Sinds corona hebben haast al mijn vrienden kinderen en één ding valt steeds weer op: hoe gefrustreerd jonge moeders raken door jonge vaders.
Die frustratie neemt allerlei vormen aan. De een schrijft woedende passages in een dagboek, de ander transformeert tot passief-agressieve commandant, een derde houdt maanden vol dat alles ‘héél chill’ gaat, en barst dan in huilen uit op je verjaardag. Maar de oorzaak is altijd hetzelfde: pa doet niks.
Of pa doet te weinig. En zodra zij daar energie voor heeft, begint ze een huishoudelijk conflict over wie-doet-wat en wie-doet-meer, dat door Arjen van Veelen wel ‘de ruzie van deze tijd’ is genoemd.
Wat blijkt nu – en laat dit een troostrijke gedachte zijn voor jonge ouders overal – die verdeelstrijd is ook de ruzie van deze tijd. Allerlei recent economisch onderzoek laat zien: er is maar één ding, één en hetzelfde ding sinds mid jaren negentig, dat de emancipatie van de vrouw doet stagneren: onze gendernormen wat betreft kindzorg.
En, ook onderzocht, geen baas of overheid die daar op korte termijn iets aan kan doen.
Vrouwenquota, vaderschapsverlof, kloven in zelfvertrouwen en uurloon – allemaal boeiend, maar hun relevantie verbleekt bij dé grote horde op de weg naar gelijkwaardigheid tussen man en vrouw: die zorgnorm.
Als je economen moet geloven, hangt het glazen plafond niet in de bestuurskamer of Tweede Kamer, maar in de babykamer.
Komt een econoom bij de genderkloof
Economen meten de ongelijkheid tussen man en vrouw doorgaans op vier vlakken. Ze worden vaak door elkaar gehaald.
- Arbeidsparticipatie: wordt er wel of niet gewerkt?
- Gewerkte uren: hoeveel uur wordt er gewerkt per jaar?
- Uurloon: wat wordt er verdiend per uur?
- Inkomen: hoeveel euro komt zo jaarlijks binnen?
Oftewel: werk je? Zo ja, hoeveel uur en tegen welk tarief? Dit over een jaar is het inkomen in euro’s.
Met name het verschil in inkomen is relevant, want dat zegt het meest. Nederland heeft bijvoorbeeld relatief kleine genderkloven wat betreft arbeidsparticipatie en uurloon. Op beiden vlakken ligt de vrouw zo’n 13 procent achter op de man.
Dan de inkomenskloof. Die is in Nederland maar liefst 44,2 procent. De vrouw verdient op jaarbasis dus net iets meer dan de helft (!) van wat de man thuisbrengt.
En zo heeft elk land zijn eigen kloven, aldus Henrik Kleven en Camille Landais, de kloofkoningen van de economie. Het duo brengt momenteel voor elk land alle genderkloven op arbeidsvlak in kaart tot één grote klovenatlas.
Daarbij willen ze niet alleen weten hoe groot de kloven precies zijn. Kleven en co kijken ook uit welke soorten ongelijkheid die kloven bestaan, waarom ze persisteren, en de grootste uitdaging: wat je er effectief aan kunt doen.
Onderstaande grafiek is een eerste poging om alle klovenkennis wat betreft arbeidsparticipatie uit ruim 120 verschillende landen te synthetiseren tot één beeld. Het laat zien hoe de ongelijkheid tussen man en vrouw zich ontwikkelt naarmate een land rijker wordt.
Landais legt uit: zijn landen heel arm, dan werken vader en moeder allebei. Ma werkt en verdient minder, door seksisme van werkgevers, haar lagere opleidingsniveau, of normen als ‘wanneer werk schaars is, heeft de man meer recht op een baan’. Maar er is geen sprake van ‘kindgerelateerde ongelijkheid’, ook wel: de child penalty of babyboete.
Die child penalty speelt pas op zodra een land iets rijker wordt en mensen minder op het land werken en meer op kantoor. Stellen gaan zich ‘specialiseren’. Een groter gezamenlijk inkomen staat toe dat een van de ouders meer thuisblijft voor kindzorg: zij.
En in nóg rijkere landen, waarin er genoeg werk is voor iedereen, groeit die babyboete uit tot het hoofdbestanddeel van de genderkloof. Andere vormen van achterstelling verdampen. De vrouw is inmiddels zelfs vaak hoger opgeleid dan de man. Maar al is haar verdiencapaciteit daarmee groter dan de zijne, die kindzorg blijft hoofdzakelijk haar probleem.
Landais werkt nu aan een wereldklovengrafiek over inkomen en verwacht dat die een nóg dramatisch ongelijker beeld schetst dan deze grafiek over arbeidsparticipatie doet.
Voor een aantal losse landen is de genderkloof in inkomen wel al ontleed. En in een rijk land als Denemarken ontwikkelt de kloof zich door de tijd als volgt:
Laat de ongelijkheid zich in de jaren tachtig nog grotendeels verklaren door het opleidingsniveau van vrouwen en seksisme bij personeelszaken, inmiddels is alleen de child penalty over. Ongeveer hetzelfde gebeurt in Oostenrijk.
Telkens blijkt moeder-zijn een véél hardnekkigere ongelijkmaker dan vrouw-zijn.
Het Centraal Planbureau (CPB) hoopt in 2023 een analyse van de Nederlandse inkomenskloof te publiceren. Vermoedelijk zit onze grafiek ergens tussen die van Oostenrijk en Denemarken in.
Wat is die child penalty ook alweer?
In rijke landen is dus vrijwel de hele inkomenskloof toe te schrijven aan één en hetzelfde evolutionair onevenredige drama: vrouwen baren baby’s en dragen daarna de meeste zorg. Maar hoe beknot dit ma’s inkomen precies?
Voordat vrouwen hun eerste kind krijgen, is er soms al wel een kleine inkomensachterstand op de man. Ze werken in sectoren waar de lonen wat lager liggen, zoals de zorg en het onderwijs versus de ict en de bouw.
Maar na dat eerste kind loopt die achterstand rap op. Moeders kiezen banen dichter bij huis, gaan minder uren werken of stoppen er geheel mee. Zo belanden ze op een ander carrièrepad, met een lager salaris en minder kans op promotie.
De ontstane inkomenskloof gaat nooit meer dicht. Tien jaar na dato verdienen moeders in Nederland gemiddeld zelfs 46 procent minder dan vaders.
Onze child penalty is dus 46 procent en daarmee een van de hoogste in Europa, volgens Klevens Child Penalty Atlas. Nederland schurkt tegen het conservatieve blok van Oostenrijk en Duitsland aan.
In Noorwegen en Denemarken staat de emancipatie er dan nog het beste voor, met beide een babyboete van ruim 20 procent – blijft fors.
Het is enerzijds hoopgevend om te zien dat er landen zijn waar de kindzorg eerlijker verdeeld is. Het kan dus. Anderzijds valt op dat zorg universeel een vrouwentaak blijft. Al komt nog zo vaak uit enquêtes dat men dit graag anders ziet, nergens lukt dit.
De hamvraag voor gendereconomen is dan ook: wát maakt die traditionele rolverdeling zo hardnekkig? Waarom vallen we en masse terug in het huisvrouw-broodwinnermodel, ongeacht inzet en intenties?
Er zijn drie veelgehoorde verklaringen voor dit conservatisme, die voor economen inmiddels hebben afgedaan: 1. Die zorgverdeling is biologisch zo bepaald, 2. De man verdient nu eenmaal meer, en 3. Er is te weinig vaderschapsverlof en daarom gaat het mis.
Dus eerst, de babyboete: waardoor komt het niet?
Misvatting 1: Het is nu eenmaal de natuur
Vrouwen zijn driekwart jaar zwanger, bevallen, geven maanden tot jaren borstvoeding en lijken ook hormonaal veroordeeld tot zorg. Dus logisch dat zij thuisblijft en hij gaat werken. ‘Ze kan niet anders.’ Dit is misschien wel de geliefdste verklaring voor de inkomenskloof tussen man en vrouw.
De gendereconomie maakt twee interessante vergelijkingen in dit kader. Als de biologie inderdaad zo bepalend is, wat gebeurt er dan bij lesbische stellen die een kind krijgen? Is het daar ook de biologische moeder die de babyboete incasseert en de co-moeder die doorgroeit in een carrière?
Uit onderzoek naar negenhonderd lesbische koppels uit Noorwegen blijkt: kort na de bevalling neemt het inkomen van de biologische moeder inderdaad een snoekduik, maar de terugval is meteen al minder groot dan bij heteromoeders. En na vijf jaar is het babyboete-effect binnen een lesbisch gezin zelfs minimaal, terwijl het loonverschil bij heterostellen blijft.
Hetzelfde zien we bij lesbische moeders in Nederland. Zij hebben na vijf jaar wel iets meer babyboete dan de Noren, maar alsnog een stuk minder dan hun hetero landgenoten.
Een tweede vergelijking is tussen biologische moeders en moeders die een kind adopteren – voor hen is de lijfelijke rompslomp dus geen factor. Onderzoek in zowel Denemarken als Noorwegen laat ziet dat vlak na de geboorte van het kind de babyboete iets kleiner is voor de adoptiemoeder. Maar op lange termijn ontstaat alsnog hetzelfde boetepatroon. Oftewel, adoptieouders ontwikkelen dezelfde zorgverdeling tussen man en vrouw als biologische ouders.
Biologie zal wel iets verklaren, maar nooit alles. Neem de buurlanden Duitsland en Denemarken. Duitsland heeft een child penalty van 60 procent en Denemarken van slechts 20 procent. Worden vrouwen opeens half zo zorgzaam die paar uur rijden van Hamburg naar Kopenhagen?
Het feit dat vrouwen baren en zogen, verklaart dus niet wat de child penalty zo groot maakt.
Misvatting 2: Man verdient nu eenmaal meer
Een eerder stuk over inkomensverschillen waar ik jaren terug eens aan begon, liep stuk op een hoogzwangere econoom die schamperde over de genderkloof.
Praat me niet van gendergedoe, zei ze. Zelfs in de meest geëmancipeerde landen is de man in een heterostel vrijwel altijd een paar jaar ouder dan de vrouw. Die man heeft gemiddeld dus altijd een paar jaar voorsprong in zijn carrière, en verdient altijd meer per uur en per jaar. Dus elke keer dat een gezin zich uitbreidt en besluiten moet: wie gaat er meer werken, wie verdient er meer? Dan valt de keus op hem. Dat is niks anders dan inkomstenoptimalisatie, een zuiver economische beslissing.
En wat wil je daaraan doen? Mensen dwingen partners van hun eigen leeftijd te kiezen?
Plausibel verhaal, dacht ik toen. Dat verklaart waarom die babyboete altijd de vrouw ten deel valt: een mismatch tussen huwelijksmarkt en arbeidsmarkt. Een ‘relatief voordeel’ van de man, in het economees.
Maar dit zit toch anders, blijkt uit recent onderzoek naar Nederlandse huishoudens.
Het is inderdaad zo: in Nederland is de man in een heterostel bij de geboorte van een kind gemiddeld twee jaar ouder dan zij, en verdient hij jaarlijks zo’n 10.000 euro meer. Maar hoe zit dat bij de a-typische stellen? Zodra zij meer verdient dan hij, is de babyboete dan voor hem?
Met deze vraag in het achterhoofd keek econoom Bas van der Klaauw naar allerlei verschillende typen Nederlandse stellen. En hij vond iets heel opvallends.
Het maakt niet uit of zij meer verdient dan hij, of zij meer opleiding heeft dan hij: niks houdt de Hollandse man van zijn werk
Het maakt niet uit of zij meer verdient dan hij, of zij meer opleiding heeft dan hij, of zij in een meer lucratieve sector werkt dan hij: geen enkele factor houdt de Hollandse man van zijn werk. Al is moeder radioloog bij het UMC en vader vakkenvuller bij de Jumbo – ‘de man past nooit z’n uren aan’, aldus Van der Klaauw.
Deze norm is zo sterk dat ze elke economische ratio verdringt. Want als het gezin zich inderdaad bekommerde om die optimalisatie van het totaalinkomen, dan zou de ouder met het grootste verdienvermogen uit werken gaan, man of geen man. Nu laten gezinnen eigenlijk een hoop geld liggen.
‘We dachten dat de genderkloof voor vrouwen met een studie econometrie of tandheelkunde op zak een stuk lager zou zijn dan gemiddeld’, zegt Van der Klaauw. ‘Maar dat is niet zo.’
Het enige effect dat Van Der Klaauw vond, is dat als de vrouw hoogopgeleid is of in een goed verdienende sector werkt, ze wel meer uren werkt dan gemiddeld, maar dat ze deze ‘gemiste zorguren’ opvangt met kinderopvang.
Het is niet de man die in dat gat springt.
Misvatting 3: Vaderschapsverlof gaat alles oplossen
Een vaak geopperde oplossing voor deze scheve zorgtaakverdeling heet vaderschapsverlof. Houd pa thuis die eerste maanden en hij zal later meer doen aan kindzorg. Met Scandinavië als lichtend voorbeeld, waar mannen eerst ruim tien weken verplicht thuiszitten en daarna nog maanden vrijwillig verlof op kunnen nemen.
De child penalty voor vrouwen is in Scandinavië inderdaad het kleinst. Maar volgens economen komt dat niet door ruime verlofregelingen.
Al sinds 1993 stuurt de Noorse overheid vaders naar huis voor babyzorg. Toch vond de Noorse econoom Martin Eckhoff Andresen vrijwel geen effect van al dit vaderschapsverlof op de uiteindelijke hoogte van ma’s babyboete. ‘Teleurstellend nieuws’, zegt hij.
Dan kun je nog denken: oké, vaderschapsverlof beïnvloedt misschien niet moeders inkomen, maar toch wel pa’s voorkeur om thuis te blijven met de kinderen? Ook dat vond Andresen nergens terug.
Een voorbeeld: toen Noorwegen in 2013 een conservatievere regering kreeg, werd het verplichte vaderschapsverlof van veertien weken even teruggeschroefd naar tien. Het idee was dat dit quotum er nu wel lang genoeg was geweest. De normen zijn veranderd, het is niet meer nodig. Vrijwillig meer verlof opnemen kon nog altijd.
Prompt namen vaders weer massaal tien weken verlof op in plaats van veertien. De beoogde cultuuromslag bleef dus uit.
‘You can’t shock fathers into liking leave’, grapt Andresen.
Eén interventie die ma’s inkomen in elk geval tijdelijk iets op peil bleek te houden, is gesubsidieerde kinderopvang. Maar de kindzorg wordt zo uitbesteed aan andere vrouwen, dus gelijkwaardiger wordt de zorgverdeling niet. En daarbij duurt het positieve effect slechts zolang als de kinderopvang zelf. Zodra die stopt, zet de babyboete weer in.
Het uiteindelijke opvangeffect is daarmee toch weer nul. En dit blijkt ook uit een zoveelste onderzoek van Kleven en Landais, waarin ze kijken naar de impact van zestig jaar aan Oostenrijks beleid rond vaderschapsverlof en kinderopvang. Beiden werden enorm uitgebouwd. Het resultaat? Ontnuchterend. Decennia aan beleidsvoering deden zo goed als niks voor het verkleinen van de genderkloof.
Gendernormen beteugelen de emancipatie
Kortom, bovenstaande drie verklaringen spelen geen, of hooguit een marginale rol bij de totstandkoming van de babyboete.
Maar voor één verklaring stapelen de bewijzen zich de afgelopen jaren juist wél op: onze starre gendernormen wat betreft kindzorg.
Zo vonden Kleven en de zijnen een duidelijke correlatie tussen de hoogte van de child penalty in een land, en het percentage vrouwen dat het eens is met de stelling: een vrouw met kinderen hoort thuis.
Economen verzinnen steeds iets nieuws om na te gaan in welke mate een zorg- of gendernorm ‘heerst’ in een bepaald land, om deze af te zetten tegen de babyboete. Een beroemde casus komt uit Zwitserland.
Zwitserland is erg conservatief. 91 procent van de populatie meent dat vrouwen met kinderen niet voltijds moeten werken. En 48 procent gelooft dat een kleuter lijdt onder een werkende moeder. Maar het is ook een verdeeld land, waar de babyboete per kanton sterk verschilt.
Hoe vergelijk je dan boete met normen? Wel, in 1971 hield Zwitserland een referendum voor vrouwenstemrecht (ja, vrouwen kregen daar pas in 1971 kiesrecht). En wat blijkt: hoe hoger het percentage mannen dat destijds tegen vrouwenkiesrecht stemde, hoe hoger de child penalty in dat kanton nog altijd is.
Econoom Sara Rellstab vond iets soortgelijks voor Nederland. Hier laat de hoogte van een child penalty in een gemeente zich aardig voorspellen door het percentage SGP-stemmers.
‘Het SGP-partijprogramma formuleert glasheldere gendernormen’, licht Rellstab toe. De man werkt, de vrouw zorgt. En hameren op gelijkheid zou deze ‘natuurlijke werkelijkheid’ alleen maar miskennen.
Hoe verandert de norm?
Streven we in weerwil van de SGP toch naar de gelijkwaardigheid van man en vrouw, dan lijken onze normen en waarden dus het grote struikelblok.
Hoe verander je zoiets taais als een zorgnorm?
De hereniging van Duitsland biedt perspectief. Waar het socialistische Oost-Duitsland moeders sterk aanmoedigde om voltijds te werken, zat West-Duitsland een stuk conservatiever in de wedstrijd. Maar na de hereniging trokken veel Ossies naar West-Duitsland en vice versa. Wat blijkt, het overnemen van normen ging maar één kant uit: de emanciperende kant.
Oost-Duitse vrouwen die naar het westen verhuisden, gingen na een bevalling sneller aan het werk en maakten meer uren dan hun West-Duitse collega’s. Maar West-Duitse vrouwen in het oosten, pasten hun werkethos aan de oosterse mores aan.
Geëmancipeerd voorbeeld doet dus volgen. Maar wat als die voorbeelden er niet zijn?
Dan wordt de strijd per gezin gestreden.
Bekijk je zorgtakenpakket eens wat minder als geliefde en wat meer als econoom
Of zoals ik Jordan Peterson eens hoorde zeggen in de Nieuwe Anita: van heersende rolpatronen afwijken is prima, maar maak dan duidelijke afspraken, of riskeer permanente frustratie over onderlinge verschillen in onuitgesproken verwachtingen. Nou inderdaad.
Overigens zie ik niks in het einde van de asymmetrische taakverdeling, totaal niet. 50 procent werken, 50 procent kinderen, 50 procent pestzooi opruimen, een 50/50-dictatuur? #Nietmijnheilstaat. Laat duizend verdelingen bloeien.
Maar wel fijn als de zorgteller soms ook de andere kant uit kan slaan. Dat hij de bulk aan zorg regelt, en zij het geld. En dat we zo niet per se in elk individueel gezin, maar toch wel als land, onder de streep geen enorme ongelijkheid kennen tussen het ene en het andere geslacht.
Misschien is het zaak je zorgtakenpakket daartoe wat minder als geliefde te benaderen en wat meer als econoom. En leer er dan gewoon over onderhandelen. Nu eens niet met je baas, maar met je partner.
De onderhandeling van deze tijd.
Op de hoogte blijven van m’n avonturen in niet-mensland? Ik schrijf over die andere 99 procent van de wereld: van pluizige pauwspin tot mens-varken-hybride. In deze mail houd ik je geregeld op de hoogte van vragen die ik heb, stukken die ik schreef of mooie wetenschapsverhalen van anderen.Hoe ma wesp zorgtaken aanvliegt
Vijf redenen om van wespen te houden 💛🖤 Weinig insecten krijgen zo veel haat, terwijl de wesp – in weerwil van haar imago – een wonder der nuttig vernuft is.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!