Er ligt een monster onder het bed in de Nederlandse ruimtelijke ordening.
Op dit moment is er in Nederland een woningtekort van 279.000 huizen. Als er niks wordt bijgebouwd, is dat tekort in 2030 opgelopen tot 975.000.
Bouwen, bouwen, bouwen dus.
Alleen: dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Er zijn veel complicerende factoren. Een daarvan, die zich door de klimaatcrisis steeds vaker opdringt in het debat, is de zeespiegelstijging.
Door de opwarmende aarde zal volgens het KNMI het mondiale zeeniveau in het jaar 2100 tussen de 26 en 82 centimeter gestegen zijn. Volgens klimaatpanel IPCC is er een aanzienlijke kans dat de zeespiegel daarna blijft stijgen.
Anno 2022 ligt 26 procent van Nederland onder zeeniveau. Bij een megastorm op zee, of door extreem hoge afvoer van de grote rivieren die in onze delta uitmonden, loopt 59 procent van ons land het risico op overstroming.
Dat beeld beïnvloedt het debat over woningbouw. Er zijn steeds meer beleidsontwikkelaars en opiniemakers die ervoor pleiten om minder nieuwe woningen te bouwen in de diepe polders in het westen, en meer op de hoge gronden in het oosten van Nederland.
Zo schreef de Deltacommissaris, een hoge regeringsadviseur, eind vorig jaar te willen ‘laten onderzoeken hoe de verstedelijking en daarmee gepaard gaande investeringen op lange termijn anders over Nederland kunnen worden verdeeld, en een beweging op gang brengen naar plaatsen waar dit vanuit het oogpunt van klimaatverandering het minst kwetsbaar is.’
Vrij Nederland kopte onlangs: ‘Als je ver onder NAP bouwt, zeg er dan bij dat die huizen maar vijftig jaar meegaan’. En volgens een peiling die onder andere Rijkswaterstaat onder 1.364 Nederlanders liet uitvoeren, overweegt 11 procent te verhuizen naar een plek die niet kan overstromen.
Het klinkt in eerste instantie ook best verstandig. Steeds hogere zee + diepe polder = wegwezen. Laat staan die polders verder volbouwen.
Maar is het ook verstandig?
Het klinkt verstandig: stijgende zeespiegel + diepe polder = wegwezen. Maar is het dat ook?
Zelf heb ik de eerste tien jaar van mijn professionele leven gewerkt als ingenieur en onderzoeker aan waterwonen, en daarna tien jaar aan overstromingsveiligheid, waarop ik ben gepromoveerd aan de TU Delft. En ik maak me ook zorgen. Maar niet over de vraag of Nederland de zeespiegelstijging aankan.
Het idee dat we niet meer in diepe polders kunnen bouwen omdat de zee stijgt, ervaar ik als iemand met twintig jaar ervaring als vliegtuigbouwer die opeens te horen krijgt dat we niet meer kunnen vliegen omdat het harder gaat waaien.
Nederlanders zijn de beste waterbouwers en beste waterbeheerders ter wereld. Met de langste geschiedenis, een aparte overheidslaag (de waterschappen) en het meest fijnmazige netwerk van sloten, kanalen en regelwerken. Als wij de zeespiegelstijging niet aankunnen, kan niemand het.
Ik zal dat proberen uit te leggen aan de hand van acht vragen.
Als de zeespiegel stijgt, dan zijn toch vooral de diepe polders de klos?
Nee, de kans op een overstroming heeft vrijwel niets te maken met de hoogteligging van een polder. Er zit namelijk nog iets tussen zee en polder in.
Je kunt Nederland zien als een gigantische watermachine, waar natuur op groeit en mensen op wonen. Een van de functies van die machine is de kans op wateroverlast en overstromingen zo klein mogelijk maken. Daarvoor bestaat de machine uit een paar hoofdonderdelen: stukken land die zo hoog liggen dat ze niet kunnen overstromen, en gebieden die wél kunnen overstromen. Overstroombaar gebied is weer onder te verdelen in binnendijks en buitendijks.
Tussen het binnendijks en het buitendijks gebied liggen dijken, duinen en dammen die het binnendijkse gebied beschermen tegen het water. Binnendijkse kanalen, riviertjes, sloten en gemalen (grote pompen) voeren neerslag af naar het buitendijkse gebied: de Noordzee en de Waddenzee, grote rivieren zoals de Maas, en grote meren zoals het IJsselmeer. Ziedaar: de watermachine.
Niet bouwen in diepe polders omdat die onveiliger zouden zijn, strookt niet met hoe de watermachine werkt
Als we die neerslag niet snel genoeg kunnen afvoeren en tuinen en kelders onderlopen, spreken we van wateroverlast. Als een dijk doorbreekt, noemen we dat een overstroming. Wateroverlast geeft miljoenenschade, maar bijna nooit slachtoffers. Een overstroming geeft miljardenschade en tientallen tot duizenden slachtoffers.
De watermachine zorgt er dus voor dat de kans op slachtoffers zo klein mogelijk is. Niet bouwen in diepe polders omdat die onveiliger zouden zijn, strookt niet met hoe de watermachine werkt. Ja, als een gebied relatief diep ligt, is er in potentie meer schade. Maar als dat gecompenseerd wordt door een lagere kans om te overstromen, functioneert de watermachine prima. Om bij de vliegtuigvergelijking te blijven: het dijkensysteem is het casco van een vliegtuig, woningen zijn de passagiers. Om weer en wind te weerstaan maakt het weinig uit waar je in het vliegtuig gaat zitten, als het casco maar goed blijft functioneren.
Maar sommige plekken lopen toch wel meer risico dan andere?
Dat is zo. Maar risico is niet hetzelfde als ‘mogelijke schade’: het is de mogelijke schade vermenigvuldigd met de kans op die schade. Als ergens langs zee of een rivier een dijk doorbreekt, zoekt het water de diepe delen op. Maar belangrijker dan hoe diep een polder ligt, is waar de dijk doorbreekt, hoe snel het gat groeit, hoe het water door het landschap stroomt en hoelang de storm of de hoge rivierafvoer aanhoudt. Dit brengen we in kaart we met de meest geavanceerde geografische, hydraulische en geotechnische modellen ter wereld.
Als je die combineert met schade- en slachtoffermodellen gebaseerd op eerdere overstromingen en kennis uit het buitenland, krijg je een totaalbeeld: de overstromingsrisico’s.
Wanneer je die modellen erbij pakt, zie je bijvoorbeeld dat op dit moment het overstromingsrisico in Den Bosch – 3 meter bóven NAP – groter is dan in de Zuidplaspolder, met 6,76 meter onder NAP het laagste punt van Nederland (en om die reden is een aldaar geplande nieuwbouwwijk onderwerp van felle discussie).
De dijkmodellen worden niet alleen gebruikt om de risico’s in kaart te brengen, maar ook om de veiligheid te vergroten. In het zogeheten Hoogwaterbeschermingsprogramma bepalen de waterschappen samen met de Rijksoverheid welke dijken, sluizen en gemalen in Nederland versterkt moeten worden om de kans op wateroverlast of overstroming tot een acceptabel niveau te houden.
Natuurlijk zijn dit soort gemodelleerde risico’s abstracties. Het zijn geen waarheden, maar ze zijn het beste wat we hebben. Het vraagt om vertrouwen: in technologie (de modellen en de dijken) en in instituties (de wet en de overheid).
Maar kúnnen onze dijken en dammen de zeespiegelstijging wel aan?
Het korte antwoord: ja. De zeespiegelstijging is al sinds 1997 ingebouwd in de Waterwet. Als ingenieurs een plan maken om een dijk aan te passen, vragen ze het KNMI hoe hoog de zee staat over vijftig jaar, en houden ze daar rekening mee.
Belangrijker: ook als de zeespiegel een paar meter stijgt, verandert er niets fundamenteels aan het binnendijkse deel van de watermachine. Dan is niet 59 procent van Nederland overstroombaar, maar 61 procent. Dan zijn dijken en duinen gemiddeld niet zo’n 10 meter hoog en 80 meter breed, maar 15 meter hoog en 120 meter breed. Ze beslaan dan nog steeds minder dan 1 procent van Nederland. Waterbouwkundig kan dat prima; wereldwijd leven er miljoenen mensen achter stuwdammen die tien keer hoger zijn.
‘Hier spreekt uw gezagvoerder van vlucht NL2022. Vanwege de klimaatverandering laten we een paar stoelen onbezet. Wij wensen u een aangename reis!’
Dijken versterken kost natuurlijk wel geld: volgens mijn berekeningen een dikke 50 miljard euro per meter zeespiegelstijging: 20 miljard voor dijken en dammen, 16 miljard voor duinen en stranden, en 16 miljard voor bewegende constructies zoals sluizen.
Stel dat de zee stijgt tot de bovengrens van het KNMI van 82 centimeter in het jaar 2100. Per jaar 1 centimeter: een half miljard euro. Dat is 0,06 procent van ons bruto binnenlands product, 0,12 procent van de Rijksbegroting en 0,6 procent van de omzet in de bouw. En toevallig is het ongeveer evenveel als we al sinds de jaren vijftig jaarlijks uitgeven aan overstromingsveiligheid.
Is een half miljard per jaar veel of weinig? Het belangrijkste is dat er geen structureel alternatief voor is.
We kunnen geld besparen door voor minder veiligheid te kiezen, of door bepaalde delen van de watermachine op te geven, zoals de Waddeneilanden. Maar we besparen niet op dijkversterkingskosten door niet meer in diepe polders te bouwen.
‘Dames en heren, hier spreekt uw gezagvoerder. Welkom aan boord van de NL-2022! Zoals u weet gaat het harder waaien door klimaatverandering. Daarom laten we vanaf nu een paar stoelen onbezet. Wij wensen u een aangename reis!’
Dus het is genoeg om de dijken hoger en breder te maken?
Nee, er komt natuurlijk meer bij kijken. In het buitendijkse gebied liggen havens, industrie en woningen. En bovendien kwelders en zandplaten, met zeehonden en biodiversiteit. Als we niks doen, lopen de havens onder en verdrinken de zeehonden. De toekomst van de Deltawerken is technisch ingewikkeld.
Een hogere zee betekent meer zout zeewater dat onder de dijken doorsijpelt. Ook de grote rivieren gaan, zo wordt voorspeld, door veranderende neerslagpatronen meer rivierwater afvoeren, en die moeten bovendien in een hogere zee uitkomen. Het is geen uitgemaakte zaak wat we aan dit alles gaan doen, maar er is van alles mogelijk. De essentie is hetzelfde als bij dijken: het is technisch mogelijk en de kosten zijn te dragen.
Ik heb aan de aanpassingen van het buitendijks gebied gerekend en ik kom in totaal (inclusief de dijken) op 75 miljard voor 1 meter zeespiegelstijging, het dubbele voor 2 meter, en zo min of meer lineair verder. Het zijn flinke bedragen, maar ze zijn op te brengen zolang de wereld niet instort.
Het klinkt misschien bevreemdend, maar een zeespiegelstijging van een meter of tien is waterbouwkundig goed te doen en prima te betalen. Dijken in Nederland zijn zoals autosnelwegen en banken: of je het nou leuk vindt of niet, ze horen er gewoon bij.
Maar als de zeespiegel maar blijft stijgen, zullen we toch ooit naar hoger gebied moeten verhuizen?
In de diepepolderdiscussie is dit een sterk sentiment. ‘Als we toch ooit weg moeten uit Nederland, dan kunnen we maar beter op tijd ophouden met bijbouwen! Ons fort in zee is een lock-in, en daar moeten we uit!’
De keuze om wel of niet een lock-in in te duiken, speelt vooral als een overstroombaar gebied nog onbewoond is. Als je daar een dijk aanlegt, verrijzen er bouwwerken. Als dat er steeds meer worden, zal je samen de dijk verder versterken. En zo verder, tot je wellicht een internationaal powerhouse hebt opgebouwd met meer dan 10 miljoen inwoners en een materiële waarde van een slordige 3.000 miljard euro – zoals overstromingsgevoelig Nederland.
Niet meer bijbouwen in een gebied heeft alleen zin als we bereid zijn het op te geven
Als je het rationeel bekijkt, dan stoppen we met beschermen zodra het beschermen meer kost dan wat het beschermde waard is. Ik noem dit het break-even-punt. In een vereenvoudigde berekening ligt dat punt voor Vlieland op 1 meter zeespiegelstijging, voor Texel op 2 meter, voor Walcheren op 25 meter, voor Friesland en Groningen op 50 meter en voor geheel laag Nederland zelfs op 150 meter. Als we elk jaar een beetje versterken (en dat doen we dus), bereiken we die break-even-punten nooit.
Ik voorspel dat we de Randstad nooit zullen opgeven. Maar bij kleine delen – eigenlijk alleen de Waddeneilanden – zou dat best kunnen. Als ik dat noem, ontmoet ik veel tegenstand. Dat maakt de diepepolderdiscussie merkwaardig. Niet meer bijbouwen in een gebied heeft pas zin als we het ooit opgeven, maar de Waddeneilanden opgeven is onbespreekbaar.
Het gaat toch ook om het drooghouden van polders, is dat nog wel te doen?
Alle neerslag die in het binnendijks gebied beneden zeeniveau valt, moeten we via onze sloten, riviertjes en kanalen naar zee pompen, soms wel 25 kilometer ver. Als dat niet gebeurt, loopt de watermachine in een jaar tijd vol tot aan zeeniveau.
Voor altijd moeten pompen is als Sisyphus die zijn rotsblok voor altijd de berg op moet rollen. Gelukkig is het spotgoedkoop. Het polderbeheer en de grote gemalen aan zee verbruiken momenteel minder dan 50 miljoen euro per jaar aan energie.
Door de klimaatverandering gaat het vaker hevig regenen. Hiervoor geldt hetzelfde als voor de zeespiegelstijging: beheer en uitbreiding van plassen, kanalen, sloten en gemalen is technisch goed te doen. Het kost energie en geld, maar minder dan een euro bovenop de huidige waterschapslasten van gemiddeld 17 euro per Nederlander per maand.
In de zeespiegeldiscussie maakt het voor het bemalen niet uit hoe diep de polder is. Ook als we niet meer bijbouwen in diepe polders, moeten we nog steeds pompen. Er wonen en werken immers meestal al tienduizenden mensen. Regen die valt in een polder die 10 centimeter onder zeeniveau ligt, moet nu 10 centimeter omhoog richting zee; en bij 1 meter zeespiegelstijging 1,10 meter. Een polder die nu 6,10 meter onder zeeniveau ligt, moet nu 6,10 meter omhoog pompen, bij 1 meter zeespiegelstijging 7,10 meter.
We moeten natuurlijk energie besparen waar we kunnen. Maar bij niet meer bouwen in diepe polders valt niks te halen.
Betekent dit dat klimaatverandering voor Nederland geen probleem is?
Nee, dat zou beperkt en egocentrisch zijn. Van alle problemen die klimaatverandering met zich meebrengt, is de zeespiegelstijging technisch gezien misschien wél het minst complexe.
Het afremmen van de klimaatverandering (mitigatie) doen we omdat we hopen dat genoeg andere landen dit ook doen, en we samen de verdere opwarming van de aarde kunnen afremmen. De miljardeninzet overal ter wereld op CO2-reductie is bewonderenswaardig, omdat we niet zeker weten dat het goed zal aflopen, en omdat niemand het voor het eigen hachje doet: we doen het voor alle levende wezens op onze planeet.
Dijkenbouw en waterbeheer (adaptatie) doen we wél voor ons directe eigenbelang. De goede afloop hebben we zelfs in eigen hand.
Elk gebied zit lokaal anders in elkaar. Daarom zijn de overstromingsverhalen van elders ter wereld – die soms worden aangehaald om het bijbouwen in laag Nederland te ontmoedigen – niet van toepassing. Misschien is het niet verstandig om bij te bouwen in Kiribati, Miami en Yarmouth, en betekent adaptatie daar wel: wegwezen. Maar de Nederlandse watermachine zit totaal anders in elkaar.
De discussie over wel of niet bouwen in lagergelegen gebieden leidt juist af van de werkelijke uitdaging: adaptatie aan klimaatverandering combineren met natuurbehoud en het herstel van de biodiversiteit.
Dus al onze problemen zijn op te lossen met technologie?
Tsja. Wonen onder zeeniveau vraagt inderdaad om vertrouwen in technologie en in de instituties die technologie mogelijk maken. Dat geldt net zo goed voor vliegtuigen, en hoogstwaarschijnlijk in het algemeen voor het leven op de planeet aarde in de 21ste eeuw.
Wie niet meer in diepe polders wil bouwen vanwege de zeespiegelstijging, heeft geen goed beeld van de geometrie en de kostenstructuur van woningbouw en watermachine – of heeft dat wel, maar vertrouwt niet in technologie en instituties op de lange termijn.
Als de overheid formeel nieuwbouw op laaggelegen plekken gaat verbieden vanwege de zeespiegelstijging, geeft dat het signaal af dat het niet veilig is in Nederland. Daarmee begint het vertrouwen in de watermachine af te brokkelen, het begin van een self-fulfilling prophecy.
Hoe minder vertrouwen, hoe meer bewoners verhuizen en hoe meer investeerders weg zullen blijven. De rijken trekken weg, de armeren blijven achter. Belastinginkomsten lopen terug, er is minder geld voor investeringen in de watermachine. Die brokkelt af, er komt een overstroming, het vertrouwen neemt nog verder af en de self-fulfilling prophecy wordt werkelijkheid.
Toen ik dit stuk begon te schrijven, dacht ik dat het monster onder het bed de zeespiegelstijging was: we zijn er bang voor, maar de angst is niet terecht. Nu realiseer ik me dat afbrokkelend vertrouwen in de watermachine het échte monster is. Ik hoop dat mijn angst daarvoor ook niet terecht is.
Correctie 14 juni: In een infocard in een eerdere versie van dit artikel stond dat de kans op overlijden door overstroming volgens de Waterwet niet groter mag zijn dan eens per miljoen jaar. Dat moet zijn: eens per honderdduizend jaar.
Meer over de beelden De Nederlandse fotograaf Sabine Rovers reisde door heel Nederland om te onderzoeken wat we doen om ons te beschermen tegen water, en hoe diepgeworteld onze relatie met ‘watermanagement’ is. Rovers’ soms droge blik vertelt ons dat we vertrouwen mogen hebben in onze technische vaardigheden.(Bebe Blanco Agterberg, beeldredacteur)
Meer lezen?
Belastingen omhoog, op rantsoen en bouwen, bouwen, bouwen: zo ziet mobilisatie tegen klimaatverandering eruit Om de opwarming van de aarde binnen de perken te houden, moeten we aan de grootste verbouwing van onze economie ooit beginnen. Maar wat betekent dat precies? De geschiedenis leert dat échte mobilisatie gepaard gaat met bloed, zweet en tranen.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!