Vandaag is het weer zover: Earth Overshoot Day, de dag dat we meer hebben genomen van de aarde dan ze te bieden heeft. 

Onze ecologische voetafdruk (het aantal hectare grond dat wij, aardbewoners, nodig hebben om jaarlijks in onze consumptiebehoeften te voorzien) overschrijdt vanaf vandaag de biocapaciteit van de planeet (het aantal hectare productieve grond dat jaarlijks beschikbaar is).

De ecologische voetafdruk werd dertig jaar geleden verzonnen door de Zwitser Mathis Wackernagel, en is inmiddels uitgegroeid tot een van de populairste milieu-indicatoren. Wackernagels wens was om al onze consumptie om te rekenen in grondgebruik, in ‘mondiale hectares’. Vervolgens zou je een simpele vergelijking kunnen maken: hoeveel grond is er en hoeveel is er nodig? Zo zou in één oogopslag duidelijk worden wanneer we onze planetaire grenzen overschrijden. 

Wackernagel had met het verzinnen van de ecologische voetafdruk een duidelijk doel. Hij hekelde het geloof dat De ecologische voetafdruk moest weerstand bieden aan ‘de hedendaagse economische mythologie die een wereld voor zich ziet waarin het draagvermogen [van de natuur] eindeloos kan groeien’. 

Daarin is Wackernagel aardig geslaagd. Bijna ieder jaar verschijnen er talloze krantenartikelen over Earth Overshoot Day, of onze lokale variant: de Dutch Overshoot Day (de dag waarop we de aarde hebben overvraagd als iedereen in de wereld net zo veel zou consumeren als wij, Nederlanders).

Maar ondanks de populariteit van deze dagen van ecologische treurnis is de ecologische voetafdruk een twijfelachtige indicator. Het is weliswaar ‘een bruikbaar concept voor bewustwording maar minder geschikt voor gebruik in beleid’, Wat minder diplomatiek: de ecologische voetafdruk is ronduit misleidend.

Massale hoeveelheden fictief bos

De gemiddelde Nederlander legt, als we de ecologische voetafdruk mogen geloven, beslag op maar liefst 60.200 vierkante meter aan aardoppervlakte (een voetbalveld of twaalf). 

Waar bestaat dat grondgebruik uit? Je zou denken: vooral landbouw. Inmiddels wordt namelijk 10 procent van de bruikbare grond op aarde gebruikt als akkerland (voor gewassen) en 35 procent als grasland (voor vee).

Maar nee, volgens de ecologische voetafdruk is ‘koolstofopslag’ de grootste boosdoener. De gemiddelde Nederlander heeft maar liefst 34.400 vierkante meter aan grond nodig voor ‘koolstofopslag’ (dat is 57 procent van de totale voetafdruk). 

Wordt er dan werkelijk ergens op aarde zo veel grond gebruikt om onze broeikasgasemissies te compenseren? Nee, natuurlijk niet. Het is geen écht grondgebruik: het is bos dat nodig zou zijn om de koolstof die wij uitstoten weer vast te leggen. De enige reden dat er dus sprake is van Earth Overshoot Day is omdat de makers van de ecologische voetafdruk hebben besloten om alle broeikasgasuitstoot om te rekenen in vierkante meters virtueel bosoppervlak. 

In feite is de ecologische voetafdruk daarmee een nogal omslachtige manier om te zeggen: wij, de mensheid, stoten jaarlijks een kleine 40 gigaton CO2-equivalent aan broeikasgassen uit (en dat is natuurlijk te veel).

Broeikasgasuitstoot omrekenen in bos vertroebelt de discussie meer dan het haar verheldert

Maar broeikasgasuitstoot omrekenen in bos vertroebelt de discussie meer dan het haar verheldert. Om te beginnen: waarom bos? Als je uitstoot wilt vermijden, dan kun je die ook omrekenen in hectares zonnepanelen, windmolens, kerncentrales, waterkrachtcentrales en ga zo maar door. Maar als ze dat zouden doen, dan zou er überhaupt geen Earth Overshoot Day te vieren zijn, omdat deze opties – toevallig! – allemaal een veel minder grote landvoetafdruk hebben dan het aanplanten van bos. 

De repliek van het Global Footprint Network, de organisatie achter de ecologische voetafdruk, op deze kritiek is niet erg overtuigend. Dat meent dat ‘het overschrijden van planetaire grenzen niet hypothetisch is’. ‘Om het natuurlijk kapitaal in stand te houden, moet dezelfde hoeveelheid die wordt uitgestoten worden geabsorbeerd’, stelt het. ‘Het feit dat er meer wordt uitgestoten dan geabsorbeerd, wijst op een overschrijding.’

Dat klopt natuurlijk, maar is geen antwoord op de vraag waarom bos als meeteenheid is gekozen. Als je dan toch vooruit gaat lopen op een oplossing voor het klimaatprobleem, waarom deze? Het is sowieso een oplossing die meerdere planeten aan aardoppervlakte vergt, en alleen daarom al compleet buiten de orde is.

Overigens zou je aan een paar planeten niet eens genoeg hebben als je de uitgangspunten van het Global Footprint Network serieus neemt. Een bos neemt alleen koolstof op zolang het groeit, maar op een gegeven moment is een bos volwassen en verzadigd met biomassa. De koolstofopname daalt dan naar nul (en bij een flinke brand: negatief).

Om broeikasgasuitstoot te compenseren, zou je dus ieder jaar opnieuw bos moeten aanplanten, zonder het oude te laten verdwijnen. Volgens het Global Footprint Network hebben we anderhalve aarde aan grond nodig voor onze consumptie, maar dat is dus eigenlijk nog een grove onderschatting. Het opgetelde bos dat inmiddels nodig zou zijn om de koolstofuitstoot op te vangen, loopt eerder richting de honderd planeten.

Het valt te betwijfelen of de gemiddelde nieuwsconsument die vandaag leest dat onze planeet op is, begrijpt dat dit enkel een artefact is van het omrekenen van koolstofuitstoot in virtueel bos. 

Een vertekend beeld van hoeveel grond we gebruiken

Het wordt nog gekker. 

Naast hypothetische bosgrond voor koolstofopslag berekent de voetafdruk ook het grondgebruik voor bosbouw (meubels, planken, biobrandstoffen) en landbouw (graan, groenten, vlees). In principe is dit wel reëel grondgebruik (als in: er wordt echte aarde gebruikt om tomaten, aardappels, hout en papier te maken). Maar in de sommetjes van het Global Footprint Network wordt aan welvarende landen als Nederland veel meer grondgebruik toegeschreven dan ze daadwerkelijk gebruiken. 

Neem de voetafdruk van de landbouw. Volgens de ecologische voetafdruk heeft de gemiddelde Nederlander maar liefst 19.000 vierkante meter landbouwgrond nodig om in zijn voeding te voorzien. Het Global Footprint Network rekent daarbij met een ‘mondiaal gemiddelde hectare’. Als Nederlanders een kilo tomaten eten, wordt dat omgerekend in hectares tomatenveld met een wereldgemiddelde opbrengst. 

Maar de Nederlander haalt zijn tomaten natuurlijk niet uit een wereldgemiddeld tomatenveld. We halen ze uit een tuinbouwkas in eigen land. En dat maakt nogal een verschil, want de Nederlandse glastuinbouw wist vorig jaar maar liefst 475,68 ton per hectare aan tomaten te produceren.

Het wereldgemiddelde tomatenveld had daarvoor dertien keer meer grond nodig (36,6 ton per hectare). In Nigeria, de op één na grootste Afrikaanse tomatenproducent, was zelfs 112 keer (!) meer grond nodig dan in Nederland (een karige opbrengst van 4,23 ton per hectare). 

Het Global Footprint Network maakt het zichzelf makkelijk door uit te gaan van wereldwijd gemiddelde opbrengsten. Je hoeft dan niet te achterhalen waar de geconsumeerde tomaten, aardappelen en kipfilets in een bepaald land vandaan komen. Je hoeft alleen te weten hoeveel tomaten, aardappelen en kipfilets er zijn geconsumeerd. 

Maar dit geeft een nogal vertekend beeld van hoeveel grond welvarende landen gebruiken, omdat die hun eten vaak uit veel efficiëntere landbouwsystemen halen. 

Hoe dan wel? Onze echte landvoetafdruk

De ecologische voetafdruk stapelt, kortom, fictie op fictie. Gelukkig zijn er ook wetenschappelijke maatstaven die een betrouwbaarder beeld geven van het daadwerkelijke grondgebruik door Nederlandse consumptie, bijvoorbeeld

Een groot verschil is dat het PBL, in tegenstelling tot het Global Footprint Network, wél probeert te achterhalen uit welke productiesystemen onze groenten en vlees, ons textiel en hout afkomstig zijn.

Dan blijkt dat de gemiddelde Nederlander opeens nog maar 6.200 vierkante meter aan grond nodig heeft voor al zijn consumptie (voornamelijk bosbouw en landbouw). Dat is ongeveer tien keer minder dan de ecologische voetafdruk (60.200 vierkante meter) van het Global Footprint Network doet voorkomen.

Interessanter is dat het ook minder is dan de gemiddelde bewoner van Afrika (7.200 vierkante meter) of Latijns-Amerika (10.700 vierkante meter) gebruikt. Het is zelfs minder dan de gemiddelde wereldburger (6.500 vierkante meter) nodig heeft.

‘Als wereldwijd iedereen zou leven zoals wij in Nederland doen, dan hadden we zo’n drieënhalve aarde nodig’, NU.nl op 12 april van dit jaar (onze lokale overshoot-dag). Drieënhalve planeet ja, als je miljoenen hectares bos veronderstelt (die niet bestaan) en miljoenen hectares gewassen, groenten en vlees uit akker- en graslanden (die we niet gebruiken). 

De grap is juist dat als iedereen ter wereld de Nederlandse levens- en productiewijze zou overnemen, er minder grond nodig zou zijn dan nu (5 procent minder, als we het PBL mogen geloven). Dat is best een prestatie, aangezien de modale Nederlander tot de rijkste 3 procent van de wereld behoort. 

Er lijkt ook niet langer een relatie te bestaan tussen grondgebruik en economische groei. Het bruto binnenlands product (bbp) per inwoner groeide tussen 1990 en 2019 in Nederland met 55 procent, terwijl het grondgebruik daalde met 11 procent.

Hoe is dit mogelijk? Nederland is een van de dichtstbevolkte landen ter wereld, waardoor er relatief weinig ruimte nodig is voor bebouwing, wegen en spoorlijnen. Belangrijker: onze groenten komen uit hoogproductieve kassen; onze aardappelen, granen, fruit en spijsolie uit productieve Europese landbouw; en ja, we eten vlees en zuivel met een hoge landvoetafdruk, maar ook die producten halen we uit efficiënte, intensieve veehouderij.

Ook gebruiken we relatief weinig grond voor bosbouw. Zo is Nederland koploper in het recyclen van papier en karton (het inzamelingspercentage wereldwijd is 58,6 procent, En in tegenstelling tot veel arme landen koken we op gas of elektriciteit, niet op gekapt hout.

Het verband tussen grondgebruik en welvaart is dan ook niet zo eenduidig als de ecologische voetafdruk wil doen geloven. Juist armoede kan zorgen voor excessief grondgebruik: bos gaat tegen de vlakte voor brandhout of om uitgespreide akkers aan te leggen met beroerde opbrengsten. Daar hebben rijke landen minder last van.

Minder grond? Minder vlees!

Laat er geen misverstand over bestaan: dat Nederlanders relatief weinig grond gebruiken, is geen reden om maar comfortabel achterover te leunen. In de afgelopen tien jaar is er bijvoorbeeld nauwelijks meer verbetering te zien in het verminderen van de landvoetafdruk.

Zonde, want we zouden nog veel meer grond kunnen sparen om terug te geven aan de natuur. Nederland is dan welvarend genoeg om geen bomen te kappen voor brandhout, we zijn wel zo rijk dat we massale hoeveelheden grasland gebruiken voor vlees- en zuivelconsumptie.

Als iedereen in Nederland bijvoorbeeld vegetarisch zou eten, Veganisme – dus naast vlees ook geen kaas, melk en eieren meer nuttigen – verlaagt het grondgebruik zelfs tot 794 vierkante meter per hoofd. Maar van een vegetarisch, laat staan een veganistisch Nederland zijn we nog ver verwijderd. 

Ja, we halen ons vlees uit efficiënte, intensieve veehouderij (goed voor de landvoetafdruk), maar dat betekent in feite: beesten ophokken en hun biologische bouwtekening steeds verder oprekken. Het bankivahoen – de wilde kip – heeft zes maanden nodig om tot haar volle gewicht te komen. De Cobb 500, de moderne standaardkip die je in miljoenen grote pluimveehouderijen aantreft, Deze doorgefokte vleeskuikens leven een afschuwelijk bestaan, gevangen in een lijf dat een eiwit-maximaliserend martelwerktuig is. Het enige positieve aan het leven van de moderne kip is dat het niet erg lang duurt. 

Voordat de moraal het hier gaat winnen van het vreten, zijn er vermoedelijk doorbraken nodig in de productie van smaakvolle en goedkope vlees- en zuivelvervangers. Zoals Duitsland ooit met gigantische subsidies zonnepanelen beter en goedkoper wist te maken, zou Nederland kunnen proberen om hetzelfde te doen voor vlees- en zuivelvervangers.

De kleinschalige biologische boer die in ogenschijnlijke harmonie leeft met de natuur wordt gezien als het summum van milieubewuste landbouw

Want vergis je niet: grondgebruik is, naast klimaatverandering, het grootste ecologische probleem dat er is. Het PBL liet al eens zien dat Soorten gaan verloren, omdat wij, aardbewoners, miljoenen hectares monotoon gras- en akkerland nodig hebben om in onze voedingsbehoeften te voorzien. Dat er straks tien miljard, steeds rijkere mensen rondlopen op de planeet belooft wat dat betreft weinig goeds.

Helaas bestaat er over landbouwsystemen binnen de milieubeweging veel valse romantiek. De kleinschalige biologische boer die in ogenschijnlijke harmonie leeft met de natuur wordt gezien als het summum van milieubewuste landbouw. Tegelijkertijd wordt de hoogtechnologische tuinbouwkas gezien als een soort milieudelict-onder-glas. Maar waarom eigenlijk? Is de ware ecologische ramp nou een Hollandse tuinbouwkas die 475 ton tomaten per hectare oplevert, of een Nigeriaans tomatenveld dat slechts 4 ton per hectare kan produceren?

Het PBL laat zien dat 100 procent biologische landbouw het Nederlandse grondgebruik van ons eten met bijna de helft zou vergroten (van 1.805 m2 naar 2.725 m2 per persoon). Nu zullen er op die biologische landbouwgrond ongetwijfeld meer olijke weidevogels afkomen, maar zelfs de meest extensief beheerde landbouwgrond kent

Binnen de milieubeweging bestaat dan ook vaak een merkwaardige opbrengstblindheid. Maar als grondgebruik werkelijk hét milieuprobleem is, dan is een hogere opbrengst juist hoofdzaak. Je moet namelijk wel hele gekke dingen doen op die ene hectare Hollandse kasgrond wil het de milieuschade evenaren van 112 hectare (!) natuur die in Nigeria nodig is om dezelfde opbrengst aan tomaten te realiseren.

Natuurlijk, je moet je ook weer niet alleen blind staren op opbrengst. Je kunt hoge opbrengsten genereren door mismaakte kippen te fokken en op te hokken. Je kunt (tijdelijk) hoge opbrengsten genereren door de bodem uit te putten, te kwistig om te springen met gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest. Bovendien gebruiken tuinbouwkassen veel aardgas, waarmee

Tegelijkertijd hoeft het niet zo te zijn dat productieve landbouwsystemen ook de meest vervuilende zijn (per eenheid product). Daarvan is de Nederlandse tuinbouw wederom een goed voorbeeld. Zo is het in het buitenland gebruikelijk om tomatenvelden te overgieten met insecticiden, In de afgelopen tien jaar is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de glastuinbouw

De milieu-eisen worden bovendien almaar strenger. Vanaf 2027 mogen er vanuit de glastuinbouw geen meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen meer naar het grond- en oppervlaktewater stromen. Vanaf 2040 moet de hele sector klimaatneutraal zijn: geen aardgas meer, maar aardwarmte. 

En dat is precies hoe het hoort: zo strikt mogelijke milieunormen, zo hoog mogelijke opbrengsten, om zo veel mogelijk grond te besparen. 

Ecologische voetafdruk: trap er niet in

Het is, al met al, opmerkelijk dat de ecologische voetafdruk is uitgegroeid tot een van de meest populaire milieucijfers. Het verkondigt een ogenschijnlijk heldere boodschap (dit kan de planeet leveren en zo veel gaan we daar overheen) die is gestoeld op troebele aannames die door vrijwel niemand begrepen zullen worden.

De platte suggestie die uitgaat van Earth Overshoot Day is dat overconsumptie in welvarende landen de wortel van al het ecologische kwaad is. Maar zo simpel is het niet. Dat de steenrijke Nederlander volgens de landvoetafdrukindicator van het PBL minder grond gebruikt dan de gemiddelde bewoner van het Afrikaanse continent is wat dat betreft veelzeggend.

Het staat buiten kijf dat aspecten van onze welvarende levenswijze ecologisch onhoudbaar zijn, zoals dierlijke vleesconsumptie en broeikasgasuitstoot (en zeker als ze ook nog navolging gaan vinden in de rest van de wereld). Het staat ook buiten kijf dat wij, juist door die welvaart, de mogelijkheden hebben te voorkomen dat de planeet verandert in een agrarische industrievlakte.

Meer lezen?