat er op het spel voor een gemiddelde aardbewoner? Tips zijn welkom.
Meer lezen?
Elon Musk en Jeff Bezos willen de ruimte koloniseren. Maar kolonisatie hoort thuis in de geschiedenisboeken, niet in de ruimte Er is een nieuwe space race gaande. Niet tussen rivaliserende staten dit keer, maar tussen ijdele miljardairs die last hebben van veroveringsdrang.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!